Haagse Harry voegt sleutelscène toe aan verhalen van de stad
“Minstens, mínstens 5000 kilo Haagse trots en zelfspot” staan sinds 25 februari op de Grote Markt.
Wethouder Joris Wijsmuller benadrukte tijdens de onthulling van Haagse Harry vooral de grootsheid: de prestaties die zijn geleverd, de korte realisatietijd, de grote betrokkenheid en inzet, de “duizenden, miljoenen mensen” die zullen komen om “dit spéctaculaire beeld (…) te zien en aan te raken”. En het moet gezegd: de keren dat ik het beeld sindsdien passeerde, waren er altijd mensen die zich met de goedmoedige kankûhlèjûh onderhielden.
Sjaak Bral was genuanceerder. Met “onze poëtische proleet” voegen we een onmisbaar element toe aan de openbare viering van de Haagse identiteit, vond hij. Want “we hadden al een beeld voor de elite – Haagse Jantje, voor de intellectuelen – Louis Couperus, en nu is er een beeld van en voor de gewone Hagenees”. Daarmee maakt hij iets belangrijks duidelijk. De openbare ruimte van Den Haag laat zich, dankzij alle kunstwerken die er zijn geplaatst, op allerlei manieren lezen. Zoals woorden, zinnen of filmfragmenten dragen ook die kunstwerken betekenissen. En iedereen die zich door de stad beweegt kan daar zijn of haar verhaal mee maken.
Met de plaatsing van Haagse Harry is een sleutelscene toegevoegd.
Een voorbeeld. Zoals Marnix Rueb het literaire karakter Haagse Harry creëerde, bracht Couperus in zijn debuutroman Eline Vere tot leven, de negentiende eeuwse Haagse die ten onder gaat aan sleur, eenzaamheid en melancholie. Twee literaire stadgenoten die verschillende tijdperken en sociale klassen vertegenwoordigen. En die in de openbare ruimte vertegenwoordigd zijn. Het beeld van Theo van der Nahmer op de Groot Hertoginnelaan toont Eline Vere in een klassiek aandoende gedaante, stijfjes, de kraag hoog gesloten, in etiquette gevangen, zoals wij ons die tijd voorstellen. Gevoed door romans en films. Op de Grote Marktstraat is een heel andere Eline Vere te zien. Het is onderdeel van De Beeldengalerij in het centrum. De kunstenaar Thom Puckey toont haar op een naturalistische manier, geëxalteerd in verdriet en wanhoop, vlak voor ze een overdosis morfine neemt. En een stukje verderop staat dus Haagse Harry in al zijn “milde vijandigheid”. Boeiende Haagse literaire karakters.
Nog een voorbeeld. In 2014 werd, ook als onderdeel van de Beeldengalerij, het beeld Vriendinnen onthuld, van de kunstenares Tony van de Vorst. De sculptuur met een volkomen onschuldig motief en van een bescheiden schaal riep niettemin een storm van verontwaardiging op. De vriendinnen zijn namelijk moslima. Dit kon niet zomaar in de openbare ruimte! Vreemd, want meisjes en vrouwen met hoofdbedekking zijn al lang een onmiskenbaar deel van ons straatbeeld. Een kunstwerk in de openbare ruimte kan dus ook een spiegel zijn van onze samenleving; en soms is dat confronterend. Zoals ook Haagse Harry die, mild agressief, trots, laat-maar-waaien en vlijmscherp, zijn vele omstanders spiegelt en hen de zo heilzame zelfspot toewerpt. Het is juist samen met diverse andere beelden, zoals bijvoorbeeld de Vissersvrouw op Scheveningen of de Indische Tantes in de Aart van der Goesstraat, dat Vriendinnen én Haagse Harry onze complexe Haagse identiteit vieren.
Natuurlijk, een bestuurder als Joris Wijsmuller moet de boel een beetje groot maken, Haagse kracht laten zien. Maar veel belangrijker is, mijns inziens, dat Haagse Harry ons weer nieuwe betekenissen laat ontdekken en verhalen laat schrijven in en over de stad. En die stad, dat zijn wij. Dus.
Arno van Roosmalen, directeur Stroom Den Haag