DWAALSPOOR – ‘I Am Not a Witch’ door Rungano Nyoni
De Jegens & Tevens Collectie
Geen medium zo manipulatief als de speelfilm. In fictie geldt de afspraak dat de kijker bij voorbaat alles gelooft wat hem of haar wordt voorgeschoteld. Een held, een slachtoffer, hun achtergrond, het verhaal. We nemen alles voor waar aan omdat we graag willen kunnen geloven wat we zien. Dat leidt ertoe dat de filmindustrie zich vooral richt op wat we graag willen zien en ervoor zorgt dat onze vooroordelen altijd kloppen. De good guy overwint het kwade, de ramp is op het nippertje voorkomen en het gelijk zegeviert. En alle personages zijn net even mooier (of lelijker) dan we gewend zijn. Alles is aannemelijk. Als gevolg van die stilzwijgende afspraak tussen maker en kijker zijn er formats ontstaan die altijd doen wat ze beloven: feel good movies, actiefilms, romantische komedies. Een aparte categorie binnen deze verzameling dwaalsporen is de film die is gebaseerd op een waargebeurd verhaal. In deze categorie kloppen de hoofdlijnen van de vertelling misschien feitelijk wel, maar al het andere is gemanipuleerd. Het is tenslotte geen documentaire.
Heel soms zien we tussen de clichématige formats een film die ons écht even op een dwaalspoor zet, een zeldzame ervaring. Er zijn films die door het onderwerp, een originele verteltrant of een afwijkend perspectief of door bijzondere visuele kwaliteiten onze ogen openen voor het besef dat wij naar een film kijken. Het overkwam me laatst, toen ik keek naar I Am Not a Witch van regisseur Rungano Nyoni. Vreemd genoeg was het ook nog een komische film, bepaald geen genre dat een beroep doet op onze denkspieren.
In I Am Not a Witch zien we hoe in Zambia een groep vrouwen tot heks is verklaard en dientengevolge in gevangenschap leeft. Tussen hun dagelijkse arbeid door worden ze tentoongesteld aan toeristen (het openingsshot). Onmiddellijk roept het ongemakkelijke beeld de vraag op of hier sprake is van een wilde fantasie van de maker of dat er misschien toch een realistische grondslag is voor deze setting. Zo goed ken ik Zambia nu ook weer niet, ik ben er nooit geweest. Maar ik ken natuurlijk wel verhalen over magie, volksgeloof en de discriminatie van kinderen met albinisme in Malawi, waar bijgeloof ook een belangrijke rol speelt. Nyoni speelt met mijn vooroordelen, mijn gebrek aan geografische kennis en mijn beperkte culturele bagage. Tegelijkertijd is de setting buitengewoon grappig en prachtig. We zien hoe een politieagente een jong meisje krijgt voorgeschoteld dat volgens de dorpelingen moet worden verbannen omdat ze een heks zou zijn. Het meisje is mooi, puur en oogt alsof ze nog geen vlieg kwaad zal doen. Geduldig luistert de agente naar de weinig overtuigende argumenten waarna zij voor de zekerheid even met Mr. Banda belt, een invloedrijke lokale ambtenaar die vaker met dit bijltje heeft gehakt.
Er volgt een serie droogkomische scènes waarin we de verdere levensloop van het zwijgzame meisje, dat later Shula zal worden genoemd, volgen. Hoe ze door Mr. Banda als cadeau wordt gedoneerd aan de heksenkolonie, dat vooral uit oudere vrouwen bestaat. Hoe ze in een schuurtje wordt opgesloten en een nacht de tijd krijgt om te bedenken of zij een geit is of een heks. Daarna wordt zij, zoals alle heksen, aan een katoenen lint aangelijnd. De linten zijn verbonden met grote klossen die men permanent met zich mee moet dragen. Aangezien haar poging om aan de situatie te ontsnappen mislukt, zit er niet anders op dan dat zij in de commune wordt opgenomen en wordt geëxploiteerd door heksenopzichter Mr. Tembo en uiteindelijk ook door Mr. Banda zelf, die haar inzet bij juridische kwesties, weersvoorspellingen en de handel in eieren.
De film straalt ondanks de tragiek van het plot een prettige rust uit en de aanblik van lege landschappen en nadrukkelijke visuele elementen geeft veel ruimte om de situatie te overdenken. In tegenstelling tot de meeste speelfilms wordt niet alles ingevuld en dichtgetimmerd. Vrijwel alle scènes worden voortijdig afgebroken. Voor duiding moeten we ook bij onszelf te raden gaan en daardoor ontstijgt deze film het genre en staat het als kunstwerk op zichzelf. Ondanks de lichtheid die de film ook zeker kenmerkt. Er mag gelachen worden.
Het meest absurde beeld is een performatieve sculptuur die bestaat uit een nieuwe, door M. Banda aan de heksenkolonie geschonken, oranje vrachtwagen. Een oplegger met pallets waarop de heksen kunnen zitten en met grote metalen spiezen waarop hun lintklossen kunnen worden geprikt. En dan zijn er nog diverse parodieën. Zo wordt Shula in een geïmproviseerde rechtbank ingezet om een willekeurige schuldige aan te wijzen bij een diefstal. “Welke van deze idioten heeft het gedaan?”, vraagt een ongeduldige Mr. Banda. Net als de politieagente eerder, roept Shula nu ook een telefonische hulplijn in. Een omaheks stelt voor dat ze het best de ‘donkerste’ van de tien verdachten kan kiezen. Wanneer er dan nog drie overblijven is het advies om te gaan voor degene die de meest nerveuze indruk maakt.
Zo wordt het ‘gelijk’ gedurende de gebeurtenissen regelmatig met bedenkelijke argumenten onderbouwd en is het een fatalistisch humoristisch portret van de actualiteit waarin feit en fictie elkaars gelijke zijn geworden. In het licht van de complotdenkers en andere tegenbewegingen waarin de menselijke domheid zegeviert, is het een fraaie parodie op de huidige tijd waarin het steeds gemakkelijker wordt om in alternatieve werkelijkheden te verkeren. Met Shula, die ‘s nacht nog wakker ligt van de gedachte aan échte vrijheid, loopt het natuurlijk niet goed af. Zoals wel vaker wanneer men op een dwaalspoor wordt gezet.