Where Art We Going?
Donderdagavond 15 november jl. kregen 3e jaars KABK studenten kunstruimte Nest tot hun beschikking.
Voor Where Art We Going is bij hen de vraag neergelegd hoe ze tegen hun toekomst aankijken na de academietijd en in het bijzonder naar de te verwachte relatie tussen kunst, kunstenaar en maatschappij.
Er hing een enorme energie in de lucht bij Nest, deze avond. Ik voelde optimisme en een tomeloos vertrouwen in de kunst. Het was druk, veel jonge en hip geklede mensen kwamen kijken. Bontjassen zijn blijkbaar weer geaccepteerd onder studenten, een taboe dat van mij niet doorbroken had hoeven worden maar dat terzijde.
De kwaliteit was wisselend, zoals verwacht. Niet alle kunstwerken waren al even rijp of konden een iets langere en kritische blik doorstaan.
Zoals het werk van Leslie Nagel.
Een speels werk. De bezoeker wordt uitgenodigd via de trap het podium op te stappen. Zodra hij/zij dit doet zakt het plateau iets en ploppen er vaandels omhoog.
Het is grappig en speels maar verder doet het niets. Het is wat het is, lollig. In de begeleidende tekst staat dat de strenge formalistische vorm aan een politiek podium lijkt te refereren, maar dat valt voor mij in de categorie gezwollen taal. Helaas heeft de kunstwereld daar soms een handje van: via tekstbordjes het werk mooier maken dan het is. Lijkt me dat de studenten dat nu juist niet moeten leren.
Het is geen werk dat onthouden wordt en toch denk ik dat de student/kunstenaar Leslie Nagel met dit werk op een spoor zit dat wel tot kunstwerken kan leiden die beklijven, die net intelligenter zijn dan dit werk. De originaliteit is voelbaar en de eigenheid ook.
Spannender was het werk van Samara Mitri Saade.
Achter een gordijn is een gemetselde menshoge zuil te zien. Vanuit een klein gat kijkt een vrouw je direct aan. Geen verlegen blik, geen neergeslagen ogen. Ze kijkt en je kijkt terug en hoopt iets in haar ogen te zien. Iets brutaals, iets uitdagends. Haar blik is neutraal. De hele avond staat ze daar, urenlang. Een zelfverkozen opsluiting, wat enorm tot de verbeelding spreekt. Ze koos voor een hele bescheiden plek, in een zijruimte. Al het rumoer speelt zich verderop af in de centrale ruimte. Dat kan geen toeval zijn.
Meest aansprekende werk vond ik het werk van Lucille Bos.
Bij dit werk klopt de begeleidende tekst veel beter: Lucille Bos geeft zich over. Het publiek mag aan haar trekken.
En dat deed het publiek dan ook. Meerdere keren die avond speurde ik de ruimte af waar Lucille Bos nu weer was neergelegd. Soms lag ze gedrapeerd om een paal, soms legden bezoekers haar armen en benen in oncomfortabele houdingen. Een andere bezoeker kon dat dan niet aanzien en verschoof alleen een arm of been. Bezoekers wilden haar aan het lachen maken, maakten grappen met elkaar terwijl ze aan haar sjorden en sleurden. Lucille gaf geen krimp.
En met name dat maakte het zo sterk. Ze was volkomen stoïcijns. Ze liet het gebeuren.
Het is fascinerend om te zien dat sommige bezoekers geen enkele schroom hebben om aan iemand te trekken en andere mensen heel veel schroom, maar het toch willen doen. Al is het maar een centimeter.
Een jonge man zei tegen iemand achter me “joh, ik heb nu eerst een meeting, en als ik daarmee klaar ben dan kom ik d’r ophalen” en hij wees op Lucille Bos. Haar vriendje.
Dat was heel raar, een woord als ‘meeting’ en het besef van een vriendje die kijkt hoe zijn vriendin heen en weer gesleept wordt. Surreëel.
Wat een goed werk!
Foto’s: Rachel Bacon