Gevangen door Stadslicht
Dat de stad een inspiratiebron kan zijn voor kunstenaars en fotografen is natuurlijk geen nieuw gegeven. De drukte, vluchtigheid en verleidelijkheid zijn door de tijd heen verworden tot clichés. Wat heeft een bescheiden fototentoonstelling over de stad in dat opzicht nog te bieden?
Voor de expo de stad, de stilte en het gedruis vormt een anonieme fotoverzameling de basis die is aangevuld met werken uit de collectie van het Haags Gemeentemuseum. De stad in al zijn facetten is de rode draad en het eindresultaat is een bescheiden, maar gevarieerde opstelling die geijkte beelden van het stadsleven op momenten contrasteert met verrassender werk.
De eerste verrassing en tevens de kern van de expo is het oeuvre van Karl Hugo Schmölz. Zijn foto’s documenteren op precieze wijze de stedelijke vernieuwing die het gevolg was van de Duitse wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog. Met een strak en minimaal oog fotografeerde Schmölz de nieuw herrezen architectuur van het Wirtschaftswunder. Dat doet hij keer op keer met een kille objectiviteit die doet denken aan de strakke typologische foto’s waar zijn landgenoten Bernd en Hilla Becher later bekend mee zouden worden. Schmölz heeft daarentegen niet kunnen genieten van de roem die het fotografenechtpaar ten deel is gevallen. Zijn vergeten en curieuze foto’s worden door het Fotomuseum daarom terecht weer voor het voetlicht gebracht.
De strakke composities van Schmölz ontlenen veel van hun kracht door de afwezigheid van mensen. We zien lege kantoorgebouwen, warenhuizen of bioscoopzalen. Veel van de gebouwen zijn ’s nachts gefotografeerd en met helder kunstlicht waar de verleidelijkheid plaatsmaakt voor een onwerkelijke verstilling. De stad ontdaan van mensen heeft natuurlijk iets vervreemdends. Neem het 15e-eeuwse schilderij van de ideale stad dat aan Piero della Francesca wordt toegeschreven of de lege pleinen en straten van Giorgio de Chirico die worden gezien als voorlopers van het surrealisme. Die bijna tijdloze sfeer zie je ook terug bij Schmölz, maar dan verplaatst naar het Duitsland van de jaren vijftig met neonverlichting en moderne architectuur.
Als contrast voor die verstilling zijn er het eindeloze gewoel, de vluchtige sensaties en de louche verlokkingen die het zien van het verre stadslicht beloven. Dit onrustige karakter komt sterk terug in de plukjes fotografen die fragmentarisch door de zalen zijn verspreid. Een paar Ed van der Elsken hier. Daar wat William Klein en Helen Levitt. En dan nog wat Lee Friedlander en Diane Arbus. De kleine selectie van werken van deze fotografen voelt wel als een bescheiden portie mosterd na de riante maaltijd die FOAM eerder voorschotelde met hun grote overzichtswerken. Bekend terrein dus, ontdaan van echte verrassingen. Wie een vluchtige blik werpt door het straatbeeld dat in de foto’s wordt opgeroepen laat daarom eerder zijn oog vallen op een verleidelijk beeld van de nog relatief onbekende Ray Metzker. Een dame die een straat oversteekt en wiens benen in het licht zijn gevangen tussen de schaduw van hoge gebouwen. Of de voyeuristische foto’s van Ron Galella van niets vermoedende omstaanders en stadsmensen. Ze ademen die sensatie uit die door Charles Baudelaire werd beschreven in zijn gedicht Á une passante waar hij vluchtig een schoonheid ziet met de voorkennis dat het moment daarna voorgoed vervlogen zal zijn.
Het moet gezegd worden dat veel foto’s van de oudere fotografen zijn verworden tot herkenbare iconen van de stad. Ze vormen een deel van dat reservoir aan clichébeelden dat parallel loopt aan onze eigen ervaringen met het stedelijke. Een prikkelend contrast wordt geleverd door eigentijdsere fotografen. Zo krijgt de glimp van de stadsmens in de urbane chaos een andere draai in de beklemmende foto’s uit de serie Tokyo Compression van Michael Wolf. Hier zit je in de zweterige spanning van forensen die vastzitten in de trein van een voorstad naar het centrum. Een combinatie van plakkerige intimiteit en herkenbare frustratie.
In de laatste zaal biedt Martin Parr zijn bekende visie op de moderne consumptiehel gevangen in schreeuwende kleuren. Opvallend in die zaal is ook een imposante foto van Frank van der Salm. Het geeft wat je een drone-perspectief kan noemen van een zwembad op het dak van een flat en de directe omgeving. De details zijn schokkend in hun contrasten. Zonnebadende dames in hun vakantieroes tegenover de urbane woestijn van weidse parkeerplaatsen daar omheen. Dat gevangen in een beeld waar die zaken op dezelfde plek naast elkaar bestaan. Het is de gelaagdheid van de stad in een gedetailleerde en schijnbaar onwerkelijke foto die doet denken aan Andreas Gurksy en Jeff Wall.
Tot slot vormt de serie The Valley van Larry Sultan op het eerste gezicht een buitenbeentje binnen het gekozen thema. De nadruk van de serie ligt daarbij vooral op de porno-industrie die in de foto’s ongemakkelijk en leeg wordt gevangen. Zo zijn in een compositie wachtende acteurs en crewleden te zien. Een man haalt zijn slaap in en een vrouw kijkt de camera in. Achter het wachtende gezelschap is een cameraploeg bezig en strekken wat benen de lucht in terwijl flarden van naakte lichamen te zien zijn. Het is porno als sleur, routine en 9-tot- 5-baan. Misschien niet iets dat je gelijk met de stad zou associëren, maar het is evengoed een deconstructie van een op het eerste gezicht begeerlijk beeld. Ondanks de verleidelijke mogelijkheden en sensuele illusies voelt een trip naar de stad uiteindelijk voor velen alleen maar aan als ‘another day at the office.’
De stad, de stilte en het gedruis in Fotomuseum Den Haag t/m 12 oktober 2014