Invest Week Interview #16 Laura Herman
Laura Herman heeft onlangs haar tweede master afgerond in New York, aan het Centre for Curatorial Studies (CCS) bij Bard College. Ze is net terug in België. Wij spraken over haar afstudeeronderwerp, infrastructures, en de relatie tussen curator en kunstenaar.
Jij hebt eerder al een andere master behaald, wat is jouw achtergrond?
Mijn eerste master was in de moderne vergelijkende literaturen, iets heel anders. Ik heb daarna nog twee jaar vrije kunsten gestudeerd, maar al gauw merkte ik dat ik niet graag dingen maakte, maar wel veel schreef. Nadien ben ik voor verschillende kunsttijdschriften beginnen schrijven en op die manier eigenlijk de kunstwereld ingerold. Vervolgens heb ik bij Z33 gewerkt, een kunstruimte in Hasselt (België), een aantal curatoriële projecten geleid en een kunstruimte mede-opgericht in Gent: These Things Take Time.
Zou je iets willen vertellen over hoe jouw praktijk eruit ziet?
Voor mijn onderzoek aan CCS was ik geïnteresseerd in de relatie tussen technologie, informatie en infrastructuur, en hoe deze ons subtiel besturen. Ik richtte me voornamelijk op hoe deze systemen in de hedendaagse kunst benaderd worden en merkte dat kunstenaars tegenwoordig door de toenemende complexiteit van infrastructuur, de zogenaamde “infrastructural turn”, zich steeds vaker beroepen op data visualisatie, mappings en documentaire fotografie. Dit natuurlijk om via representaties de illusie te creëren dat kunst ons een inzicht kan geven in hoe de dingen werken. Vaak zijn deze “totale” beelden echter onvolledige of overduidelijke simplificaties – ze geven ons vaak een vals gevoel van controle, en creëren een valse werkelijkheid.
Ik vroeg me ook af hoe kunst de effecten van infrastructuren kan laten zien. Er is een discrepantie tussen de technische capaciteiten van infrastructuren en wat ze op een “poëtisch” en “affectief” niveau teweegbrengen. Infrastructuren doen niet altijd wat ze verondersteld worden te doen.
Wat bedoel je precies met infrastructuren, zijn dit communicatieve, sociale of fysieke infrastructuren?
Voor mijn specifieke onderzoek was ik specifiek geïnteresseerd in de “poetics” van materiële infrastructuren. Je kan de standaardisering van fiber optic kabels, datacentra of sattalietsystemen technisch analyseren of documenteren, maar er hangen ook bepaalde narratieven aan vast die door de politiek en de media gemaakt worden. Zelf ben ik niet zozeer geïnteresseerd in de technische operaties van infrastructuren, maar wel in de manier waarop het discours rond infrastructuur ons een gevoel van globale verbondenheid en veiligheid geeft terwijl het bepaalde groepen uitsluit en anderen privilegieert. In ontwikkelingslanden worden dorpen met de grond gelijkgemaakt om moderne infrastructuren te bouwen. Mensen hebben dan geen dak meer boven hun hoofd, maar dan nog wordt hun aangepraat dat zij (of hun natie) “modern” aan het worden zijn. Infrastructuur dicteert een soort mentaliteit of toekomstperspectief.
Ik denk dat de kunstenaars waarmee ik samenwerk ook in dit soort zaken geïnteresseerd zijn. Niet in het eenduidig in kaart brengen van hoe de dingen in elkaar zitten, maar eerder in hoe bepaalde infrastructuren bepalen hoe we met elkaar omgaan, onze levens inrichten en hoe we naar de toekomst kijken.
Je kiest bepaalde kunstenaars om mee samen te werken voor dit onderzoek, wat voor eigenschappen vind je belangrijk bij een werk wat je cureert? Gaat het nog om het werk, of meer om de samenwerking met de kunstenaar?
Ik ben niet zo geïnteresseerd in het “shoppen” van kunstwerken bij galeries om een checklist samen te stellen die een bepaald thema goed zou kunnen illustreren. Ik geloof ook niet in de stem van de individuele auteur, maar eerder in samenwerking en dialoog. Voor mij is de relatie tussen kunstenaar en curator geen hiërarchie, maar een relatie tussen gelijken. Het spreekt vanzelf dat ik kan leren van kunstenaars en omgekeerd. Met Femke Herregraven bijvoorbeeld heb ik een aantal maanden een dialoog gehad rond haar onderzoek naar de ecologische implicaties van financiële infrastructuren – zelf wist ik hier vrij weinig van, maar wel kon ik aangeven wat mijn nieuwsgierigheid werkte of wat me belangrijk leek. Uiteindelijk zijn hier twee nieuwe werken uit ontstaan die Femke aan CCS Bard heeft getoond en binnenkort ook op de Oslo Triënnale gaat laten zien.
Wat voor kunstenaars vind jij interessant?
Kunstenaars die als onderzoekers te werk gaan. Ik vind het belangrijk dat een kunstenaar diep graaft en niet blijft hangen in een soort van platte metaforiek, iets wat ik geregeld in tentoonstellingen zie. Ik vind het boeiend als kunstenaars een stapje verder gaan en achtergehouden kennis terug in het publieke domein brengen. Maar zoals ik eerder aangaf vind ik het ook mooi wanneer een kunstenaar erin slaagt om de technocratie waarin we leven te counteren met poëtische of speculatieve scenario’s zonder daarbij te vervallen in nostalgie.
Zou je misschien een voorbeeld kunnen geven van een werk wat aan deze voorwaarden voldoet?
Nina Canell bijvoorbeeld, een Zweedse kunstenaar die gebaseerd is in Berlijn. Zij is geïnteresseerd in de kabel, de geleiding van energie en het verlies ervan. Mid-Sentence, bijvoorbeeld, is een reeks sculpturen gemaakt uit kabelstompjes. De kabel wordt altijd gezien als iets dat draait om performativiteit, communicatie en snelle transacties. Elke milliseconde doet ertoe. Het falen van infrastructuren en de materialiteit ervan, daar hoor je niet zoveel over. Ik vind het mooi hoe Nina Canell dat juist wel laat zien. Tegelijkertijd laat ze zien hoe relaties geen infrastructuren nodig hebben om toch te kunnen bestaan. Ze is heel erg geïnspireerd door het werk van de filosoof Michel Serres die stelt dat communicatiesystemen “werken omdat ze niet werken” – als het signaal overgaat, verdwijnt de relatie. Gaat het niet over, dan pas wordt de relatie zichtbaar.
Foto’s:
Third Nature, Master’s thesis exhibition curated by Laura Herman. Hessel Museum of Art, Center for Curatorial Studies, Bard College, Annandale-on-Hudson, NY. Photo: Chris Kendall 2016.
In aanloop naar de aanstaande Invest Week in juni presenteert Jegens & Tevens in samenwerking met Stroom Den Haag een reeks persoonlijke portretten. Jonge kunstenaars die een Pro Invest subsidie hebben ontvangen en een selecte groep (inter)nationale curatoren worden door Jegens & Tevens geïnterviewd. Het doel van de jaarlijkse Invest Week is dat de kunstenaars feedback en reflectie op het eigen werk ontvangen van een groep ervaren curatoren, critici en kunstenaars uit binnen- en buitenland. Tot aan 27 juni 2016, als de Invest Week start, komen alle deelnemende kunstenaars en curatoren hier uitgebreid aan bod. Meer informatie over de Invest Week is binnenkort te vinden via www.stroom.nl.