Sluiting ateliercomplex(en)
Het lijkt nu nog erg ver weg, de gemeenteraadsverkiezingen op 19 maart 2014. Maar, zo een half jaar van te voren, lijkt het mij een goed idee alvast in te zoomen op de combinatie politiek, kunst & cultuur. Je kan vanaf nu hier regelmatig een artikel verwachten over de cultuurpolitiek in Den Haag.
Dit eerste artikel gaat over de sluiting van ateliers. Het gebeurt tot nu toe nogal stilletjes maar de komende tijd moeten een behoorlijk aantal kunstenaars hun atelier uit. De panden waarin zij een atelier hebben zijn eigendom van de gemeente en die heeft andere plannen. Recentelijk is het ateliercomplex aan de Stortenbekerstraat gesloten, 22 kunstenaars moesten plotsklaps omzien naar een ander atelier. Uiteraard gebeurt alles conform de afgesloten contracten, zoals de maand opzegtermijn. In het geval van de Stortenbekerstraat is rond 20 augustus per brief bekend gemaakt dat de kunstenaars 30 september jl. hun atelier verlaten moesten hebben. In het contract stond verder dat de kunstenaars geen recht hebben op een vergoeding of een vervangende werkruimte.
Waardeloze contracten dus eigenlijk, je hebt als kunstenaar geen poot om op te staan. Waarom tekenen kunstenaars dan toch zulke contracten? Juist, ze hebben geen keus, je bent als kunstenaar blij met een betaalbaar atelier.
Maar pas op, dankbaar hoef je als kunstenaar natuurlijk niet te zijn want de andere kant is dat de gemeente blij mag zijn dat de leegstaande panden een goede (tijdelijke) bestemming krijgen. Leegstand is niet goed voor een buurt en bovendien vangt de gemeente dan helemaal geen geld, ook al zijn marktconforme prijzen niet mogelijk. Maar ook hier is een andere kant, kunstenaars renoveren hun atelier meestal zelf en leggen niet elk wissewasje bij de verhuurder neer. Zo ook de kunstenaars aan de Stortenbekerstraat die kapotte ramen repareerden, een muizenplaag bestreden, muren waterdicht maakten e.d.
De meest recente ateliernota dateert van 2008 en daarin stonden nog ronkende teksten: “De bedoeling is de dienstverlening en het beheer van de ruimtes te verbeteren. Hiervoor wordt tot en met 2010 een budget van € 200.000 beschikbaar gesteld. Voor de stichting is bovendien structureel geld beschikbaar vanuit de exploitatie van het permanente bezit van de gemeente (begroting dienst OCW). [….]”
De gemeente stelt zelfs dat voor een goed ‘maakklimaat’ voor kunstenaars ruimte nodig is. Ze wil het aantal permanente werkruimtes, zowel particulier als in het bezit van de gemeente, uitbreiden en verbeteren.
Maakklimaat, een prima woord eigenlijk. Stukken beter dan participatiesamenleving, daarin proef je de onderliggende bezuiniging al. Maakklimaat klinkt lekker en actief. Kunstenaars gedijen bij een goed maakklimaat. En vice versa, als samenleving profiteer je ook doordat kunstenaars zich actief tot hun omgeving verhouden en initiatieven nemen. Kortom, een goed maakklimaat gaat de hele stad aan. De kunstenaars aan de Stortenbekerstraat zijn een goed voorbeeld van actieve kunstenaars. Om eens wat van hun initiatieven te noemen:
– Project Space Parterre Trap waar andere kunstenaars werden uitgenodigd om te exposeren;
– Kunstlessen voor kinderen uit de buurt onder de naam Art(s)cool;
– Undergrondconcerten van Vrijhaven;
– Workshops oost-indische inkt en aquarel.
En dit rijtje is incompleet.
Toen de Haagse Stadspartij begin september jl. aan de raad vroeg of het college bekend is met het feit dat het gebouw door 22 professionele kunstenaars gebruikt wordt en dat er verschillende projecten plaatsvinden, antwoordde de raad het volgende: In de bruikleenovereenkomst tussen de gemeente en Stroom staat duidelijk omschreven dat het pand uitsluitend mag worden gebruikt als tijdelijke atelierruimte ten behoeve van bij Stroom ingeschreven kunstenaars. Stroom sluit vervolgens overeenkomsten met de kunstenaars, zonder tussenkomst van de gemeente. Een aantal van de genoemde initiatieven is bij het college bekend.
Een nogal tamme reactie, het maakt het streven naar een goed maakklimaat en zelfs naar een participatiesamenleving (en dan heb ik het nog niet eens over het cultureel ondernemerschap waartoe een kunstenaar zich tegenwoordig moet verhouden) behoorlijk ongeloofwaardig.
De kunstenaars van de Stortenbekerstraat hadden wel door dat er plannen waren voor het gebouw toen er steeds vaker architecten en projectleiders langskwamen om de ruimtes op te meten, maar omdat er nog geen concrete toekomstplannen waren, dachten ze nog wel even tijd te hebben. Dat hadden ze mis. Toen de Haagse Stadspartij vroeg waarom de gemeenteraad niet geïnformeerd is over herontwikkelingsplannen, antwoordde de gemeente dit:
De ontwikkeling van Stortenbekerstraat 205-207 (H. Mariaschool) valt onder het project Kleinschalig Opdrachtgeverschap. Er wordt momenteel onderzocht of het pand Stortenbekerstraat 205-207 kan worden ingezet als kluscomplex. Onderzoeken zijn nog in volle gang en worden uitgewerkt tot een projectdocument, dat medio november 2013 aan de gemeenteraad zal worden gepresenteerd.
Kortom, een mogelijk nieuwe functie voor het gebouw bevindt zich nog in een onderzoeksfase maar de kunstenaars moesten er wel alvast uit. De gemeente houdt zich uiteraard keurig aan de letter van het afgesloten contract en aan de meest recente ateliernota. Maar ik weet vrijwel zeker dat met een andere doelgroep, bijvoorbeeld winkeliers, anders omgesprongen zou zijn.
De kunstenaars van de Stortenbekerstraat hebben inmiddels vrijwel allemaal een andere atelier, het is te hopen dat ze zich weer opnieuw voor hun buurt willen inzetten met mooie culturele projecten.
Er staan nog meer ateliercomplexen op de tocht. Het is nu niet aan mij deze complexen te onthullen maar binnenkort spreek ik de betrokken kunstenaars. Daarna zal ik er weer een artikel aan wijden.