De Wilde Plakker: Nog steeds niet in de krant, wel in de galerie
De Amsterdamse grachtengordel was nog niet vertrut. De steegjes waren nog onverlicht grimmig en stonken naar pis; er waren krotten, krakers en junks. Van street art had nog niemand gehoord. Tot ze in de winter van 1976/77 ineens verschijnen, op die krotten en in die steegjes: ongesigneerde affiches met poëtische teksten, te beginnen met ‘WAAROM HEB IK DIT NIET EERDER GEDAAN?’. Dan denkt de jonge (reclame-)journalist die ik toen was nog meteen aan een teaser reclame campagne. Als het dat niet blijkt te zijn ga ik -en met mij een groeiend aantal journalisten- fanatiek op zoek naar de identiteit van de maker die al snel De Wilde Plakker genoemd wordt. Bijna een halve eeuw later weten we nog steeds niet wie hij is. Hij leeft nog wel en laat via de enige persoon die hem kent een aan zijn werk gewijde expositie in Amsterdam openen met de uitgifte van een zesde affiche: DOE MIJ ER NOG MAAR EEN. Het zesde? Nee, er is er nóg een…
Indertijd had ik er echt mijn zinnen op gezet degene te zijn die de identiteit van de Wilde Plakker zou onthullen. Die obsessie heeft filmmaker Frank Herrebout niet.
Gefascineerd is hij wel. Al jaren werkt hij aan een documentaire over de WP. Hij verzamelde zoveel materiaal dat hij en zijn vrouw een week bezig zijn geweest met het inrichten van de tentoonstelling over het fenomeen. Maar de identiteit van de WP hoeft hij niet te onthullen. Liever niet. Geheimen kunnen het beste geheimen blijven, schreef de WP zelf in een getypte (!) brief aan Het Parool waarin hij ontkent de maker te zijn van een in 1982 anoniem geplaatst en nog steeds te zien standbeeld: rennende man met vioolkist die tram wil halen (Marnixstraat, bij de Raampoort).
In 1977 was Herrebout, net als ik, pas in die grote stad Amsterdam komen wonen. Maar de roerige jaren van Provo en Kabouter waren voorbij, de kraakbeweging nog niet echt op stoom. Gebeurt hier nog wel wat? En ja toen kwam de WP en stonden we ineens elke dag op met de vraag of er weer een nieuwe poster verschenen zou zijn. Kom daar maar eens om in de provincie!
Overigens was het her en der in de stad aanplakken van affiches ook in die tijd verboden. Plakkers van politieke en commerciële boodschappen trokken er ‘s nachts op uit met een emmertje stijfsel en eindigden soms op het bureau met emmertje en al. Stijfsel is een goedkoop en voortreffelijk middel om papier op steen te plakken, zoals behangers weten. Meestal kwamen ze er met een vermaning en inbeslagname van hun emmertje vanaf. Het zero-tolerance beleid, BOA’s, veiligheidscamera’s en andere nieuwerwetse handhaaf instrumenten van de op orde en netheid zo gestelde burgerij moesten nog uitgevonden worden.
De tekst van de tweede in het straatbeeld verschenen affiche maakte mij in ieder geval duidelijk dat het hier niet ging om een teaser reclame campagne: EEN GROOT DRESSOIR MET EEN FOTO VAN MIJN ZOON EROP. Wat ik er verder van moest denken wist ik bij god niet. Een collega, Albert Steens, wel. Hij schreef dat het hier gaat om taalisolatie en het vervreemdend effect daarvan, iets wat de Zestigers ook doorhadden en waar de expressionisten mee begonnen, vervolgens de kubisten (Braque, Picasso). de Dadaïsten (Schwitters) en de surrealisten.
Nu bedenk ik me dat het toen al begon, het uitsterven van grote dressoirs en foto’s van kinderen in lijstjes op die dressoirs. Ik zie er mijn moeder bij, een van mijn grootmoeders en de vele ‘tantes’ die ik kende uit de tijd dat de Jordaan nog vol zat met oudere volksvrouwen die we aanspraken met met ‘tante’ gevolgd door hun voornaam. En die vonden dat prima. Voor de kenners: Tante Stientje!
Ja en nu staan die foto’s van zoons op internet, van dressoirs trouwens ook, net als van de gekste teksten. En ‘s ochtends kijken we op onze telefoons en er is altijd een nieuwe tekst, elke dag weer. In de winter 76/77 was dat laatste wel anders. De WP vergaste ons op welgeteld vijf teksten.
Heel mooi dat affiche nummer vijf verscheen op een van de laatste nachten van die winter: MAANDAG 21 MAART VANAF 2 UUR GELEGENHEID TOT FELICITEREN. Zou de WP zich dan toch bekend maken aan den volke? Maar waar dan? Of was het de bedoeling dat we de winnaar van de verkiezingen die dag zouden gaan feliciteren (Den Uyl!). In het Stedelijk Museum stelde zich iemand met een hoge hoed op, kwam in de krant maar werd ontmaskerd als een poseur. Goed om te weten, de WP had intussen de nodige navolgers gekregen, waarvan de meest bekende (en wat mij betreft een van de slechtste) ‘Loesje’ is. Tot in Londen toe doken ineens posters op in ongeveer dezelfde letter met teksten als ‘DIRTY ROADS/BROKEN HEARTS/MOTHER SAID’ en ‘WOODEN DOLLS IN A SINGULAR FRAME OF MIND/MOTHER SAID’.
Enkele van de betere navolgers in Amsterdam was ‘MOOI VAN LELIJKHEID VIJF TRAPPEN OP’ en ‘IK BEN ER HEILIG VAN OVERTUIGD’. Grappig is: ‘DE WILDE PLAKKER IS EEN RAKKER’.
De Wilde Plakker himself maakte nog twee affiches. Eentje verscheen uitsluitend pagina-groot in Het Parool: PIEPSCHUIM VAN NIKS ZAL JE BEDOELEN en eentje verdween onder in een la. Aan een columnist schreef de WP dat die laatste poster iets te maken had met een groot verdriet, te pijnlijk om overal in de stad tegen te komen.
En dan is er dus die poster die dinsdag 21 maart om 2 uur uitgedeeld werd bij de opening van Herrebout’s expositie: DOE MIJ ER NOG MAAR EEN. Herrebout gaat er de komende twee weken over zitten nadenken in Galerie Weerdruk “en dan snap ik precies wat er aan de hand is met deze posters”. Daarna zal hij doorgaan tot hij de op één na onderste steen boven krijgt. Niet die onderste, die van die identiteit want “ik wil helemaal niet weten wie het is.”
De expositie ‘De Wilde Plakker‘ is nog tot en met 2 april 2023 te zien, dagelijks van 13.00-17.00 uur in Galerie Weerdruk, Entrepotdok 42A in Amsterdam.