#Slowread / Verkleden op meta-niveau
Vorige week had ik mij voor een Halloween-feest verkleed als dragqueen, of travestiet (een lang gekoesterde wens). Ik ben een vrouw, vandaar dat ik als travestiet verkleed kon gaan, anders was ik immers een travestiet geweest. Als een vrouw zich als man verkleedt die zich als vrouw verkleedt ontstaat er een soort meta-travestie. Ook bij kunstwerken kan deze structuur zich voordoen. Meestal staat travestie dan niet centraal staat als onderwerp, maar wordt het terloops toegepast. Gender is in dit geval een kostuum dat aan- en uitgetrokken kan worden om iets te zeggen over identiteit in het algemeen.
Een vroeg voorbeeld is Orlando: A Biography van Virginia Woolf, gepubliceerd in 1928. Orlando is een fictieve biografie, gemodelleerd naar het leven van Vita Sackville-West, de gehuwde aristocratische vriendin en minnares van Woolf (die ook getrouwd was). Vita Sackville’s zoon Nigel Nicolson noemt Orlando “de langste en charmantste liefdesbrief in de literatuur”. Het bijzondere aan dit boek (naast de humor en tomeloze energie die van de pagina’s spat) is dat Woolf tijdens het schrijven merkbaar de vorm van “een biografie” onderzocht. De lezer wordt hierin betrokken, soms worden de gedachtes van de hoofdpersoon bijvoorbeeld niet interessant genoeg bevonden om te delen met de lezer, of schijnen er cruciale bronnen te ontbreken.
Ook geslacht of gender is in Orlando slecht één van de elementen waar een biografie uit is opgebouwd en is, net als tijd (nog zo’n element), een soort speelgoed voor de schrijfster. Het boek beslaat namelijk ongeveer 300 jaar, en rond zijn dertigste verandert Orlando in een vrouw. Opeens. De passage waarin dit gebeurt heb ik geprobeerd zo goed mogelijk te vertalen, maar hij is in het Engels nog veel mooier:
“Hij strekte zich uit. Hij stond op. Hij stond rechtop in totale naaktheid voor ons, en terwijl de trompetten Waarheid! Waarheid! Waarheid schalmen hebben wij geen andere keuze dan te bekennen – hij was een vrouw.
(…)
Terwijl hij daar stond verlengden de trompetten hun toon, alsof ze terughoudend waren om de lieflijke verschijning die hun galm had opgeroepen te verlaten; en Kuisheid, Eerbaarheid en Bescheidenheid, aangemoedigd, ongetwijfeld, door Nieuwsgierigheid, gluurden door de deur en gooiden een kledingstuk zoals een handdoek naar de naakte vorm die, helaas, een paar centimeter tekortschoot. Orlando bekeek zichzelf van top tot teen in een grote spiegel, zonder enig teken van verontrusting te tonen, en ging, vermoedelijk, naar de badkamer om zichzelf op te frissen.”
Vervolgens gaat het verhaal verder met zo’n typisch fictie/biografische zin: “We kunnen gebruik maken van deze pauze in het verhaal om bepaalde uitspraken te doen.”
Wanneer Orlando op een boot heel eventjes haar enkel laat zien en er hierdoor bijna een matroos overboord valt ziet zij in wat voor voordelen het vrouw-zijn kan bieden. Toch kleed ze zich als vrouw ook weer regelmatig als man en blijft Woolf met Orlando steeds de relatie van het man- of vrouwzijn tot de tijd, de omgeving en de vorm van een biografie onderzoeken.
Ryan Trecartin is de eerste kunstenaar waar ik op het moment aan denk bij “verwarrende travestie in de beeldende kunst”. Deze travestie doet zich een stukje minder subtiel voor dan die bij Virginia Woolf, maar ook in de films van Ryan Trecartin zijn gender-verschijningsvormen alleen maar dat: verschijningsvormen. In zijn duizelingwekkend snelle video’s zijn seksuele verschillen slechts één onderdeel van een groot multi-taskend taalsysteem, dat gelijktijdig meerdere perspectieven biedt op de levens van zijn personages.
Op de website van The White Review las ik een artikel over het werk van Ryan Trecartin, waarin stond dat de karakters in zijn films ernaar streven om afbeeldingen te worden, of dit nu gebeurt met camera’s of telefoons. Geslacht, gender of travestie is hier geen onderdeel van je identiteit maar weer een ander masker of andere manier om aandacht te krijgen, een soort instrument. Meta-travestie dus.
Als je het hebt over personages als afbeeldingen ontstaat er gelijk een verband met de foto’s van Cindy Sherman. Er zijn sowieso meerdere overeenkomsten tussen het werk van Trecartin en Sherman, allebei neigen ze er bijvoorbeeld naar om bepaalde types te parodiëren.
Bij Trecartin gebeurt dat uiteindelijk niet. Zijn personages zijn geen parodie op echte types omdat zijn personages veel verder gaan dan echte types zwaar overstijgt, waardoor ze er niet eens meer aan refereren. Misschien herken je nog een bepaald soort reality-serie deelnemer, maar deze is dan zo over de kop gegaan dat hij of zij bijna buitenaards geworden is (of misschien is het een “mens uit de toekomst”, maar laten we het niet hopen). Ik moet soms grinniken om zijn films, dat komt dan doordat hij van dezelfde strategieën gebruik maakt als een tv-producer die iets grappigs maakt. Maar alleen de vorm lijkt er nog op, de grap ontbreekt. Het klinkt als een “punch line” maar er wordt niets gezegd. Dit is hetzelfde bij zijn personages, ze hebben geen identiteit.
Sherman haar foto’s ontstijgen de parodie omdat het helemaal geen types zijn, of personages. Haar portretten zijn alleen maar dat, portretten. Zonder origineel, zonder een film of boek of mensenleven. Een foto van Sherman is als een personage dat even in het midden van een verhaal (of film, in haar Film Still-series) op de foto is gegaan. Er is alleen helemaal geen personage en er is geen verhaal. Toch willen mijn hersenen op een of andere manier heel graag een verhaal bedenken als ze haar foto’s bekijken. Ook Sherman haar “personages” (al kan je dus niet zo noemen) hebben dus een holle kern. Zij verkleedt zich als vrouw, terwijl ze een vrouw is. Uiteindelijk blijft er alleen nog maar een masker over, een vorm.
Cindy Sherman haar Film Stills doen mij denken aan de No-Movies van ASCO, een paar jaar eerder dan Sherman. ASCO was een collectief uit Los Angeles van 1972 tot 1987, bestaande uit Harry Gamboa, Jr., Gronk, Willie Herrón and Patssi Valdez, allemaal Chicano’s. Chicano is nog het beste te vertalen als een Mexicaan die in Amerika is opgegroeid, maar is nadrukkelijk een zelf-gekozen identiteit. De leden van ASCO waren ontevreden met de manier waarop ze als niet-blanken werden weggezet. Ze deden guerilla-performances op straat met verwijzingen naar folkloristische Mexicaanse cultuur (zoals muurschilderingen) met een flinke saus B-film en glam-rock.
ASCO heeft de No-Movies bedacht, als reactie op de in L.A. alom aanwezige filmcultuur, en de afwezigheid van latino’s in deze cultuur. Ze deden guerilla-performances op straat en maakten filmstills waarop ze eruit zagen alsof ze in de best verdienende sterren in de business zijn, spelend in de spannendste films. Deze stills gebruikten ze vervolgens als flyers om de film te promoten die niet bestond.
Hoewel ASCO met al haar glamrock niet van androgynie gespeend is, vindt de travestie bij hen vooral intercultureel plaats. Zoals Johannes Goransson schreef op Badatsports.com: “In de Amerikaanse cultuur, of dit nu “hoge” of “lage” cultuur is, is de buitenlander vaak een kitsch figuur: hij of zij is een nep-variant van het origineel (de Amerikaan), omdat de innerlijkheid van het Amerikaanse Onderwerp ontbreekt.” Met nep-muurschilderingen spelen ze “de Mexicaan” en met de No -Movies “de filmster”. Interculturele meta-travestie, wie wil er een scriptie over schrijven?