Schijn en werkelijkheid – Paul Davies en Façadism
Door Henri Wijenbergh
Schijn en werkelijk zijn twee polen, die in de kunst als tegenpolen worden gezien. Dit beeld wordt ook bevestigd door de lezing die Paul Davies gaf in Nest op donderdagavond 10 april. Paul Davies is docent Architectuurgeschiedenis in Londen, en heeft een column in het bekende Engelse architectuurblad Architectual Review. Achter de schijn zou toch een echtheid moeten verborgen zijn, anders is de façade de omhulling van een leegte, van niets en het horror vacui zit er niet alleen bij architecten diep in.
Voor een mager aantal belangstellenden hield Davies een enthousiast verhaal dat begon bij de analyse van Venturi en Scott-Brown, van het façadisme van de stad Las Vegas. Het postmodernisme, dat onbeschaamd graaide in de historische voorbeeldenbak werd mogelijk en uitgebuit. Alle uitdrukkingsmiddelen werden geoorloofd voor het betekenis verlenen aan een gebouw. Als bijzonder exponent werd Michael Graves, bij ons bekend als de architect van de ‘tieten’ van Den Haag, aan de hand van diverse voorbeelden in beeld gebracht. En dit is ook wat het façadisme doet, het in beeld brengen, het zichtbaar maken van een voorgegeven betekenis.
De tentoonstelling Façadism lijkt meer mogelijkheden open te houden, maar voor de bezoeker is het moeilijk zich los te maken van het gegeven dat schijn en echtheid tegenpolen zijn. Allereerst wordt dit bij de ingang al moeilijk gemaakt als je de informatie leest bij de tentoonstelling. Maar ook de werken zijn soms nadrukkelijk bezig met deze tegenstelling. Voor mij was het werk van Bernd Oppl het meest intrigerend omdat deze het meest met schijn werkte. De absurdistische video’s zijn zowel leeg als schijn. Maar ook hier is er toch vooral de nadruk op het in beeld brengen. Nu kan je zeggen; “dat is toch wat kunst doet; het in beeld brengen van dat wat we niet zien of willen zien? Wat is het probleem precies?”
Dit is nu juist wat de kunst uit de tegenstelling als opdracht denkt te moeten halen. Een onzichtbare echtheid die onder de dagelijkse schijn verborgen ligt. De schijn zelf, volgens Nietzsche het enige wat we kunnen zien, wordt voortdurend achtervolgd door een bijna protestants-christelijke dwang naar echtheid. Zo ook het deprimerende grijze beeld dat Dominique Teufen oproept met haar kamer met feestrestanten. Het is een voorbeeld van een wereld achter de wereld laten zien. Het werk wordt betekenisvol door dat we onze verwachting bewaarheid zien worden. Achter ieder feest steekt een grijze verlatenheid. Achter de schijn verbergt zich een werkelijkheid, het echte. De kunst communiceert dit echte door het ons te laten zien. De kunstenaar als decorbouwer voor het echte.
Paul Davies eindigde met een vernietigende kritiek op de bibliotheek van het Delftse architectenbureau Mecano in Birmingham. Deze feestfaçade verbergt een lege inhoud, die voor hem nog alleen goed was als locatie voor speeddating. Nu wil ik hier allerminst dit gebouw verdedigen, ook ik vind het een ondermaatse aftreksel van andere beter geslaagde, voorbeelden. Maar waar ik toch problemen mee heb is dat dit gebouw beoordeeld zou worden op haar ‘echtheid’.
Enige weken geleden was er op zondag avond een Tegenlicht aflevering (Hoe echt is echt, 9 maart jl.) waarin het thema echtheid en kopie aan de orde kwam. In het verre oosten is er namelijk geen onderscheid tussen het echte en de kopie. Men weet dat het niet hetzelfde is, maar men waardeert de kopie even goed. Is het niet juist in de kopie mogelijk het ‘in beeld brengen’ als de communicatie van het echte, niet langer meer nodig te hebben? De kopie kan dan wellicht een sterkere werking hebben naar de toeschouwer omdat het de overwaardering die het origineel nu krijgt, niet met zich meedraagt.(zie ook de documentaire ‘The next best thing‘). De kopie staat de toeschouwer ter beschikking. Het origineel kan alleen bekeken worden. De kunst word ontlast van de druk om de waarheidsdrager te zijn. Kan kunst ook gewoon ‘leeg’ zijn?