“Daar komen de Putters!”
Over het schilderij Het Puttertje van Carel Fabritius bestaat veel onduidelijkheid: hoe moet het werk geplaatst worden binnen het oeuvre van de te vroeg gestorven kunstenaar? Kan het als een zelfstandig werk beschouwd worden? Of had het een specifieke functie? Ook over de kunstenaar Fabritius is weinig bekend. Zeker is in elk geval dat hij 360 jaar geleden omkwam bij de grote ontploffing van het zwavelmagazijn in Delft, waarbij hoogstwaarschijnlijk veel werk van hem verloren is gegaan. Juist omdat er vragen onbeantwoord blijven over de context waarin Het Puttertje tot stand is gekomen en er weinig ander werk van de kunstenaar bewaard is gebleven, krijgt dit schilderij een mysterieuze en bijna mythische waarde.
Uiteindelijk kunnen wij niet anders dan het werk bekijken en interpreteren met de ogen van iemand uit de 21e eeuw en dat is precies wat vierenveertig kunstenaars hebben gedaan voor het project De Hommage. Op verzoek van Rens Krikhaar en Leonard van de Ven hebben de kunstenaars een hommage gebracht aan het beroemde kunstwerk, waarbij het ze vrij stond hoe dit in te vullen. De verschillende werken vormen als het ware nieuwe invalshoeken om naar het originele werk te kijken en bieden tegelijk nieuwe vragen en betekenissen die in verband te brengen zijn met bijvoorbeeld onze eigen huidige tijd. In de oorspronkelijke kamers van kasteel de Keukenhof in Lisse vindt momenteel de prachtige tentoonstelling plaats.
Zo is het puttertje in het werk van Jakob de Jonge (Goldfinch watching) op een beveiligingscamera geplaatst: een typisch product van de postmoderne samenleving. Tegenwoordig houdt iedereen elkaar over en weer goed in de gaten, of het nou de overheid, de lokale supermarkt of een smartphone betreft, het is niet meer makkelijk om ‘ongezien’ te blijven door het oog van de camera. Het vogeltje in het werk van De Jonge is de camera juist te slim af, door er triomfantelijk bovenop te gaan zitten houdt het zelf de regie in de hand of wordt een soort mede toezichthouder van degenen die zich onder de camera bevinden. In het originele werk heeft het puttertje beperkte bewegingsvrijheid, doordat het met een kettinkje aan de metalen stang is vastgemaakt, aan de andere kant lijkt hij alles scherp in de gaten te houden en kijkt de toeschouwer recht in het gezicht aan. Misschien heeft hij dan toch meer controle over zijn situatie dan het in eerste instantie lijkt.
In het werk van Thijs Jansen, Carels Parkietje heeft het puttertje plaatsgemaakt voor een plastic parkietje dat bij de Action gekocht kan worden en beweegt en kwettert wanneer hij beweging waarneemt. Het vogeltje kan in de huiskamer een ‘echt’ huisdier vervangen en is dan verworden tot een mechaniekje dat geen verzorging behoeft en precies doet wat de eigenaar ervan verlangt. Al lijkt het parkietje nog zo levensecht, met de natuur heeft het toch nog weinig te maken. Hierbij vergeleken heeft de putter van Fabritius het in zekere zin beter voor elkaar: hij heeft een levende ziel en een bepaalde mate van keuzevrijheid. Wel is hij net als het plastic parkietje overgeleverd aan de mens die hem heeft vastgebonden en zo graag naar zijn gekwetter luistert.
In de Putter-express van Hélène Penninga heeft het puttertje ook een mechanische staat van zijn gekregen, hier is geen sprake meer van een levend dier, het vogeltje is gereduceerd tot grafische, statische vormen die een prachtig esthetisch beeld opleveren. De onbeweeglijkheid die de putter in dit werk heeft gekregen refereert voor mijn gevoel vooral aan de gevangenschap van het puttertje van Fabritius.
De Distelvink van Jan Peter Muilwijk laat juist een springlevend en vrij vogeltje zien dat met gespreide vleugels omhoog vliegt met op de achtergrond de voeten met de stigmata van de levenloze zojuist gekruisigde Christus. De levendigheid van de putter wordt versterkt doordat hij zich zo dicht bij de gestorvene bevindt, tegelijk kan het vogeltje symbool staan voor de ziel van Christus die het lichaam verlaat en wordt daardoor als het ware drager van misschien wel het belangrijkste spirituele menselijke bezit. Het puttertje uit 1654 heeft in tegenstelling tot zijn ‘schepper’ de ramp in Delft overleefd en er mede voor gezorgd dat Fabritius nooit in vergetelheid is geraakt. Het werk draagt dan ook in zekere zin de ziel van de kunstenaar bij zich.
In Ten Twelve van Jans Muskee is de putter in vlammen opgegaan en het doek Het Veertje van Erik Pape toont een puttertje dat toch ten onder is gegaan in de explosie, de knal heeft zijn verblijfsplaats in brand gezet, het enige dat nog resteert van de vogel is een klein geel veertje. De putter heeft in deze werken vrij letterlijk de plek ingenomen van de kunstenaar, doordat hem nu hetzelfde lot is overkomen, met alleen het grote verschil dat het moment van verdwijning is vastgelegd en er door middel van het kunstwerk altijd een herinnering zal blijven bestaan van dat wat er ooit was.
Hidenori Mitsue laat met zijn Het Puttertje A de putter zelfs uit elkaar spatten in verf, maar laat de kijker de vogel net zien op het moment dat zijn vorm nog aanwezig is. Het verfgebruik en de kleuren waarmee de vogel is weergegeven, knallen ons direct naar de moderne schilderkunst, het werk laat hiermee ruim drie eeuwen kunstgeschiedenis bij elkaar komen en laat de kijker stilstaan bij de aanwezigheid van het puttertje uit 1654 in onze tijd.
In het werk Lazarus van Leonard van de Ven is een tegenovergestelde situatie aan de hand: de vogel is vervangen door een mens die gevangen lijkt te zitten in een rechthoekig object met een donkere en onheilspellende schaduw op de achtergrond. Hier is wellicht de kunstenaar het onderwerp van het kunstwerk geworden: hij neemt de positie van de putter in. De man bevindt zich op een eenzame en uitzichtloze plek waarvan het maar de vraag is hij er ooit aan zou kunnen ontsnappen, de enige mogelijkheid lijkt het overpeinzen van dit lot. Het vierkante hemelsblauwe schilderijtje rechtsboven het hoofd van de man vormt misschien het enige lichtpuntje om hoop uit te putten, maar is hij wel in staat om dit te zien?
Door de verbinding die meerdere kunstenaars hebben gelegd tussen de ramp in Delft, het leven van de schilder Fabritius en het schilderij, kan Het Puttertje uit 1654 een metafoor worden voor een laatste strohalm waaraan vastgehouden kan worden. Of zelfs als een nieuw beginpunt dat kan ontstaan nadat de explosie ofwel de rampspoed of het onheil geweken is. Daarmee brengt het werk ons naar een collectieve angst die kenmerkend is voor de wereld waarin wij momenteel leven, namelijk die van een nadere Apocalyps ofwel de ondergang van de mensheid en het verdwijnen van de wereld. Misschien is deze angst van alle tijden en de wens om hieraan te ontsnappennet zo goed. Niet alleen Fabritius’ putter, maar ook deze nieuwe werken bieden een vorm van hoop: “Daar komen de putters!”.
De werken zijn nog tot en met 31 januari 2015 op afspraak te zien in Kasteel de Keukenhof. Bezoek de website voor meer informatie over de rondleidingen.