Invest Conference Stroom

expositie Mark Dion in Het Domein, curator: Roel Arkesteijn

Wat is de rol van hedendaagse curatoren? Waar staan ze ten opzichte van de kunstenaar? Hoe maken ze een beslissing wat wel en wat niet te tonen? Een aantal van de vragen die naar boven kwamen tijdens de Invest conferentie bij Stroom afgelopen woensdag.
Een speciaal, publiek moment, wat onderdeel uitmaakt van het grotere Invest programma. Dit is een programma wat Stroom ontwikkelt heeft om jonge kunstenaars uit de stad Den Haag te stimuleren, om hun netwerk uit te breiden en zoals de naam al zegt een investering te doen in de toekomt van deze kunstenaars.

Om de visie van de curatoren die ze voor dit programma uitgenodigd hadden ook met een groter publiek te delen, dan alleen de deelnemers van het programma, was er dus deze conferentie op woensdag 11 september jl.. Gezeten op houten tribunebankjes (waarvan iemand in de pauze zei dat ze “ er wel cool uitzien maar niet om op te zitten…” ) volgden we aantal interviews van Arno van Roosmalen, directeur van Stroom, waarin onder andere bovenstaande vragen aan de orde kwamen.

Eén duidelijk antwoord op die vragen is er natuurlijk niet. Het interessante aan deze avond was vooral dat er een heel rijtje curatoren voorbij kwam. Daardoor werden verschillen in mening over waar het zwaartepunt van hun beroep lag goed zichtbaar. Ook al waren er soms ook grote overeenkomsten. Liliane Dewachter van M HKA zei bijvoorbeeld, toen zij na de pauze aan haar interview begon, dat het verhaal van Roel Arkesteijn (Het Domein) net zo goed haar verhaal had kunnen zijn. Wat zij vooral deelden was dat ze het liefst een lange termijn relatie met een kunstenaar aangingen. En met de tijd dan ook goed de carrière van die kunstenaars konden volgen. Liliane vertelde dat het zelfs zo was dat haar relatie met de kunstenaars waarmee ze werkte vaak dan ook verder ging dan alleen een professionele relatie. Ze karakteriseerde haar rol als curator als medeplichtige van de kunstenaar.

Stacion, curator Albert Heta

Toch een behoorlijk andere opvatting kwam van Albert Heta die bij Stacion werkt en de reeks interviews opende. Waar bij anderen de focus toch vooral binnen de muren van de musea en instellingen lag, keek hij veel meer naar buiten. “Artists have to be part of these important questions”, wat dan vooral vragen van maatschappelijke aard waren. Hij liet voorbeelden zien van projecten die op billboards midden in de stad waren gedaan of op prime-time tv zichtbaar voor een groot en niet persé kunstpubliek. Hij sprak over het penetreren van die projecten in de mainstream.

Andersom penetreert die mainstream zich in de kunstruimte Le Grand Café waar Sophie Legrandjaques met haar programma al 15 jaar probeert de plaats waar Le Grand Café gevestigd is te begrijpen. Ze legde uit dat de ruimte en plaats altijd het startpunt waren voor de projecten die ze organiseerde en de kunstenaars die ze vroeg. Maar dit kwam dan toch vanwege de stad Saint Nazaire, die historisch vrijwel volledig gelinkt is met het modernisme. De nadruk lag dan ook op het onderzoeken van de ideeën die daarmee verbonden zijn waarbij de kunstruimte een soort echo van de stad moest bieden.

Een beetje vreemde eend in de bijt is Andreas Brøgger die de ruimte van de Nikolaj Kunsthal vooral zei te gebruiken als “testing ground”. Misschien is dat vanwege het specifieke soort kunst waarin hij geïnteresseerd is dan ook weer niet zo heel vreemd. Hij is namelijk het grootste deel van zijn tijd bezig met kunst die technologie als onderwerp heeft. En een deel daarvan loopt al snel over naar een soort combinatie van wetenschap en kunst. De ruimte wordt dan een onderzoeksplaats waar hij als curator een thema en een platform biedt.

Ook voor de afsluiter van de avond, Isobel Harbison, die niet verbonden is aan een bepaalde ruimte, speelt onderzoek een grote rol. Alleen lijkt het bij haar vooral haar eigen onderzoek te zijn waar ze dan werk bij zoekt en waarbij de tentoonstelling fungeert als een essay. Sommige van de interviews vond ik net wat aan de lange kant en dan begin je die houten bankjes nog wat extra te voelen. In het geval van Harbison leek het dat ze die tijd nodig had om een beetje op dreef te komen, om uiteindelijk te besluiten met een wervelwind van een verhaal wat begon bij een aquarel van een dronken man in een kamer als een ontwerp voor een glas-in-lood raam, en te eindigen bij een, op een of andere manier logisch tentoonstellingsconcept. Dat maakte de bankjes dan wel weer goed.
Deze conferentie vond plaats bij Stroom op 11 september 2013