Over dubbelmin en de bovenkant van de druppel
Wieteke Heldens heeft een spiksplinternieuw atelier en dat moet gevierd worden met tompoezen en een atelierbezoek door Jegens & Tevens. Maar er is meer reden voor feest. Op 4 oktober ontving zij (evenals Marijn van Kreij, Philipp Kremer en Jorn van Leeuwen) de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst 2013.
Ze is er zelf nog niet helemaal aan gewend, maar ik tref een goed gevuld atelier aan wanneer ik Wieteke bezoek. Ze deelt de ruimte en op haar helft staan en hangen overal doeken. Ze is nog niet aan het werk geweest. Te druk met de verhuizing, de Koninklijke Prijs en helaas een heleboel pijn. Drie weken heeft ze op bed gelegen, geveld door rugpijn. Maar die dag staat Wieteke weer met beide benen op de grond. Ze is vrolijk.
We eten tompoezen en ik begin het interview met de cliché-vraag: had je het verwacht? Het antwoord verbaast haar zelf ook. Naar eigen zeggen had ze voor het eerst in haar leven een goed gevoel bij het inleveren van de twee werken na haar nominatie. Toen ze de brief kreeg dat ze door was naar de tweede ronde kreeg ze er vertrouwen in. Dat was haar in voorgaande jaren nog niet gelukt. Ze was wel zenuwachtig voor de dag van de uitreiking, bang dat ze er door de pijn niet bij zou kunnen zijn. Uiteindelijk heeft de adrenaline het gewonnen en was Wieteke aanwezig als winnares.
Het tij is voor Wieteke gekeerd. De afgelopen jaren heeft ze veel met haar gezondheid geworsteld. Ze lijdt aan de immuunziekte Lupus en kreeg vorig jaar een hartinfarct. Wieteke vertelt me tot mijn verbazing dat het infarct een van de beste dingen is die haar zijn overkomen. Naar eigen zeggen staat ze sindsdien heel anders in het leven. Vroeger een zwaarmoedige persoonlijkheid, tegenwoordig een energieke en positief ingestelde kunstenaar. De Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst is de bekroning.
Ik zit tegenover een goedlachse Wieteke die stralend vertelt over de nieuwe ontwikkelingen in haar werk, de Prijs en de stijgende lijn in haar gezondheid en carrière. Haar bloemetjesjurk en het roze glazuur van de tompouce maken het plaatje compleet. Ik kan me maar moeilijk voorstellen dat Wieteke zichzelf en haar werk ooit karakteriseerde als zwaarmoedig.
Tot voor kort was het een haat-liefdeverhouding; Wieteke en de schilderkunst. Meerdere malen heeft ze geprobeerd afscheid te nemen en schilderde ze haar ‘Last One’. Maar altijd kwam er een vervolg en zo kan het dat er een ‘My last one number two’ bestaat. In haar atelier staat een enorm doek: veel zwart, ingevuld met rode, witte en donkergroene gebieden. Het blijkt alle verf te zijn die Wieteke nog had, tot de laatste druppel uitgesmeerd op één doek. Weer niet gelukt, vertelt ze me, want niet veel later is ze naar de winkel gegaan om een partij nieuwe tubes aan te schaffen. Ze twijfelt er niet aan dat haar werk alleen als schilderkunst kan bestaan. Ze ziet de dingen graag in kaders en voelt zich slechts thuis op het platte vlak.
Als ze kan werken gaat het goed met haar, ook in minder goede periodes. Nu kijkt ze met enige afstand naar het werk dat ze vroeger maakte. Ze schilderde ‘Pain-things’ en ‘Last-ones’. Schilderijen over de schilderkunst, maar ook over pijn. De pijn in haar lichaam kreeg gestalte in haar werk. Toen Wieteke haar ‘Back-pain-thing’ schilderde was ze ook wekenlang geveld door rugpijn. Vlak na haar ‘Last One’ kreeg ze het hartinfarct. Dat heeft veel indruk gemaakt en zoals Wieteke erover spreekt lijkt het alsof haar werk en zijzelf door vele lijntjes met elkaar verbonden zijn.
Ze tekent ook. Op bruine papieren zakken bijvoorbeeld. Ze begon ermee in New York. Heel toevallig kwam ik onlangs zo’n bruine zak tegen toen ik snuffelde door het kunstbezit van een kennis van mij. Het tere papier, de fijne kreukels en de onzekere inktlijnen intrigeerden me. Nog leeg en zonder ‘content’ gebruikte Wieteke de papieren bruine zakken als vorm voor nieuw werk. Elke kreukel werd een lijn. Een beetje zoals de toekomst lezen in je hand of zoals littekens, zegt ze zelf. Maar volgens Wieteke was dat een bijzonder exemplaar, één van de eersten. Dat werkje was heel echt en oorspronkelijk.
Het schilderij ‘Dry Paint’ dat ze instuurde voor de Koninklijke Prijs is dat ook. De opwaartse druppels in het werk markeren voor Wieteke een positieve wending in haar leven, werk en carrière. Het zijn er 347 en het is de bovenkant die telt. Het portret van de verticale min toont eenzelfde karakter. Wanneer min en min samenkomen heb je dubbelmin, aldus Wieteke. De optelsom is uiteindelijk positief.