Undercover: Synecdochecity
Van tevoren wist ik niet goed wat ik kon verwachten, zonder enige voorkennis ben ik naar de tentoonstelling in Pulchri toe gegaan – een ‘onbevlekte’ blik werkt voor mij vaak het beste. En mijn onbevlekte blik was meteen onder de indruk.
Het eerste wat in het oog springt zijn flat-achtige objecten (Ejderkan A. Tastekin – Black White, two Gray to Red, 2013) en de algehele structuur van de ruimte. Vanuit iedere hoek van de zaal zie je iets anders, het is geen statische installatie waar je enkel omheen kunt lopen, het beweegt als het ware ook om jou heen.
Naar mijn idee kunnen de objecten in de ruimte worden ingedeeld in twee categoriën: zij die een herindeling maken van de bestaande ruimte en zij die nieuwe perspectieven bieden door ruimte te suggereren binnen de objecten zelf, bijvoorbeeld de ‘flats’ van Ejderkan die je automatisch een binnenruimte toedicht of de ‘cilinders’ van Wattjes waarin daadwerkelijk een nieuwe ruimte ontstaat in de vorm van een holte. De objecten die de ruimte opnieuw rangschikken zijn de ‘room dividers’ die functioneren als muurtjes, mooie constructies die zowel als autonoom object zouden kunnen worden gezien en als ‘display’ voor de tweedimensionale werken, misschien zelfs als een verlengstuk (maar absoluut niet op de manier waarop de lijst een verlengstuk is van het schilderij, maar eerder als de manier waarop de hand het verlengstuk is van de arm).
De hele installatie is formeel, met enkele karaktertrekken erin verweven die een persoonlijke aard verraden. Bijvoorbeeld het handwerk dat in de ‘room dividers’ zit. Ze zijn niet perfect in de zin van een gelikt en fabrieks-gefabriceerd object, maar ze bezitten een ambachtelijke kwaliteit waaruit oog voor detail spreekt. Naar mijn idee is dit een hele goede zet, omdat het breekt met de sterk formalistische esthetiek van de tentoonstelling en hierdoor ontstaat een interessante tweesprong.
Daarnaast zijn er Ejderkan’s tekeningen: materialistisch, grafisch, clean, formeel. De tekeningen die de buitenste muren van de zalen innemen, zijn allemaal ramen. Er is een uitzicht te zien door een raster heen, sommigen zijn ‘betralied’, als een binnenstebuiten gekeerd uitzicht. De tralies lijken de toeschouwer niet binnen te houden, maar sluiten de buitenwereld buiten. Door deze binnenstebuitenstructuur ontstaat er een stad binnen de stad, een ruimte in een andere ruimte: de objecten verwijzen naar zichzelf als stadstructuur en naar iets buiten zichzelf, een mogelijk evenbeeld van zichzelf als gespiegeld aan de andere kant van ‘het universum’. Ik bedoel dat op de manier zoals Foucault het bedoeld heeft: ‘Dankzij de rivaliteitsverhouding kunnen de dingen aan de uiterste grenzen van het universum elkaar nabootsen zonder aaneengeschakeld te zijn of zich in elkaars nabijheid te bevinden.(…) Maar van alle weerspiegelingen die de ruimte doorkruisen, welke zijn de oorspronkelijke? Wat is de werkelijkheid en wat een geprojecteerd beeld?’ (Foucault – de woorden en de dingen, p.42)
Het is alsof je gelijktijdig als toeschouwer van buitenaf de stad bekijkt en binnenin de stad zelf bekeken wordt. Het droste effect, maar dan op de onmogelijke Magritte-manier. Dit effect wordt ook versterkt doordat de lichtbakken in de ‘flats’, de ramen, bijna identiek zijn aan die van de lichtkoepel in de zaal, waardoor het heel harmonieus overkomt, alsof het geen tentoonstelling is, maar onderdeel van de architectuur van het gebouw.
De tentoonstelling is een perfecte symbiose van verschillende elementen. Het enige wat deze symbiose naar mijn idee uit evenwicht brengt zijn de kleine postkaartachtige schilderijtjes met stadsgezichten. Het is een onruststoker in de totaalervaring.
De titel van de expositie is Synecdoche City. Een synecdoche is een stijlfiguur waarbij een verband wordt gelegd tussen een klein deel en een groter geheel, zowel in de betekenis van een klein deel dat een groter geheel aanduidt als een groter geheel dat in werkelijkheid een klein deel aanduidt. Het persbericht vermeldt: ‘De labyrintische installatie bootst niet zozeer een stad na als wel de idee van een stad en diens karaktertrekken.’
De stad is al lange tijd een belangrijke inspiratiebron voor menig kunstenaar: de levendigheid, de veelzijdigheid, de anonimiteit van opgaan in de massa, de architectuur, de cultuur, etc. Edgar Degas was een van de eersten die zich in zijn kunstenaarsschap bezighield met de stad als onderwerp, en met name de zelfkant van de maatschappij. Dit in tegenstelling tot de toentertijd geldende norm van het landschap als belangrijkste figuratieve voorstelling. Sindsdien hebben kunstenaars zich veelvuldig met dit thema beziggehouden en ik was echt onder de indruk van deze tentoonstelling, zijnde een prachtige extensie en verdieping van dit thema. Het was een perfect samenhangend geheel, een totaalervaring, een abstracte realiteit, een zeer geslaagde samenwerking.
De tentoonstelling is nog te zien tot en met 10 maart 2013.