The Theory of Freedom
Terwijl ik de tentoonstellingsruimte in de Kunsthal betreed, hoor ik een harde elektronische beat die direct een bepaald gevoel van spanning opwekt.
Op een tv-scherm is het gezicht van een beveiligingsbeambte te zien die door de positie van het scherm vrij letterlijk toezicht houdt op de ruimte die zich achter hem bevindt. Om de hoek zijn drie grote schermen geplaatst die vanaf een groot aantal zitzakken die ervoor liggen bekeken kunnen worden. De beelden op de schermen hebben direct een sterke aantrekkingskracht, ze volgen elkaar in hoog tempo op en bestaan uit zulke krachtige, bijna hyper-reële kleuren dat het lastig is om er niet direct in meegezogen te worden. Het werk betreft een onderdeel van het door West gepresenteerde The Theory of Freedom van de Duits-Noorse kunstenaar Bjørn Melhus.
De film wordt in een loop gepresenteerd en toont de kunstenaar Melhus in steeds verschillende verschijningsvormen: twee mannen in een wielrennerspak, een beveiliger met een Turkse naam op zijn pet, een strenge meesteres in een zwarte jurk met een zweepje in de hand en ten slotte als een soort lijk dat toch nog blijkt te leven, alhoewel zijn hoofd vol zit met etterende wonden en zweren.
De personen spreken teksten uit die zij lijken te playbacken, de stemmen passen vaak niet bij hen en klinken veelal als oneliners over de maatschappij en religie met een andere oorsprong waardoor er niet echt sprake is van een duidelijke dialoog. Wat alle getoonde figuren met elkaar te maken hebben wordt niet direct duidelijk, wel zijn hun ‘rollen’ steeds op een bepaalde manier te verbinden aan de huidige samenleving en de manier waarop onze wereld vorm heeft gekregen.
Zo zijn de twee mannen in wielrenpak (de een met “freedom” op zijn rug, de ander met “independence”) steeds joggend te zien in uitgestorven straten in een grote stad. Ook voeren ze sportoefeningen uit op apparaten die zich in aangelegde parkjes bevinden met op de achtergrond enorme gebouwen (van wolkenkrabber tot moskee) die bij elkaar een nogal vervreemdende wereld opleveren, waarvan alle elementen afzonderlijk wel herkenbaar zijn voor het hedendaagse leven in de stad. De manier waarop zij zich gedragen roept de vraag op of zij daadwerkelijk zo vrij en onafhankelijk zijn als hun rugteksten de kijker willen doen geloven. Het feit dat er in grote steden tegenwoordig fitnessapparaten in het publieke domein te vinden zijn, heeft bijna een opgelegd karakter. Hiermee wordt uitgedragen dat sporten en bewegen belangrijke waarden zijn en in zekere zin wordt het westerse schoonheidsideaal bevestigd, dat al geruime tijd is gekoppeld aan het hebben van een slank en sportief uiterlijk. Is het een persoonlijke en vrije keuze om hieraan te willen voldoen? Of meet ieder individu zich aan deze juist collectieve maatstaven en wordt hij hierdoor in bepaalde mate beheerst? Sportscholen zijn typische producten van de welvaart- en consumptiemaatschappij en komen in de film ook voorbij met titels als ‘My World’ en ‘My Club’, plekken dus waar iedereen aan zichzelf ‘werkt’ om te kunnen voldoen aan een algemeen geldend toonbeeld.
De beveiliger bevindt zich voor enorme flats die zijn omringd door een hek, hij moet ervoor zorgen dat de zogenaamde gated community in veiligheid blijft. Achter de hekken ligt een leefwereld binnen de grotere wereld van de stad, de mensen die hier wonen, onttrekken zich in zekere zin aan wat zich om hen heen afspeelt, zij sluiten zich af voor de gevaren van buitenaf. Om op een dergelijke plek te kunnen wonen is geld nodig en het toont dan ook meteen dat de rijkere mensen op aarde zich kunnen afzonderen van de rest. De beveiliger behoort niet tot deze groep, zijn letterlijke positie is buiten de muren van dit gebied en dit geeft tegelijk zijn maatschappelijke situatie weer.
Wanneer voor het eerst de meesteres – die een personificatie van de romanschrijver en filosoof Ayn Rand voorstelt – in beeld verschijnt op een plek die erg lijkt op een kerk, staat de beveiliger achter een muurtje verscholen, als een allesziend oog slaat hij haar gade maar doet verder niks.
Vervolgens zien we haar tegenover de op brancards liggende, in eerste instantie levenloze, lichamen die zojuist uit de koelcel zijn getrokken. Ze zijn overigens niet naakt maar gehuld in lichtgroene gewaden, een kleur die in Amerikaanse films meestal door artsen en operatiekamermedewerkers wordt gedragen. Opvallend is dat de kleding ook het hele gezicht, behalve de ogen bedekt zoals dat ook het geval is bij het dragen van een niqaab. De personen worden hiermee onherkenbaar en anoniem, maar ook gelijk aan elkaar, er zijn geen onderlinge verschillen te zien.
Ineens beginnen zij met hun vingers te knippen op de beat van de muziek en komen langzaamaan tot leven, alhoewel zij totaal gedomineerd worden door de meesteres. Met een zweep in haar handen en een diamantenspeld in de vorm van een dollarteken op haar zwarte jurk spreekt zij meerdere malen de zin: ‘Teach them the theory of freedom!’ uit. De lichamen beginnen op een slaafse manier in een rijtje vooruit te schuifelen en maken uiteindelijk een houterig dansje op de maat van de muziek. De hele setting heeft een nogal komisch effect. Tussendoor worden onder andere beelden van de wolkenkrabbers getoond, wat soepele grafische overgangen tussen de vierkante koelcellen en de eveneens vierkante raampjes in de flats oplevert.
Hiermee ontstaat direct een verband tussen het leven in de zogenaamd beschermde en veilige wereld van de gated community en het levenloze of slaafse bestaan van de figuren die hier worden onderworpen aan de paradoxale ‘theorie van de vrijheid’. Melhus gebruikt constant elementen uit de populaire beeldcultuur die zorgen voor herkenbaarheid, humor en toegankelijkheid. De thema’s die hij aan de orde stelt zijn in feite alles behalve lichtvoetig en tonen een bizarre wereld waarin kenmerkende elementen van onze huidige tijdsgeest als het ware zijn uitvergroot.
De tentoonstelling is nog tot en met 1 maart 2015 te zien in de Kunsthal. In West is het tweede deel van The Theory of Freedom te zien tot en met 7 maart 2015.