United We

Onlangs heb ik de tentoonstelling ‘United We’ bezocht die op dit moment te zien is bij Stroom
Den Haag. De expositie laat de bezoeker kennis maken met het onderwerp coöperatie en collectiviteit, ofwel oude en nieuwe vormen van samenwerkingsmogelijkheden. Zo is op de tentoonstelling een presentatie te zien van historische voorwerpen die een beeld geven van vroege coöperaties.

photo: Hein van Liempd, courtesy Stroom Den Haag Archiefstukken Coöperaties

Daarnaast wordt onder andere een zogenaamd conversatiebevorderend stapelbed getoond naar een ontwerp van de architect Frank van Klingeren (1919 – 1999), die zich in zijn werk in hoge mate bezighield met het creëren van ruimtes voor het gemeenschappelijke.  Dit bed, waarbij men niet recht onder maar naast elkaar ligt, is dan ook bedoeld om twee mensen in staat te stellen meer contact met elkaar te hebben. Aan een andere wand zijn onderdelen te zien van Van Klingerens  jeugdherberg van Ockenburgh , waar dit stapelbed ook voor bedoeld was.

photo: Hein van Liempd, courtesy Stroom Den Haag Frank van Klingeren/Jan van Belkum – Conversatiebevorderend stapelbed

De jeugdherberg is  inmiddels afgebroken en ligt al jaren gedemonteerd opgeslagen met als doel ooit weer ergens opgebouwd te kunnen worden. In dezelfde ruimte zijn ook ontwerpen van onder andere Itay Ohaly te zien, zoals bijvoorbeeld een soort bureautje met aangebouwde kast die geen handige rechtlijnige structuur heeft, maar eerder schots en scheef in elkaar zit. De ontwerper brengt in zijn werkproces expres wanorde aan door bijvoorbeeld uitbesteding en fragmentatie.

photo: Hein van Liempd, courtesy Stroom Den Haag Itay Ohaly – Fragmented Processes Cabinet, Design and Chaos

Er zijn ook videowerken te zien van de kunstenaar Ante Timmermans en het kunstenaarscollectief Potential Estate. Al met al hebben we dus te maken met nogal uiteenlopende werken, die niet allemaal in de eerste plaats bedoeld zijn als kunstobject of in een tentoonstellingsruimte thuishoren. Het is dan ook prettig dat de tentoonstellingsmakers een vrij uitgebreid boekje hebben opgesteld dat iedere bezoeker bij binnenkomst krijgt, zodat er een context wordt gegeven op welke manier de objecten en werken zich verhouden tot het onderwerp collectiviteit. Toch roept de tentoonstelling tegelijk vragen op over de manier waarop het thema is uitgewerkt en de keuzes die hierbij gehanteerd zijn.

In een gesprek met tentoonstellingsmakers Francien van Westrenen en Maaike Lauwaert heb ik gevraagd hoe in de eerste plaats de interesse voor dit onderwerp is ontstaan. Stroom  is al een  aantal jaar bezig met een overkoepelend thema, ‘upcycling’, waarmee in feite de creatie van waarde  bedoeld wordt. Van Westrenen geeft aan dat het proces van upcycling in feite eigen is aan de kunst, omdat werken al direct een andere waarde krijgen op het moment dat ze in een andere context geplaatst worden, dus bijvoorbeeld van het atelier van de kunstenaar naar een presentatieruimte verhuizen. Na andere tentoonstellingen te hebben georganiseerd, waarin de ‘Ik’ en ‘Jij’ centraal stonden,  willen zij nu aandacht besteden aan het ‘Wij’-aspect dat op dit moment volgens de curatoren in de maatschappij als het ware in de lucht hangt. Het blijkt dat mensen steeds meer nieuwe manieren van samenwerken aangaan met als doel het heft zelf in handen te nemen. Onderliggende reden hiervoor is de steeds groter wordende onvrede over de organisatie van de huidige samenleving.

Met de tentoonstelling wordt deels getoond dat dit gedachtegoed niet nieuw is en men in het midden van de 19e eeuw vanuit een zelfde soort ongenoegen over de maatschappij begon met het opzetten van coöperaties. Met het werk van Van Klingeren wordt daarnaast duidelijk dat in de jaren ’70 al sterke ideeën leefden over het nut van het gemeenschappelijke. Volgens Lauwaert hebben zij bij de selectie van de andere ontwerpers en kunstenaars  gekeken naar collectieven of individuen die werken rond organisatievormen, waarbij dit dus een thema in het werk is. Bij anderen zit het juist meer in de eigen manier van werken. Er zijn natuurlijk veel mensen die samenwerken zonder dit aspect van samenwerken tot onderwerp van het werk te maken en andere reflecteren hier juist bewust op. Van Westrenen vult aan dat het voor hen van belang is om het onderwerp vanuit verschillende disciplines te benaderen. Door het werk van architecten, kunstenaars en ontwerpers tegelijk te tonen wordt het mogelijk om op een andere manier naar het onderwerp te kijken en wordt een essentieel verhaal verteld.

photo: Hein van Liempd, courtesy Stroom Den Haag Overzicht tentoonstellingsruimte
(Op de voorgrond: Itay Ohaly – The Group Project)

Ik ben het met de curatoren eens dat het eerder genoemde stapelbed nu een heel andere waarde krijgt binnen de context van de tentoonstelling, dan wanneer ik dit zelfde object in een slaapkamer tegen zou komen. Het proces van ‘upcycling’ voltrekt zich dan ook mede door toedoen van de tentoonstellingsmakers. Door hun keuze van presenteren en contextualiseren passen de werken ineens op een bepaalde manier bij elkaar en ontstaat een zekere mate van interactie. Of alle ontwerpers en kunstenaars zich ook zo bewust waren van het feit dat hun werk past binnen het thema van collectiviteit is maar de vraag, in feite hebben de curatoren ervoor gekozen om de werken in deze context te brengen en daardoor een nieuwe betekenis te geven. Lauwaert geeft aan dat de tentoonstelling niet direct vanuit een kunststroming is gedacht en gemaakt, maar meer vanuit mentaliteit, die je ook bij veel kunstenaars terugziet. Voor mij blijft dan ook de vraag bestaan of de tentoonstelling een illustratie is bij een door de curatoren geconstrueerd narratief. Aan de andere kant willen de curatoren juist niet de bezoeker een vaststaand verhaal voorleggen. Naast de tentoonstelling wordt een uitgebreid programma georganiseerd waar een dialoog met allerlei verschillende mensen wordt aangegaan. Zo worden er onder andere twee dagen besteed aan de vraag op welke manier kunst en management iets aan elkaar kunnen hebben. Op dit moment staat nog niks vast over wat er precies in die dagen zal gebeuren behalve dat er op zoek gegaan wordt naar een bastaardtaal, zoals Lauwaert het noemt, die tussen het jargon van het bedrijfsleven en de kunst in zit en dus wel door beide te verstaan is.

Al heeft het hele programma een nogal idealistische insteek, het is niet de bedoeling om hiermee mensen te overtuigen van een bepaald idee of gedachtegoed. Het is Stroom meer te doen om het blootleggen van tendensen in de samenleving en hierover in gesprek te gaan. Zij zeggen dus niet: zo moet het, maar zo kan het ook.

De tentoonstelling is nog tot en met 14 juli 2013 te zien. Verdere informatie over het programma rond de tentoonstelling is te vinden op de website van Stroom.