De verzameling in een verzameling
De tentoonstelling ’Hoe verzamelt de kunstenaar’ is in het woonhuis van een verzamelaar. De Mesdag Collectie geeft een prettige afwisseling van het oude pand met het interieur dat nog uit het begin van de vorige eeuw stamt en de verzamelingen van acht hedendaagse kunstenaars.
Op het werk van Meinbert Gozewijn van Soest na, die uit een verzameling persoonlijke herinneringen rondom leven en vooral de dood bestaat, is al wat er verder verzameld is toch vooral nieuw. De in een gesloten cirkel opgestelde hondjes van Karianne Kirsten, die iets te nadrukkelijk het spel van kitsch dat toch kunst wordt speelt, zijn bijna allemaal nieuw. En zelfs de tent die gemaakt is van oude kleding, laat de mode tot 10 jaar geleden zichtbaar worden. Het tapijt, dat bestaat uit 500 kilo Zeeman stoepkrijt, komt nieuw uit de verpakking en is als zodanig niet eens een verzameling, zoals dat door het bij elkaar sparen van voorwerpen, gebruikelijk is.
In de toelichting werd duidelijk dat iedere kunstenaar anders verzamelt. Edwin Deen gaat er gericht op uit en koopt in diverse landen supermarktproducten die dan toch niet lokaal blijken te zijn, maar gewoon uit Taiwan en China komen. De verzameling van sokken voor -de Klaagmuur van Eenzame Sokken- van Stef Kreymborg oogt ook helemaal nieuw. De sokken die hun spiegelbeeld in de was zijn kwijtgeraakt, krijgen hier in keurige nette rangschikking als een wandtapijt een tweede bestaan. En dat is in zekere zin wat de kunstenaars doen, een tweede leven aan ’willekeurige’ objecten geven. Maar dit geeft tegelijkertijd een spanning.
In De Mesdag Collectie hangen en staan er geen werken die een tweede leven nodig hebben. De kunstwerken zijn allen verzameld voor wat ze zijn. De voorwerpen van de hedendaagse verzamelaars zijn objecten die pas in een rangschikking, hetgeen vaak een esthetische schikking is, hun tweede leven krijgen. Maar ze worden tegelijkertijd ondergeschikt. Ze voegen zich in de ritmiek zoals dat vooral zichtbaar is bij Saskia Laurant. Of zoals de menselijke figuur van Pet van de Luijtgaarden, die bestaat uit een enorme collectie voorwerpen. De voorwerpen worden deel van een kunstwerk dat vooral een verhaal vertelt. Het verhaal van- en over de kunstenaar. Dit verhaal komt dan te staan in een ruimte die uit zichzelf al, door zijn ouderdom en door zijn door-leefdheid een verhaal was.
We zien dan ook dat het vooral de spanning van de verhalen binnen een contrasterend verhaal is die maakt of een dergelijke tentoonstelling ’werkt’. Zoals het verhaal van de Mesdag Collectie een verhaal is van de verzamelaar Mesdag, wordt iedere kunstzinnige verzameling ook, en vooral, het verhaal van de kunstenaar. Zo wordt ieder werk pas betekenisvol als je het verhaal kan lezen. Het is denk ik daarom belangrijk dat dit verhaal ook voldoende duidelijk wordt, of dat de werken zo sterk zijn dat ze zich losmaken van de kunstenaar en een eigen status als verhaal kunnen krijgen.
Voor mij werkte dit vooral bij het werk van Saskia Laurant. De sterke ritmiek en bijna militaire geleding van het werk dat vanuit de reeds aanwezige buste is opgebouwd en dat zich langzaam naar de toeschouwer toe werkt, toont een beeldtaal dat zich weet te handhaven doordat het zelfs reageert op het verhaal dat er al aanwezig is. Het verbindt zich ermee. De sokkenwand laat zich als wandtapijt wel decoratief inpassen, maar is tegelijkertijd niet bestand om het geweld van het tapijt van Kolenbrander te weerstaan. Andere verzamelingen die getoond worden, hebben voor mij de neiging erg zelfstandig te willen zijn en zijn daarom zo opgesloten in zichzelf dat het ook niet uitmaakt waar ze geplaatst zouden worden. Dit geldt zelfs voor het vloertapijt van krijt, dat toch een directe inspiratie is van dit vloerkleed van de hand van Kolenbrander. Gek genoeg is daarom de verzameling van Meindert van Gozewijn van Soest in de vitrines al snel een verzameling curiosa, en geen nieuw werk, en is zijn ingreep van bv. de schedels dan ook vooral curioos.
Dit doet de vraag stellen waarom het verzamelen zelf zo interessant is. We zien dit soort kunstfenomenen wel wat meer opduiken. Stelt dit aan de orde, dat we in een tijd van overvloed aan beeldinformatie, niet meer de oorspronkelijkheid van een kunstwerk mogen verwachten? Of laat het zien dat we niet langer het kunstwerk, zoals de Mesdag Collectie laat zien, maar steeds meer de kunstenaar als oorspronkelijk moeten zien? Als dat zo is, dan kijken we dus vooral naar de kunstenaar als oorspronkelijke schepper. Het werk is de toegang naar deze oorspronkelijkheid. Wij toeschouwers krijgen een kijkje in de ziel van iemand die iets kan met een verzameling toevallige objecten.
Een presentatie zoals deze heeft dus deze ’actualiteit’ die de huidige kunst ons biedt. Ze toont ons steeds meer de spanning van wat we als toeschouwer niet kunnen. Kunst is een poort geworden tot het verhaal erachter en de catalogus helpt ons op weg, om dit verhaal te kunnen lezen.