De grote oorlog in beeld

Oorlogsberichten
De grote oorlog in beeld
Tot 31 augustus in het Berlagekabinet, Gemeentemuseum Den Haag

De tentoonstelling De grote oorlog in beeld in het Berlagekabinet van het Gemeentemuseum lijdt onvermijdelijk aan een schaalprobleem. De immensiteit van de Eerste Wereldoorlog is nu eenmaal moeilijk terug te brengen naar een kleine expositie die de pretentie heeft om een breed overzicht te geven op het conflict. Wel is er de kans om sterk werk te zien van Otto Dix die met zijn tekeningen een gruwelijk, maar eerlijk beeld schetst van krijgsgeweld.

Otto Dix (1891-1969), Sturmtruppe geht unter Gas vor, Uit de serie Der Krieg, no. 12, 1924

Nederland was weliswaar neutraal tijdens de grote oorlog, maar dat belette kunstenaars niet om die te behandelen in hun werk. De zinloosheid proef je terug in bepaalde spotprenten van Piet van der Hem. De nieuwe dood toont een schedel waar stikgassen uitkomen. Een commentaar op het gebruik van nieuwe chemische wapens op het front. De cynische prenten van rijke zakenmannen en profiteurs van Jan Sluijters tonen dat er ook verdiend kon worden aan dood en verderf. Geëngageerder en zonder cynisme is een schilderij van Leo Gestel van vluchtelingen uit België. Gestel was duidelijk gegrepen door het onzekere lot van deze mensen die na de Duitse inval de grens over  probeerden te steken. De selectie van deze Nederlandse kunstenaars is interessant als tijdsbeeld, maar artistiek niet sterk in vergelijking met het overige aanbod op de tentoonstelling.

Jan Sluijters – Na vier jaren oorlog. 1918

Als contrast zijn er werken van kunstenaars uit Duitsland. Helaas is er geen kunst uit Frankrijk, Engeland of Italië. Landen die een interessant scala aan oorlogskunstenaars hebben opgeleverd. De selectie roept op momenten ook vragen op wegens het brede tijdsgewricht dat gekozen is. Zo is er een expressionistisch schilderij van Luwdig Meidner uit 1913. Een stad wordt ’s nachts opgelicht door explosies en lichtflitsen. Kan men dit zien als een voorteken van de komende oorlog? Wie de voorgeschiedenis kent, weet dat er al wat in de lucht hing rond de eeuwwisseling. De Italiaanse Futuristen schreven al manifesten waar oorlog en geweld werden verheerlijkt als noodzakelijke en onvermijdelijke daden. Problematischer is de keuze van een tekening van Käthe Kollwitz uit 1925 met de titel Helft Russland. De uitgemergelde figuur heeft geen relatie tot de Eerste Wereldoorlog, maar een grote hongersnood in Rusland in de jaren twintig. Het is zeker niet de grote oorlog in beeld ook al was Kollwitz wel door het conflict getekend.

Käthe Kollwitz, Helft Russland, 1925

Opmerkelijke toevoeging zijn twee werken van een eigentijdse Haagse kunstenaar Harold de Bree die vreemd genoeg niet vermeld wordt in de persberichten over de expo. Binnen de opzet is hij ook een vreemde eend in de bijt. De Bree heeft zich in zijn werk ontwikkeld tot een onderzoeker van de esthetica van oorlog en militair materiaal. Zijn werk The Assignment is een kleine verzameling van objecten als een memento van een al dan niet geslaagde oorlogsmissie. Het werk toont zijn oog voor evocatieve details. Verschillende typen prikkeldraad, de functionele en nuchtere esthetica van oorlogsarchitectuur die je terugziet op een foto van barakken. Een loop van een Duitse Luger. Ze zijn allen samengebracht in een compositie die doet denken aan de kijkdozen van de Amerikaanse kunstenaar Joseph Cornell. De verzamelde objecten hebben een fascinerende dreiging en de ambigue aantrekkingskracht van gevaar. Zeker geen simpele aanklacht, maar een werk dat de beklemmende spanning van oorlog overbrengt.

De pronkstukken van de expo zijn de tekeningen van Otto Dix. Als een Goya van de twintigste eeuw beeldde Dix zijn ervaringen aan het front uit in een stijl die past bij de vernietigende nieuwheid van de Eerste Wereldoorlog. Van de werken op de tentoonstelling tonen ze nog het meest hoe een  traumatische ervaring kan leiden tot een nieuwe artistieke visie en vorm. Je zou kunnen stellen dat de oorlog goed is geweest voor de ontwikkeling van Dix als kunstenaar ook al zou je niemand zijn onbeschrijfelijke ervaringen aan het front toe willen wensen.

Neem zijn tekening van een nachtelijke ontmoeting met een gek. Een duistere figuur die ruw is getekend en waar de waanzin ingekerfd lijkt te zijn in de krassen op zijn gezicht. Dan is er zijn ongemakkelijke glimlach en holle oogkassen die je leeg aanstaren. Wie in zijn ogen kijkt ziet de waanzin van de strijd die je alleen kan verdragen door een wanhopige lach in de duisternis.

Otto Dix, nachtelijke ontmoeting met een gek, 1924. Ets uit de serie Der Krieg

Dix toont in zijn tekeningen ook een lugubere fascinatie voor de verwrongen en verminkte vormen die krijgsgeweld teweeg kan brengen. De willekeurige verdeling van lijken op prikkeldraad na een veldslag. De vervalstadia van huid en wonden die wegrotten of worden aangevreten door de elementen in modderige loopgraven. En de vreemde hoeken en pijnlijke poses van kadavers na het verdragen van artillerievuur of salvo’s van machinegeweren. Soms zijn de werken ook verbazend minimaal zoals een tekening van kraters die verdwijnen in de duisternis.

Keer op keer verrast Dix in zijn pogingen om het onvoorstelbare oprecht en rauw in beeld te brengen. Voor de kijker zijn dit onweerlegbare confrontaties met de bittere werkelijkheid van de Eerste Wereldoorlog. De tekeningen vormen daarmee het hoogtepunt van een tentoonstelling die op bescheiden wijze verschillende kanten wil laten zien, maar je vooral doet verlangen naar een groter en beter samengesteld overzicht.