Charles van Otterdijk – Double Centre

Met de tentoonstelling Double Centre van Charles van Otterdijk opende Stroom tijdens de museumnacht het programma See You In The Hague. Arno van Roosmalen noemde het in zijn openingstoespraak een project dat het positieve imago van Den Haag belicht, maar eveneens de schaduwkanten en keerzijdes van de stad toont. In 2012 is het motto ‘Recht en Vrede’ opgenomen in het wapen van Den Haag en Van Roosmalen merkte daarbij op dat deze idealen niet kunnen bestaan zonder oorlog en conflict. Recht en vrede zijn niet vanzelfsprekend en om onze veiligheid te kunnen waarborgen neemt de overheid in toenemende mate de controle over ons leven. De manier waarop dit gebeurt is vaak gehuld in mysteries en lijkt voort te komen uit een onzichtbare wereld die bestaat achter spiegelglas en bewakingscamera’s. Een wereld waar de gewone burger niet kan komen, maar vooral niet mag komen.

Charles van Otterdijk kwam er wel. Als we de zaaltekst en de kleine publicatie bij de tentoonstelling moeten geloven heeft van Otterdijk zich in 2009 teruggetrokken uit het openbare leven sinds hij een opmerkelijke vondst deed: twee ‘locaties’ op het grensgebied tussen Duitsland en Polen. Van Otterdijk vermoedde een rol van de overheid in de functie en betekenis van de mysterieuze gebouwen die hij had ontdekt en heeft zich sindsdien volledig toegewijd aan het onderzoeken en uitwerken van zijn bevindingen. In 2010 benaderde hij Stroom en het Van Abbemuseum om de resultaten van zijn werk in tentoonstellingsvorm naar buiten te brengen. En zo geschiedde.

Ik ben een (wellicht naïeve) burger met goed (wellicht ook naïef) vertrouwen in de vredelievende intenties van de overheid. De tentoonstelling van van Otterdijk belicht echter een meer duistere zijde en de macabere sfeer van de getoonde objecten in de tentoonstelling van van Otterdijk overvielen mij nogal. Een tafel met een mand eraan vast en twee vreemdsoortige honkbalknuppels deden middeleeuwse martelpraktijken vermoeden. Mogelijk heeft er weleens een kop gerold of een knieschijf gekraakt in de locaties die van Otterdijk ontdekte.

Ondanks de agressieve instrumenten was de allesoverheersende sfeer in de tentoonstelling niet perse dreigend. Eerder gecontroleerd. De grote tentoonstellingsruimte van Stroom is onherkenbaar getransformeerd tot een ruimte die veel weg heeft van een grijze bunker. Echter wel een heel keurige bunker. Geen afgebladderde verf, roestig metaal of ijskoud beton, maar strak afgewerkte objecten en ingelijste foto’s. De objecten zijn reproducties van voorwerpen die van Otterdijk heeft gevonden toen hij de locaties aantrof, de foto’s zijn veelal documentatiemateriaal van de betreffende ruimtes.

Ik heb zelden een tentoonstelling bij Stroom gezien die zo strak in elkaar stak als Double Centre. Alles lijkt te kloppen. De onherkenbare ruimte, de grijze kleur van de wanden, de objecten met het beeldmateriaal en zelfs het ondefinieerbare gevoel dat je als bezoeker bekruipt wanneer je je door de ruimtes beweegt. En dat wrikt.

Dat gevoel werd versterkt toen ik met van Otterdijk sprak. De kunstenaar is een allervriendelijkst persoon die mij op gemoedelijke toon vertelde over zijn belevenissen in de door hem gevonden locaties. Zijn broek had precies dezelfde kleur als de muren. Hij vertelde dat het onheilspellende suizende geluid dat de luidsprekers afspelen in de ruimte oorspronkelijk afkomstig is van een usb-stick die hij samen met twee documenten heeft gevonden op een tafel in één van de locaties. Het instrument dat in mijn ogen veel weg had van een dubbele toeter zou een apparaatje zijn waarvan de makers, namelijk TNO, de functie inmiddels zijn vergeten. Ik vond het ongelooflijk interessant.

Uit nieuwsgierigheid ben ik daarom de volgende dag naar de rondleiding door Rik van Amersfoort gegaan. Van Amersfoort werkt voor Buro Jansen&Janssen. Een onderzoeksbureau dat “[…] politie, justitie en inlichtingendiensten kritisch volgt en daar gevraagd of ongevraagd een mening over geeft”.

Die dag gaf van Amersfoort desgevraagd zijn mening over de tentoonstelling en door zijn interpretaties werd menig bezoeker geconfronteerd met de eigen goedgelovigheid en volgzaamheid bij het beschouwen van het werk. Dat wil niet zeggen dat we hier worden misleid. We hebben simpelweg weinig zicht op onze manier van kijken of hoe we bekeken worden en zijn daardoor blijkbaar gevoelig voor de beeldvorming die ons word opgelegd. Zij het door de overheid of door een kunstenaar.

Wanneer burgers met goed vertrouwen in de lens van een bewakingscamera staren zien ze niets. Van Otterdijk gunt ons met Double Centre op ingenieuze wijze een kijkje in de onzichtbare wereld die ons in de gaten houdt. Sluitende antwoorden op de vraagstukken die zijn werken oproepen krijgen we echter niet. Hij laat ons in het ongewisse zoals we dat waarschijnlijk altijd al zijn geweest en ook zullen blijven.