#Report: Some Things Perishable

Afgelopen donderdagavond 1 mei vond in Nest de 16e zogenaamde One Nest Stand plaats, een tentoonstelling die slechts vier uur duurt en dus alleen op deze avond te zien is. Dit keer was de expositie met de titel ‘Some Things Perishable’ samengesteld door Charlott Markus. Er waren werken te zien die allemaal in zekere zin verwijzen naar de vergankelijkheid van niet alleen het menselijk leven zelf, maar naar de wetenschap dat uiteindelijk alles vergaat. De werken van de kunstenaar Niels Albersvormden voor Markus een uitgangspunt om een tentoonstelling rond dit onderwerp samen te stellen. Albers heeft op verzoek van zijn oma voor haar een doodskist ontworpen die deze avond in Nest te zien was, daarnaast werd een video getoond waarin de kunstenaar samen met zijn oma de eenvoudige houten kist bekleedt.

Niels Albers (Foto: Jhoeko)

De dood krijgt ineens een actievere plaats in het leven doordat er als het ware een voorbereiding op wordt gemaakt wat voor mij als kijker confronterend en ontroerend tegelijk is. Ik houd mij liever zo min mogelijk bezig met het onomstotelijke feit dat niet alleen ik zelf maar ook de mensen om wie ik geef op een dag zullen sterven. Het zien van deze doodskist die onderdeel is geworden van het leven brengt de dood ergens dichterbij, er ontstaat een relatie met een object dat uiteindelijk zal dienen als laatste ‘vervoermiddel’ naar het einde van een bestaan en het einde van dit kunstproject. De video maakt de functie van de kist duidelijk: op een dag zal de oma van Albers in deze kist komen te liggen. Het zien van de kist als object in de ruimte van de tentoonstelling met bezoekers die met een glas in de hand er even naar kijken en erbij staan te babbelen maakt het onderwerp ineens een stuk abstracter en minder intiem. Het is dan makkelijk om niet stil te staan bij de betekenis ervan en dit beeld illustreert wellicht tegelijk hoe mensen zich kunnen verhouden tot dit beladen onderwerp.

Niels Albers

Van Amie Dicke waren twee foto’s te zien die misschien meer gaan over wat er nu juist niet te zien is. Op beide foto’s zijn nog delen te zien van een persoon waarvan de kenmerkende aspecten die ervoor zorgen dat iemand geïdentificeerd kan worden zijn weggekrast. Zo zijn nog de benen van waarschijnlijk een mannelijk persoon te zien, op de achtergrond staat een klapstoeltje, maar ook van de ruimte waarin hij zich bevindt is niet veel meer over. Op de andere foto is een portret in feite geen portret meer, het gezicht van de persoon is volledig weggevaagd door de krassen die erop gemaakt zijn.

Amie Dicke (Foto: Jhoeko)

De foto’s lijken hierdoor vooral te focussen op het niet weten, terwijl dit medium meestal juist wordt ingezet om iets te registreren en de wereld weer te geven. De manier waarop het beeld deels is verdwenen verwijst in de eerste plaats vrij letterlijk naar het verleden, het vergaan van iets dat er ooit was. Maar daarvoor is eigenlijk ook iets in de plaats gekomen. De witte delen die zijn ontstaan doen bijna aan verf denken, alsof er een tweede laag over een deel van de eerste heen is geschilderd. De originele foto is getransformeerd tot een nieuw werk en laat hierdoor zien dat het vervagen en verdwijnen van de dingen plaats kan maken voor het ontstaan van iets anders.

Maarten Rots (Foto: Jhoeko)

Maarten Rots brengt oude dia’s bij elkaar die hij op rommelmarkten koopt. In de ruimte bungelen aan touwtjes schermpjes waarop verschillende dia’s worden geprojecteerd van typische, oude vakantiekiekjes. Zo is er een dia te zien van oudere dames in bloemetjesjurken die naar een uitgestrekt landschap kijken, op een andere foto staart een man naar de kust enzovoorts. De personen op de dia’s hebben waarschijnlijk niets met elkaar te maken, maar lijken nu met elkaar een nieuwe familie te vormen. Doordat de ‘schermen’ langzaam bewegen komen de geportretteerden als het ware tot leven, niet alleen worden ze weer getoond, zij bevinden zich in een nieuwe context en dit geeft ze hiermee opnieuw betekenis en waarde. Het heeft iets rustgevends om naar de installatie te kijken en weg te dromen bij vervlogen tijden en situaties die wij allemaal uit ons eigen leven wel kennen. De personen blijven anoniem maar door de herkenbare beelden hebben zij iets vertrouwds.

Daniëlle van Ark

Daniëlle van Ark verwijst met drie lichtboxen – waarop prachtig gekleurde bloemen te zien zijn die op graven zijn geplaatst – duidelijk naar de 17e eeuwse genreschilderkunst. Op de foto’s is niet heel goed zichtbaar dat de bloemen zich op een graf bevinden, maar door de manier waarop ze bij elkaar zijn geplaatst ontstaat vrij direct die associatie. In de oude schilderkunst stond een schilderij van een vaas met bloemen altijd voor vanitas (of een memento mori), ofwel de tijdelijkheid van het aardse bestaan. In de werken van Van Ark staan bloemen voor ditzelfde thema, niet alleen zijn ze ter nagedachtenis en verering van de overledene neergelegd, op deze plek zullen zij ook zelf uiteindelijk verwelken en vergaan, hun staat hetzelfde lot te wachten.

Daniëlle van Ark

Verderop in de ruimte was een installatie van Van Ark te zien: een Perzisch tapijt met daarop aan de rand twee opgezette honden geplaatst. De eigenaar van de beesten, die ze na hun dood niet kon missen, heeft op deze manier geprobeerd ze bij zich te houden. Hier worden de gestorvenen niet alleen voortdurend herdacht, maar wordt op een pijnlijke en krampachtige manier geprobeerd hun dood te ontkennen.

Ik heb hier niet alle werken die te zien waren besproken (zoals van Frank Ammerlaan, Saskia de Brauw, Popel Coumou en Batia Suter), maar dit betekent niet dat ik deze minder interessant vond. Markus is er goed in geslaagd om werken te tonen die allemaal iets te zeggen hebben over de kortstondigheid van het leven en de manier waarop mensen met dit onderwerp om kunnen gaan. Niet alleen is het onvermijdelijk dat verval en eindigheid voor iedereen op een bepaald moment aan de orde zal komen. Wij zoeken ook manieren om aan wat er niet meer is vast te kunnen houden. De hier getoonde kunstwerken hebben niet alleen de mogelijkheid de kijkers beelden over dit onderwerp te tonen, zij zijn ook letterlijk in staat om in sommige gevallen zelf langer voort te leven dan de makers ervan en zijn dan zelf overblijfsels of sporen geworden van hun ontstaansgeschiedenis.

Het is jammer dat de duur van deze expositie zo kort was, de sfeer van een opening kan voor mij de concentratie op het werk in de weg staan doordat er afleiding is door alle andere aanwezigen die er rondlopen en praten. Meestal kom ik nog eens terug op een rustiger moment om alles nog een keer te bekijken en de werken de aandacht te geven die zij verdienen. Het feit dat deze mogelijkheid er nu niet was sluit wat mij betreft meteen mooi aan bij het onderwerp van de tentoonstelling, die zelf inmiddels ook is verdwenen en niet meer bestaat, maar wel sporen achterlaat door bijvoorbeeld de foto’s van de avond op Facebook en in feite ook door de tekst die ik erover heb geschreven.