Kruisbestuiving is de belofte van een broedplaats
Op woensdag 23 april vond bij Stroom alweer de 17e ADHD (actueel Den Haag debat) plaats, een gezamenlijk initiatief van BNA Kring Haaglanden, Het Nutshuis, Haags Architectuur Café en Stroom Den Haag. Deze avond stond de broedplaats centraal. Daar wilde ik natuurlijk bij zijn want Haagse broedplaatsen hebben het zwaar op het moment. Ik schreef eerder al over de sluiting van het ateliercomplex in de Stortenbekerstraat en het met sluiting bedreigde Maakhaven. De Haagse Stadspartij en Groen Links zetten zich in voor de broedplaatsen in Den Haag en zij zijn goede bondgenoten gebleken. Zij dienden een initiatiefvoorstel in met als titel ‘Laat Maakhaven in Laakhaven’ en hoewel de toekomst van Maakhaven nog onzeker is, is het doek nog niet gevallen. En dat terwijl de kunstenaars eerst per 1 januari jl. het pand hadden moeten verlaten.
Ruben Maes leidde de bijeenkomst en had zich overduidelijk goed op de avond voorbereid.
Eerste spreker was Stef Katwijk, werkzaam bij de sector Cultuur van de gemeente Den Haag. De broedplaatsen nota uit 2005 is recentelijk geëvalueerd en hij deelde de uitkomsten en overwegingen met het publiek. Hij benadrukt het belang van het betaalbaar houden van werkplekken. De rol van de gemeente is voornamelijk voorwaarden scheppend maar ze moet ook zeker het debat rond broedplaatsen gaande houden, helder communiceren over het broedplaatsenbeleid, ondersteunen en accommoderen waar mogelijk. Er staat in Den Haag 1 miljoen m2 leeg, voornamelijk kantoorpanden. Dat is overigens niet zozeer gemeentelijk vastgoed maar vooral kantoren van het Rijk en van particulieren. Katwijk geeft aan dat het belangrijk is na te denken over nieuwe invulling voor die leegstand, ook op tijdelijke basis.
Zijn overwegingen voor het formuleren van nieuw broedplaatsen beleid zijn dat het belang van broedplaatsen in de huidige stedelijke context meer naar voren gebracht kan worden en dat broedplaatsen een aanjaagfunctie kunnen vervullen als het gaat om de leefbaarheid en identiteit van (nieuwe) stadsdelen.
Deze overwegingen worden straks aan het nieuwe college meegegeven.
De Stortenbekerstraat en Maakhaven moesten van de gemeente gesloten worden in het kader van klein opdrachtgeverschap. Oftewel, het verkavelen van grond. De gemeente biedt woningen aan met een hoog do it yourself gehalte en daar is behoefte aan. Katwijk gaat hier kort op in door te vermelden dat dit bewoners enorm aanspreekt en dat de kavels in mum van tijd verkocht zijn. Het aanbod is kleiner dan de vraag.
Het meest gelikte praatje kwam deze avond van Fieke Meindertsma van Conceptors. Zij verhuren werkunits aan creatieven en hebben inmiddels vier gebouwen in beheer. Ze had zelf een internetbedrijfje en wilde niet langer aan de keukentafel werken, en toen ging ze op zoek naar een leuke werkplek. Van het een kwam het ander. De Stadhouder is een van de gebouwen die zij beheren. Dit gebouw huren ze, voor de overige drie panden werken ze samen met een investeerder. Zij werkt nu fulltime als directeur van Conceptors en verdient zo haar geld.
De problematiek waar kunstenaars mee te maken hebben, daar vind ik in deze toelichting niets van terug. Conceptors verhuurt aan creatieven en dat interpreteren ze behoorlijk breed. Als ik op de website van De Stadhouder kijk, valt daar ook management & consultancy onder, een bureau voor tekstproducties en een mediator. Praktijken die niet vergelijkbaar zijn met het kunstenaarschap. Het is interessant om kennis te nemen van dergelijke initiatieven maar er is een groot verschil tussen broedplaatsen en bedrijfsverzamelgebouwen en ik mis inhoudelijke aansluiting op het onderwerp van deze ADHD.
De prijzen van de ruimten die Conceptors verhuurt zijn voor veel kunstenaars aan de hoge kant. Connie van Driel van Stroom vertelt dat de ervaring van Stroom is, bij het verhuren van ateliers, dat een huur van meer dan 200 euro voor veel kunstenaars niet op te brengen is. Meindertsma geeft aan dat ook zij wel degelijk ruimten van rond de 200 euro verhuren maar een goed verstaander heeft door dat dat vooral komt door de kleinere oppervlakte van de ruimte.
Dan is het woord aan Harmen en Diana van De War in Amersfoort. Hun initiatief is gevestigd in een oude kleurstoffenfabriek. Ze zetten hoog in, ze willen het pand gaan kopen. Ze zitten er nu 12 jaar in, ze betalen, ondanks de sloopbestemming, een forse huur. En nu hebben ze grootse plannen ontwikkeld voor renovatie, aankoop en sanering. En dit alles ongesubsidieerd.
Ze tonen een computermodel die voor hen berekend met welke lening ze het meeste effect sorteren. Het is indrukwekkend, mede omdat de zaal deze aanpak niet verwacht. Eerst wordt er wat lacherig over gedaan, al die modellen, grafieken en statistieken maar het zit slim in elkaar. Ze hebben een overzicht gemaakt van alle wensen en de bedragen om dat te realiseren in een model ingevoerd. Er zijn nu eenmaal kosten om het gebouw op te knappen, maar niet alles hoeft onmiddellijk te gebeuren. De War kan zelf bepalen wanneer ze wat doet.
Er is een gouden regel: het totaal van inkomsten en uitgaven inclusief de rente van de lening en de aflossing mag nooit onder nul komen, want dat betekent onvermijdelijk een faillissement. Een heleboel opties, mogelijke werkmodellen, vervielen daarmee direct.
Inmiddels weten ze, dankzij de computer, dat ze met een lening van slechts € 300.000 voor een miljoen aan herstelwerkzaamheden kunnen uitvoeren.
Ruben Maes constateert dat dit broedplaatsen management voor gevorderden is.
Hans Karssenberg van Stipo (team voor stedelijke ontwikkeling) ontpopt zich als een wolf in schaapskleren. Hij stelt dat broedplaatsen niet moeten beginnen bij het vastgoed maar bij netwerken. Iedereen die nodig is, van idee tot realisatie, verenigt zich. Hij noemt dat verenigen een keten. “Kruisbestuiving is de belofte van een broedplaats” is een uitspraak van Karssenberg deze avond (en nu titel van dit artikel). Hij houdt een pleidooi om te redeneren vanuit de waardeketen. Daar kan desgewenst ook een accountant in zitten.
Hij snijdt het onderwerp kwaliteitsselectie aan. In Amsterdam hield Stipo een onderzoek naar broedplaatsen en een van de uitkomsten was dat broedplaatsen de middelmaat bevorderen. En dat de creatieve sector kei- en keihard is. Als voorbeeld geeft hij de toelating tot de Rijksacademie, slechts 20 plekken en bijna 2000 gegadigden. Idem voor galeries, musea e.d. Broedplaatsen hebben nauwelijks contact met kunstopleidingen, wat gek is want dat zijn de plekken die in staat zijn talent in te schatten.
Vanuit de zaal klinkt er kritiek op het selecteren op kwaliteit. Het is nu juist zo prettig dat broedplaatsen zich hieraan onttrekken. Het klinkt dubbel wat Karssenberg hier betoogt, enerzijds is de creatieve sector keihard en anderzijds moeten er kwaliteitscriteria gehanteerd worden. Een methode die het ‘keihard zijn’ alleen maar bevordert.
Karssenberg lijkt de onrust en kritiek uit de zaal niet te begrijpen. Zie kwaliteitsselectie als een impuls, is zijn oproep.
En als laatste is Arna Notten van de Triodos Bank aan het woord. Deze bank leent al dertig jaar lang geld aan broeplaatsen. Op dit moment is er zo’n 22 miljoen euro uitgeleend aan zo’n 30 broedplaatsen. Notten’s ervaring is dat dit hele sterke gemeenschappen zijn die zeer goed in staat zijn eigen geld uit de markt te halen. Soms zelfs 30 – 40% van het totaal benodigde bedrag.
De Triodosbank leent niet aan individuen maar wel aan rechtspersonen. Als ze een advies mag geven, gebaseerd op jarenlange ervaring? Laat de gemeentelijke diensten beter met elkaar communiceren als het om broedplaatsen gaat, er gaat onnodig veel tijd verloren doordat dossiers te lang bij een afdeling liggen.
Uit de zaal klinkt applaus.