Le Surréalisme dans l’art américain
In le Panier, het oude centrum van Marseille, bevindt zich La Vieille Charité, een complex uit de 17e eeuw dat gebouwd werd om de bedelaars in de stad op te vangen. Na de revolutie werd het een hospice voor ouderen en kinderen. Tegenwoordig is het in gerestaureerde vorm een gebouw waar diverse culturele instellingen zijn gehuisvest: een museum voor archeologie, een museum voor Afrikaanse, Amerikaans-indiaanse cultuur en kunst uit Oceanië. Daarnaast is er een filmhuis, een internationaal centrum voor poëzie en diverse wetenschappelijke instellingen. Er worden ook tijdelijke tentoonstellingen gehouden. Zo is er momenteel een tentoonstelling te zien over de voor de nazi’s uit Frankrijk gevluchte surrealisten en hun invloed op de Amerikaanse beeldende kunst. In 1986 werd hier al een tentoonstelling georganiseerd genaamd La Planète Affolée waarin de invloed van de exodus van surrealistische kunstenaars vanuit Marseille op de mondiale cultuur werd behandeld. De huidige tentoonstelling wordt gezien als een verdieping van wat destijds werd getoond. Het is een interessante tentoonstelling met erg goede vroege werken van diverse grootheden uit de Amerikaanse kunst van na de tweede wereldoorlog. Vroeg werk van abstract expressionisten is duidelijk door de surrealisten beïnvloed en na hun dominantie is een onderstroom blijven bestaan van invloeden van surrealistische elementen. Opvallend is dat in deze tentoonstelling ook veel werk van vrouwen te zien is die deel uitmaken van juist die onderstroom.
De tentoonstelling begint in Marseille in 1940 wanneer in een landhuis een aantal gevluchte surrealisten in de kring om André Breton zich verzamelen en wachten op visa voor verscheping naar de V.S. In deze villa Air-Bel vermaken de kunstenaars zich met maken van tekeningen, cadavres exquis en met het ontwerpen van kaartenspellen zoals een tarotspel waarin een mythisch bestiarium een rol speelt en erotische en hybride elementen figureren.
Voor de komst van de surrealisten hadden de Amerikanen al kennis gemaakt met hun werk in de Julian Levy Gallery in New York en in tentoonstellingen als Fantastic Art, Dada, Surrealism in het MoMA. In Californië ontstond een post-surrealisme beweging en in New York maakten kunstenaars biomorfisch werk, geïnspireerd op natuurlijke vormen: dierlijk en plantaardig. Het is in deze sfeer dat het werk van Joseph Cornell ontstaat. Hij is de meest invloedrijke Amerikaanse surrealist in wiens werk het onderbewuste in de Amerikaanse cultuur wordt onderzocht.
In Amerika ontwikkelt zich in de veertiger jaren een nieuwe generatie surrealisten waarbij Salvador Dali een opvallende rol speelt. Hij engageert zich met diverse disciplines en kunstenaars die misschien in het Europese surrealisme niet zouden worden geaccepteerd. Hij ontwierp een bekende droomsequentie in de film Spelbound van Alfred Hitchcock, ontwierp gebruiksvoorwerpen en mode en maakte societyportretten.
Dorothea Tanning: A very happy picture – 1947 Deze schilder was met Max Ernst neer gestreken in Sedona, Arizona. Het werd een pleisterplaats voor surrealisten.
Enrico Donati: Fist – 1946
Hier een still uit Deren’s film waarin de hoofdpersoon met zichzelf geconfronteerd wordt. Het gezicht is een spiegel.
Roberto Matta Echauren: Prescience – 1939 deze schilder nodigde William Baziotes en Robert Motherwell uit in zijn studio om later ook in de ‘First papers of Surrealism’-tentoonstelling in 1942 mee te doen.De veertiger jaren vertoonden een toenemend aantal samenwerkingen en kruisingen van Europeanen en Amerikanen. André Breton schreef een bewonderend essay over het werk van Arshile Gorki en nam hem zo op in de surrealistische canon. De interesse in automatismen en mythologische en spirituele thema’s leidde ertoe dat de jonge kunstenaars zich mengden met de abstracte tendensen in het surrealisme van oudere Europese voorgangers als Max Ernst, Juan Miró en André Masson.
De jonge Amerikaanse kunstenaars werden vanaf 1946 door critici aangeduid als abstract expressionisten, waarbij Clement Greenberg het surrealisme fel aanviel vanwege het literaire element dat daarin aanwezig was. Het was de bedoeling het abstract expressionisme los te maken van de surrealistische en Europese wortels. Daarmee werd voorbij gegaan aan kunstenaars die de ambiguïteit tussen abstracte en figuratieve elementen exploreerden zoals bijvoorbeeld Louise Bourgois dat doet.
Louise Bourgois: Quarentainia – 1947 – 1953 Louise Bourgois kwam in New York in 1938 waar zij zich regelmatig met de surrealisten ophield. In 1947 begon zij te exposeren in de Peridot gallery met deze groep figuren gebaseerd op figuren en beelden uit haar Europese verleden.
Jackson Pollock: The Tea-cup – 1946 Hier verlaat Pollock zijn primitieve iconografie uit de beginjaren en begint met een aan André Masson herinnerende verwerking van het beeld.
André Masson: Antilles – 1943 Masson en Breton bezochten onderweg naar de V.S. Martinique wat o.a. in dit schilderij resulteerde. het gelijktrekken van voor en achtergrond anticipeert op het latere abstract expressionisme.
Mark Rothko: Composition – 1941 – 1942 Clement Greenberg sprak over hem, Barnett newman en Clyfford Styll als over “een nieuwe plaatselijke symbolistische school” , bezig met een “metafysisch onderzoek naar de mysteries van deze wereld”.
Clyfford Still: Composition – 1945 Beïnvloed door Juan Miró werd Clyfford Still in 1945 in New York geïntroduceerd door Mark Rothko als nieuwe “myth-maker”.
Juan Miró: Le cheval de cirque – 1927
Barnett Newman: Genetic Moment – 1946 Newman werd in 1946 met het bio-morphisme geassocieerd. De titels van zijn werk slaan op het bijbel boek Genesis. De Joodse achtergrond van schilders als Newman en Rothko wordt niet genoemd in deze tentoonstelling terwijl dat wel een spirituele inspiratie was.
Robert Motherwell: In beige with sand – 1946
Mark Rothko: Untitled – 1947 Vanaf 1947 begon Rothko zijn vocabulaire te vereenvoudigen om ‘geheugen, geschiedenis en geometrie’ uit te schakelen zoals hij vertelde in een interview in Tigers Eye Magazine waarin zijn werk met dat van oudere surrealisten werd gepresenteerd.Na de terugkeer van surrealisten naar Europa en het sluiten van de galeries die hen vertegenwoordigden zoals die van Julien Levy, William Copley en Peggy Guggenheim bleef het surrealisme ondergronds aanwezig in de V.S. In Californië verzamelde Wallace Berman een aantal kunstenaars om zich heen, zowel visueel als literair, die hun fascinatie voor de avant-gardes uitten in het naar elkaar rondsturen van tijdschriften met daarin maatschappijkritisch werk. Aan de oostkust beleefde de figuratieve surrealistische kunst een wederopleving met o.a. het werk van Magritte. In de Pop-art en met name bij James Rosenquist en Claes Oldenburg kwam dat tot uiting. De invloed van Marcel Duchamp deed zich gelden bij kunstenaars als Ray Johnson, Robert Rauschenberg en Robert Morris. Hier werd het collectieve onderbewustzijn onderzocht.
Claes Oldenburg: London Knees – 1966 – 1968
René Magritte: L’évidence éternelle (genoux) – 1954
Wallace Berman: Semina – tijdschrift
Terwijl André Breton in Parijs de laatste officiële tentoonstelling van surrealisten organiseert vraagt Marcel Duchamp hem vanuit New York om Jasper Johns en Robert Rauschenberg daarbij te halen. Tegelijkertijd ontwikkelt in Californië het surrealisme zich meer expliciet in een tegen-cultuur: met collages, omgekeerde plaatjes en verborgen beelden proberen kunstenaars als Jess, Bruce Conner en Kenneth Anger de angsten en de taboes van hun tijd te laten zien. Op een meer agressieve manier wordt dit gedaan in Chicago en San Francisco door kunstenaars als Jim Nutt en Peter Saul die popcultuur met surrealistische technieken mengen.
Jasper Johns: The Critic Smiles – 1969
Jasper Johns: Bread – 1969In 1966 organiseert Lucy Lippard de tentoonstelling Eccentric Abstraction in de Fischbach gallery in New York. Deelnemers zijn o.a. Eva Hesse en Louise Bourgois. Hun werk is tegelijkertijd sensueel en morbide, zoals de ‘objets desagréables’ van Alberto Giacometti. Het lichaam is tegelijk aanwezig en afwezig. Lippard ziet in deze abstractie met een fors erotisch potentieel de erfenis van het surrealisme dat, hoewel het erg gepopulariseerd is nog steeds op subversieve wijze de Amerikaanse cultuur doorstroomd.
Richard Serra: Candle Piece – 1967
Paul Thek: Untitled (technological reliquary) – 1966 Een stuk vlees (uit was gemaakt) opgeborgen in een minimalistische verpakking. Over het nieuwe surrealisme in de zestiger jaren zei Thek: “het heeft iets te maken met de begrafenis van het individu”.
Carolee Schneemann: Fuses – 1967 home movie met minnaars die elkaar afwisselen en doorsneden met abstracte en bekraste beelden. Hierin blijft de kunstenaar “zo dicht mogelijk bij een tactiliteit, bij sensaties die op een vloeiende en vloeiende wijze door het lichaam vloeien.”
Louise Bourgois: Unconscious Landscape – 1967 – 1968
Psychedelische posters uit de zestiger jaren zijn duidelijk door het surrealisme beïnvloed!
Eva Hesse: Inside II – 1968