Undercover verslag: Vier keer een kwartier met Arno van Roosmalen
‘He, wij kennen elkaar!’ Ik had Arno van Roosmalen wel een paar keer in de academie gezien, maar ik wist niet dat hij mij ook kende. Op 21 en 28 november en 5 en 12 december houdt hij spreekuur van 12.30 tot 13.30 – per dag vier keer een kwartier!
Allereerst een vraag uit nieuwsgierigheid, wat is het idee achter dit initiatief?
-‘Ik vind persoonlijk contact heel erg belangrijk, dat mensen die binnenstappen de gezichten kennen van de organisatie. Toen ik bij Boijmans werkte als conservator was er een kunstenaar die een ‘Studio Skull’ neerzette in de ruimte: een werkruimte in de vorm van een skull. Ik heb toen besloten daarin te gaan werken tijdens de duur van de tentoonstelling.’
Eventjes googlen doet vermoeden dat dit ‘AVL Workskull’ (2005) is van Atelier van Lieshout, dat in 2010 in Boijmans is tentoongesteld. ‘Later ben ik de archieven ingedoken en toen ben ik erachter gekomen dat in de jaren ’30 alle conservatoren aan hun bureau in de tentoonstellingszalen zaten te werken. Nu zie je dat niet meer, maar Stroom vindt dat persoonlijke contact wel erg belangrijk, daarom hebben we deze spreekuren georganiseerd.’
Maar de werkelijke reden van mijn komst was een aantal vragen over het opzetten van een carrière in de kunst. Hoe doe je dat als je net bent afgestudeerd? Na de academie verandert er ineens heel veel, dat had ik eigenlijk wel onderschat. Ik dacht dat ik gewoon door zou gaan waarmee ik bezig was, maar er zijn ineens ook veel banale zaken die je aandacht opeisen. Ik vroeg Arno of hij tips had voor de beginnende kunstenaar om een carrièrestart te maken. Hij antwoordde:
-‘Dat is denk ik per situatie verschillend, de één kan bijvoorbeeld alleen werk maken wanneer er een deadline in zicht komt en de ander werkt het beste door op vaste tijden naar zijn atelier te gaan. Na de academie valt het stramien weg en moet je ineens alle motivatie uit jezelf halen omdat er geen richtlijnen meer zijn. Die richtlijnen moet je dus zelf zoeken, of zelf maken. Één van de belangrijkste dingen die wegvallen na een academiesituatie is het iedere week praten over je werk, de input van de docenten en medestudenten. Dat moet je gewoon nu weer opzoeken door naar evenementen te gaan, overal je gezicht laten zien. Stroom organiseert ook een heleboel dingen, je kunt een atelierbezoek aanvragen en we geven regelmatig lezingen: laatst nog over het micromecenaat, en in december komt er eentje over recidensies. Daardoor raak je ook weer aan de praat met instellingen, andere kunstenaars en curators. Als je geen atelier hebt, kun je ons ook benaderen en dan kun je je laptop meenemen en hier een presentatie geven, zodat je alsnog een ‘atelierbezoek’ hebt.
Ik vraag me altijd af of het zin heeft om zelf je portfolio op te sturen naar instanties of personen, of om voorstellen in te dienen?
-‘Ik denk het wel. Stroom reageert altijd op verzoeken, we kijken er altijd naar, maar kunnen natuurlijk niet overal ja op zeggen. Soms zie je meteen of iets tegelijkertijd naar 60 andere instellingen is verstuurd, of dat het een persoonlijke brief is met uitleg waarom iemand denkt dat zijn werk hier goed past, bijvoorbeeld doordat ze de achtergrond van de organisatie kennen. Dat is wel altijd heel belangrijk, dat je weet aan wie je het richt. Dan weet de geadresseerde dat je er serieus over bent, dat je weet wie ze zijn, en geen generieke brief schrijft naar heel Nederland. Het is altijd goed om mensen en instellingen te benaderen, ook al krijg je nee te horen. Niet alleen per brief trouwens, maar ook persoonlijk, dat werkt toch vaak het beste. Als je op een tentoonstelling bent en je ziet de kunstenaar zou je hem kunnen aanspreken, of vragen stellen over zijn werk.’
Zou u bijvoorbeeld ook bij een opening in het Stedelijk Museum een redelijk bekende kunstenaar aanspreken, om te vragen of ze naar je werk willen kijken?
-‘Als je het een beetje voorbereid en bedenkt wat je ze zou willen vragen of zeggen, dan zou ik dat zeker doen. Het moet dan wel echt een hork zijn als hij zegt ‘nee, ik wil niet met jou praten’. Je kunt ook altijd Stroom benaderen, omdat wij veel kunstenaars in ons netwerk hebben, dan kunnen wij je eventueel met iemand in contact brengen. Uiteraard kijken we dan naar de persoon zelf en zeggen we zelf wel als we denken dat iets ongepast is, maar bijvoorbeeld een sociaal persoon als Philip Akkerman zou daar eventueel best op reageren. Ik zou ook zeker proberen om je favoriete kunstenaar via zijn website te contacteren. Bekende kunstenaars zijn vaak ook makkelijker te benaderen dan je denkt, het is vooral de laag net daaronder met wie je veel moeilijker in contact komt. Alle bekende kunstenaars zijn vroeger ook jong geweest en hebben in hetzelfde schuitje gezeten.’
Tot besluit, om alles kort en bondig samen te vatten, en een eind te breien aan ons gesprek:
‘Het is belangrijk dat je je gezicht veel laat zien, dan leren mensen je vanzelf wel kennen. Dus ga naar activiteiten, tentoonstellingen, atelierbezoeken, lezingen, etc. Je moet vooral met mensen praten over je werk, zodat ze een idee krijgen van wat je doet, en het is altijd goed om input te krijgen. We zijn nu bezig om in de lobby een werkruimte te maken voor jonge kunstenaars, je kunt dan gewoon met je laptop hier komen zitten werken en zo leer je ook weer nieuwe mensen kennen. Stroom wil graag een bemiddelende functie uitoefenen.’
Na ruim een kwartier stond ik weer voor de deur, in de zeldzame laatste zonnestraaltjes van het jaar. Ik vertrok met een voldaan gevoel: niet alleen heb ik ‘zomaar’ met de directeur van Stroom gepraat over mijn eigen ‘valkuilen’, maar ook heb ik weer bevestigd gezien dat deze mensen er zijn om je te helpen. Zoals Arno zegt: ‘Schroom niet en stap binnen!’