Satellietgroep als fabriek
Kunstenaarscollectief Satellietgroep pakt de komende weken uit met de tentoonstelling ´Climate as Artefact´ in de Electriciteitsfabriek in Den Haag. Het project staat in contrast met de vele kleinschalige projecten die Satellietgroep de afgelopen jaren, veelal in de vorm van residencies, heeft uitgevoerd in het kustgebied. Wellicht is het tijd om de balans op te maken en om te horen wat het artistieke onderzoek naar de betekenis van de zee allemaal heeft opgeleverd?
Terwijl in de machinehal nog druk wordt gebouwd aan de tentoonstelling, spreek ik Jacqueline Heerema en Francois Lombarts. Samen met Lotte Bosman vormen zij de harde kern van het collectief, maar er is een rolverdeling.
Lotte Bosman is kunstenaar, de schrijver en de lezer van de groep. Zij is een belangrijke gesprekspartner om nieuwe onderwerpen en projecten te ontwikkelen en om gericht kunstenaars en wetenschappers uit te nodigen. Jacqueline Heerema is de schakel tussen de kunstenaars, de projecten en het programma. Ze vertegenwoordigd Satellietgroep extern met presentaties op nieuwe en bijzondere plekken. Francois Lombarts is de maker van de groep. Hij richt zich op de concrete realisering van projecten, soms als ontwerper of uitvinder. En metde anderen van het team verrichtten zij veldwerk op de verschillende locaties waar Satellietgroep actief is.
Jacqueline is mede-oprichter van Satellietgroep. Francois en Lotte zijn later aangespoeld?
Francois Lombarts: Ik kwam in 2010 in aanraking met Satellietgroep. Aanvankelijk als een van de artists-in-residence maar daarna bleef ik een soort satelliet van de Satellietgroep. Vier jaar geleden raakte ik meer bij de organisatie zelf betrokken en daar hou ik me vooral bezig met de concrete uitvoering van projecten.
Jacqueline Heerema: Met het team doen we ook veel veldwerk. Zeker in de periode die voorafgaat aan het uitnodigen van kunstenaars. Satellietgroep begon in 2006 als pop-up initiatief. De zee en kust vormde de aanleiding. Als je kijkt welke spanningsvelden er allemaal rondom het kustgebied spelen, dan riep dat bij ons allerlei vragen op, zoals: “van wie is de zee eigenlijk?”
FL: Iedereen beschouwt het strand als één grote openbare vrije ruimte, maar als je kijkt naar de regels die er gelden en wie daar allemaal mee bezig is, dan krijg je een heel ander beeld.
JH: Er zitten gigantische denksystemen achter dat hele kustgebied. Dat heeft enerzijds natuurlijk te maken met veiligheid, maar anderzijds ook met geld verdienen. Er gaan grote bedragen en belangen in om. Gemeentes verpachten strandplekken voor een relatief laag bedrag, maar commerciële partijen verdienen er een veelvoud aan. En het gaat dan om een strook grond en een strand dat eigenlijk van ons allemaal is.
Rond 2006 speelden de plannen voor een reeks eilanden voor de kust. Satellietgroep begon met een fake krantenartikel waarin werd bericht dat een Haags kunstenaarsinitiatief de eerste gebruikers werden van een nieuw eiland. Ontwerper Bas de Koning stuurde het bericht rond. Het idee begon toen rond te zingen dat je als kunstenaar ook een claim kunt leggen op het gebied en openbare plekken tijdelijk kunt toe-eigenen.
Satellietgroep werd al snel een internationaal netwerk. Met kunstenaars, filosofen, landschapsarchitecten en wetenschappers. We zijn eerst tijdschriften gaan maken, dat leek ons een goede vorm om al die verschillende perspectieven naast elkaar te plaatsen. We kregen in Scheveningen te maken met politici, beleidsmakers en stedenbouwkundigen. Het topdown denken was toen heel normaal. Wij waren dan de vreemde eend in de discussie, maar wat we deden intrigeerde hen wel. Toen surfdorp F.A.S.T. werd opgezet konden we mee in de plannen. We hebben er Badgast opgezet, een residentielocatie van twee op elkaar geplaatste containers met uitzicht op zee. Aanvankelijk voor een jaar, maar door stagnatie in de bouwplannen van een hotel op deze locatie werd de periode steeds verlengd. Dus uiteindelijk heeft het Badgast programma vijf jaar bestaan. Verschillende kunstenaars die er een residency hebben gehad, keren nu terug met nieuw werk voor ‘Climate as Artefact’ in de Electriciteitsfabriek. De Badgastperiode was pionieren. We hadden een programma voor het hele jaar, dus ook wanneer het stormde of regende. De kunstenaars volgden elkaar op. Een gast kwam en bleef een of twee maanden en dan rondden we het project af met een presentatie bij Badgast of ergens in het kustgebied. We bleven zo dicht mogelijk bij de nieuwsgierigheid van de kunstenaar. En elke kunstenaar pakte het weer anders aan.
Welk publiek hadden jullie voor ogen? Of was het jullie voornamelijk om de discussie met andere partijen te doen?
JH: Het artistiek onderzoek stond en staat voorop. Van daaruit ontstonden gesprekken met anderen. We kregen te maken met allerlei mensen die geïnteresseerd zijn in ecologie of water of kunst of design. Het werkveld is heel breed en heel internationaal. Inmiddels sturen we onze nieuwsbrieven naar 6000 mensen over de hele wereld. Er zijn een heleboel mensen in het buitenland die ons niet fysiek bezoeken, maar die wel op afstand volgen wat we aan het doen zijn, en ons soms uitnodigen voor een project.
Hoe veelomvattend is het concept van de zee?
Met Badgast gingen we op zoek naar de culturele waarde en betekenis van de zee. Wat is haar rol als openbare ruimte? Maar later toen we met de Zandmotor aan de slag gingen, draaide dat om en sindsdien kijken we veel meer naar onszelf. Wat doen wij met het landschap? Langzaam kom je er achter dat processen die lokaal spelen onderdeel zijn van een veel groter verhaal. Dat het gaat om de relatie tussen mens en natuur.
Maar hoe groter het onderwerp, hoe moeilijker het is om een publiek te bereiken, lijkt me?
Als je het over ‘het klimaat’ hebt, filosoof Timothy Morton noemt dat een hyperobject, dan is het onderwerp zo groot, dat je er niets meer mee kunt. En als de framing zich concentreert op ijsberen ver weg, dan hebben veel mensen de neiging om te denken: het zal mijn tijd wel duren. Maar door de focus te leggen op de dingen die we ook dichtbij kunnen waarnemen, kunnen we dat overbruggen. Met projecten op het Oerol Festival en de Afsluitdijk ontdekten we dat je de veranderingen in je eigen leefomgeving gewoon kunt zien. Er zijn hier bijvoorbeeld al planten die voorheen alleen in zuidelijke streken voorkwamen. En wij stellen daarbij dan de vraag of we daar dan niet op zouden moeten anticiperen? Dat kun je heel aanschouwelijk maken door mensen mee te nemen in zo’n onderzoek en verhaal. Wij stellen het liefst vragen om de onderwerpen dichterbij te brengen. De mogelijk oplossingen zijn ieders eigen verantwoordelijkheid. Vanuit de vragen gaan we op zoek naar informatie en kennis die ons kan helpen om ons beeld bij te stellen of grip te krijgen op het onderwerp.
En vanuit die vragen nodigen jullie mensen uit om deel te nemen in jullie projecten?
Ja. Op de Zandmotor zijn we al weer vijf jaar actief en organiseren we ook residencies met kunstenaars. Dat levert veel nieuwe werken en inzichten op. De Zandmotor is een kunstmatig kustlandschap met een beperkte tijdsduur en het wordt neergezet als ‘natuur’. Dan is het fantastisch om bijvoorbeeld kunstenaar Maurice Meeuwisse uit te nodigen die het vooral als een werklandschap ziet en er een koffiepauze met een kantine introduceert omdat hij dat nodig vindt binnen deze industriële context. De kunstenaars moeten zich vrij voelen om hun eigen ding te doen. Wij vinden het fijn om met hen te sparren. En als er een hiaat in kennis is, gaan we op zoek naar deskundigen die daarin kunnen voorzien.
FL: Onze rol is om verbindingen te leggen. We brengen de kennis van wetenschap en de nieuwsgierigheid van de kunstenaar bij elkaar. En we proberen het dan zo vorm te geven dat het voor beiden iets kan betekenen. De Zandmotor is een mooi instrument omdat het een openbaar onderzoeksterrein is, waar mensen met heel verschillende achtergronden elkaar treffen. Als je een wandeling maakt over het terrein kom je bijvoorbeeld iemand tegen die de zeestromingen bestudeert of iemand die het grondwaterpeil meet of een fossielenverzamelaar. Dat maakt het voor de hand liggend om met kunstenaars die verbindingen op te zoeken
JH: Zo is er ook nog steeds een strikte scheiding tussen de werkgebieden van technische universiteiten en bijvoorbeeld social humanity studies. Dus het is heel goed om dat te doorbreken. We zijn nu met een pilot bezig op de Universiteit Twente om studenten watermanagement ook kennis te laten maken met het perspectief van de kunstenaar.
Hoe selecteren jullie de kunstenaars voor jullie projecten?
JH: De kunstenaars kiezen we op basis van fascinatie.
Dat sluit aan op de nieuwsgierigheid die jullie zelf ook hebben. Maar wetenschappers worden dan meestal slechts om hun kennis gevraagd?
JH: Wij noemen ze vaak bevlogen wetenschappers. Als ze met ons werken zijn ze bereid om over de grenzen van hun vakgebied te gaan. Ze lopen ook mee tijdens stormachtige expedities op de Zandmotor en doen hier ervaringen die ze ook voor hen bijzonder zijn. Ik denk dat ze veel respect hebben voor wat we doen. We geven regelmatig presentaties omdat we een andere benadering kunnen laten zien op onderwerpen die tot hun werkveld behoren. En het is interessant om te zien dat er dan ook bij hen iets gaat verschuiven. Men wordt zich bewust van het idee dat ons perspectief iets toevoegt dat waardevol is voor hun werk.
Kunstenaar Masha Ru is al lang bezig is met het ‘Museum of Edible Earth’, waarin zij de eetbare delen van de aarde verkent. Daaruit ontstond het idee om keramiek te gaan maken waarvan je stukjes kunt afbreken en op kunt eten. We vroegen haar of zij dat ook een verbinding kon maken met archeologische vondsten om ook de factor tijd in haar projecten te betrekken. We hebben haar meegenomen naar een groep archeologen die aanvankelijk nogal sceptisch waren. Maar de geconcentreerde manier waarop de kunstenaar laat zien hoe zij ruikt, likt en proeft, dwong bij hen respect af. De archeologen hebben uiteindelijk wel allemaal historisch materiaal uit hun collectie beschikbaar gesteld om haar onderzoek verder te helpen. Dat doe je niet zomaar. Dan is er een besef dat het werk van de kunstenaar ook voor hen een toegevoegde waarde heeft.
Tijdens deze tentoonstelling in de Electriciteitsfabriek zullen we daar weer nieuwe stappen in maken, want hier komt alles weer opnieuw samen. Wat misschien als een klein onderzoek bij Badgast begon is nu uitgegroeid tot een onderdeel van de tentoonstelling. En we proberen iedereen weer bij elkaar te brengen. Ook het publiek kan hier eigen kennis en verhalen toevoegen. De tentoonstelling duurt vijf weken en is op zichzelf een artistiek onderzoek. We hebben ook gediscussieerd of we het wel een tentoonstelling moesten noemen of een festival of misschien nog iets anders. Het is uiteindelijk een ’tentoonstellingsprogramma’ geworden. De kunstenaars zijn er al vanaf begin dit jaar mee bezig en willen zelf ook graag in dialoog met bezoekers. Nishiko heeft daarom haar eigen glazen kas waarin ze verder kan werken en met bezoekers 1-op-1 in gesprek kan gaan.
De residencies hoefden niet te leiden tot kunstwerken of andere zichtbare resultaten?
JH & FL: Nee, het gaat in de eerste plaats om het onderzoek. Soms komt er en werk uit voort of soms een idee over hoe de kunstenaar daarna verder wil gaan. En een resultaat hoeft niet een eindresultaat te zijn. Het komt ook voor dat een kunstenaar later weer terugkomt. We hanteren ook geen vaste duur voor residencies. Soms leidde het tot een samenwerking van meerdere jaren. We doen als team ook zelf projecten. Op die manier ontstaan er ook weer nieuwe verbindingen, netwerken en ideeën voor projecten.
Zo ontstond vorig jaar het idee om weer iets heel anders te doen dan een nieuwe serie opeenvolgende residencies. We zitten ook niet vast aan een basisinfrastructuur. We wilden nu een groep kunstenaars uitnodigen die meer samen kunnen optrekken om deze tentoonstelling in de Electriciteitsfabriek te maken. We hebben geen kunstwerken gekozen, maar makers en hun werkwijze. We hebben die groep in januari samengebracht. We hebben niet het gevoel dat Satellietgroep hier een tentoonstelling maakt. Het programma ontstaat in de groep zelf.
Ze zijn resident bij ons geweest, maar hebben daarna ook weer andere dingen gedaan. We hebben ze gevraagd om vanuit hun huidige fascinaties in te stappen.
We hebben de kunstenaars ook niet gevraagd om een werk over klimaatverandering te maken. Veel kunstenaars hebben pas twee maanden geleden besloten om een nieuw werk te gaan maken. En sommigen op een schaal die wij ook niet hebben voorzien. Maar we hebben een groot vertrouwen in deze kunstenaars omdat we al eerder met hen samenwerkten in die residencies. Het gaat ook om geloven in een droom van een kunstenaar. De hal van de electriciteitsfabriek is natuurlijk gigantisch en sommige kunstenaars maakten zich daar in het begin wel zorgen om. Maar wij denken dat hele kleine ingrepen het ook heel goed kunnen doen in zo’n ruimte. Dat kan ook heel veel impact hebben. De grote bouwers zijn vorige week al begonnen, maar nu komen de hele subtiele dingen binnen. Francois heeft daarvoor ook een serie meubels ontworpen die als tafel of ondergrond dienen voor allerlei verzamelingen of die als werktafel dienst doen. We hebben een lange dialoogtafel en een landschapsbibliotheek ingebouwd omdat we graag willen dat de dialoog en verdieping zich hier voortzet en dat de tentoonstelling veranderlijk blijft.
In hoeverre hebben de ervaringen met Satellietgroep jullie blik op de wereld veranderd?
FL: Ik denk dat er twee grote ontwikkelingen zijn. We ontwikkelen voortdurend onze blik op de grens tussen mens en natuur. Ik denk dat dat harde onderscheid niet de meest heldere manier is om naar het fenomeen te kijken. Het zit allemaal veel dichter bij elkaar. Dat maakt Nederland ook tot zo’n mooi gebied om dat te onderzoeken. Juist omdat die grenzen hier zo vaag zijn. En ik denk dat die overloop het voor het grootste deel van de wereld geldt, maar dat wordt nog niet zo gezien.
JH: In Nederland noemen we alles waar mensen aan hebben gewerkt al heel snel natuur.
FL: Maar dat vind ik een sterke kwaliteit. Het is niet negatief. Het wordt vaak wel zo gezien omdat het als ‘niet echt’ wordt beschouwd. Maar het is juist heel spannend wanneer mens en natuur elkaar beïnvloeden en wanneer je dat onderscheid niet meer kunt maken.
JH: En als het over natuur gaat, dan gaat het al snel over plantjes en beestjes, maar een heel groot deel van de natuur is niet levend. Lucht, water, grond zijn allemaal niet levende ecosystemen. Daar wordt ook een kunstmatige scheiding aangebracht. Dat beeld proberen we ook te doorbreken en groter te maken.
FL: De tweede ontwikkeling die ik zie, gaat over hoe we dat gesprek kunnen delen met een publiek. We hebben met Satellietgroep aardig wat projecten ontwikkeld voor festivals, waar grote aantallen mensen op af komen. We hebben daarbij een format ontwikkeld waarmee je het gesprek kunt voeren met een publiek. Waarin we complexe onderwerpen kunnen bespreken en waarin het stellen van vragen centraal staat. Het mooiste is wanneer kennis zich ontwikkeld tijdens een presentatie. We willen ook open staan voor de reacties van bezoekers en deze onderdeel maken van het proces.
JH: We worden ter plekke soms ook gecorrigeerd door bezoekers die verhalen van hun opa delen. En dat hoort er wat ons betreft ook in. Dat is een deel van het verhaal dat ontbreekt omdat wij deze mensen dan nog niet hebben ontmoet. Dat is voor ons weer een reden om ons script te herschrijven.
‘Climate as Artefact’ is te bezoeken tot en met 18 november in de Electriciteitsfabriek, De Constant Rebecqueplein 20 in Den Haag.
Met Berndnaut Smilde, Sachi Miyachi, Nishiko, Esther Kokmeijer, Maurice Bogaert, Aliki van der Kruijs, Jos Klarenbeek, Maurice Meewisse, Lotte Geeven, Theun Karelse, Thijs Ebbe Fokkens, Giuseppe Licari, Onkruidenier, Josje Hattink, Masha Ru en een aanvullend activiteitenprogramma.