KMSKA combineert de 19e met de 21e eeuw
Na een sterk uitgelopen verbouwing van elf jaar is het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) sinds september 2022 weer open voor publiek. Tijd om eens langs te gaan en de collectie te herontdekken.
Zoals gebruikelijk bij museale verbouwingen is er behalve restauratie en een update van de voorzieningen ook een uitbreiding van het aantal vierkante meters nodig om de groeiende collectie en de uitbreiding van het publieksbereik de ruimte te geven. Het bijzondere van de uitbreiding, ontworpen door het Rotterdamse bureau KAAN Architecten, is dat deze geheel binnen het bestaande neoclassicistische gebouw is opgelost en van buitenaf onzichtbaar is. De verrassingen vinden dus vooral binnenin plaats.
Er zijn grote nieuwe tentoonstellingszalen gecreëerd in de voormalige open binnenplaatsen van het gebouw waardoor feitelijk twee museale gebouwen in elkaar zijn gestoken. Dat contrast wordt versterkt door het interieur van de nieuwe zalen die van onder tot boven hagelwit zijn. Een hoogglanzende spiegelende witte vloer vraagt de aandacht en geeft een sciencefiction-achtig gevoel aan de aanwezigheid van de bezoekers. Het futuristische idee van de zwevende mens krijgt hier gestalte. Een doorgaande trap over verschillende verdiepingen en verticale doorzichten versterken dat gevoel. Vanuit de grote zaal is er ook een smalle doodlopende paralelle zijgang waar Boy & Eric Stappaerts een permanent werk hebben gemaakt. Een belevingsruimte over het groeperen van kleur.
Ook de collectie is in die tweedeling tussen oudbouw en nieuwebouw meegenomen. De uitbreiding van het museum reflecteert ook een uitbreiding van de canon van de Belgische kunstgeschiedenis. In de cleane witte zaal is onder andere het minimalistische werk van Jef Verheyen te zien en bekende kunstenaars als René Magritte en Rik Wouters ontbreken uiteraard ook niet. Maar de indeling tussen oud en nieuw wordt doorbroken doordat veel zalen een thematische- in plaats van een chronologische ordening kennen. Soms zijn de hedendaagse ingrepen in een klassieke rode zalen minder geslaagd. Zo is de draaiende hand van de heilige Hieronymus (van Christoph Coppens) meer een gimmick dat uit de Efteling afkomstig lijkt. Het is meer een afleiding dan een toevoeging. Maar de kleine sobere schilderijen van Marlene Dumas of Luc Tuymans voegen zich juist weer als vanzelfsprekend tussen de historische kunstwerken van voor 1880.
Een opmerkelijk detail is een scheef hangend schilderijtje van Adriaan van Ostade in een van de klassieke zalen. Op het ‘kroegtafereel’ zien we hoe een van de drinkebroers van z’n kruk is gevallen. Mooi! Wellicht een tip voor andere musea om de vanzelfsprekendheid van klassieke museale tentoonstellingen te ontregelen: hang eens een werkje anders, in het verlangde van het beeld.