Kunstwerken in het huis van curator Johan van der Veen
In deze serie ga ik in gesprek met collega-curatoren over een kunstwerk dat ze in huis hebben hangen of staan. Een werk met een bijzonder verhaal, een werk van een bevriende kunstenaar of een werk waar ze een speciale band mee hebben opgebouwd. Deze keer spreek ik met curator Johan van der Veen van Zaal Zuid kunstpodium in Hengelo.
Johan van der Veen is behalve curator van Zaal Zuid kunstpodium ook beeldend kunstenaar. Johan en ik kennen elkaar al langere tijd maar ik was nog niet eerder langs geweest in het huis met een voormalige aangebouwde autowerkplaats als atelier. Door de achterdeur kom ik binnen in de keuken, precies tussen de woonkamer en het atelier in is het een mooie verbinding tussen die beide ruimtes.
De paar werken die Johan in huis heeft zijn subtiel en niet te groot, hangend op een zijmuur en naast de deur. Niet direct opvallend of uitgelicht met spotjes, maar als stille huisgenoten hun plek innemend en de ruimte bewakend. We kozen het werk van Tine Kemperman als onderwerp voor ons gesprek, namen het mee terug naar de keuken, en zetten het bij ons aan tafel.
Het werk van Tine is een ingelijst stukje handwerkstof met daarop een geborduurd ritmisch patroon. De stof is niet strak gespannen maar met twee kleine spijkertjes bovenin vastgemaakt op de ondergrond, waardoor het in het midden iets uithangt. Een simpele borduursteek, korte rechte verticale steken, herhaalt zich van links naar rechts en van boven naar beneden, zo vaak tot de lap volledig is bedekt met rode streepjes. De draden zijn lijntjes die samen een monochroom kleurvlak maken. Onderaan steken wat korte draadjes onder de stof uit, de eindjes van de draad die net wat langer zijn dan het reststukje stof.
Het is één van de kenmerken waardoor Johan het werkje zo waardeert: net zoals de steken niet allemaal even recht zijn, verraden de niet afgehechte eindjes draad dat het geen machinale herhaling is, maar dat het werk door mensenhanden gemaakt.
Je kijkt naar het ritueel van de herhaling vertelt hij, elke herhaling is een nieuw soort beweging. “Je krijgt als het ware een velletje met tijd. Hier zitten uren en misschien zelfs dagen werk in, het is een opslag van tijd geworden. Het krijgt iets meditatiefs, door die herhaling en het kleine gebaar van je handen, het idee hoe je met tijd omgaat… . Juist dat geeft rust en houvast. Het werk is niet gemaakt als performance of conceptueel werk over tijd, over uithoudingsvermogen of over het optekenen van je vermoeidheid, Tine werkt puur vanuit het materiaal. De middelen en haar beeldtaal zijn heel eenvoudig en haar opvattingen zijn helder. Het is in die zin een kaal, functioneel werk dat niets meer wil zeggen dan de handeling. Het hoeft niet naar iets figuratiefs toe, het is de handeling van het maken, het gebruiken van deze techniek en dit materiaal waar het om te doen is. Maar het werkje weet enorm te begeisteren.”
De rust die het werk uitstraalt en de herhaling van de steken doet Johan denken aan een rozenkrans, het gebedssnoer zoals dat in de Rooms Katholieke kerk wordt gebruikt: de krans is een hulpmiddel bij het bidden van het Onzevader en het Weesgegroet, en elke kraal aan de ketting staat voor een nieuw gebed of een volgende herhaling. Je hoeft niet te tellen hoe vaak je het gebed opzegt, de kralen houden het voor je bij waardoor je volledig op kan gaan in dat wat je denkt of zegt of bidt. Bij dit werk ging Tine, zo kunnen we ons tenminste voorstellen, helemaal op in het maken ervan, alsof het borduren haar manier van bidden is. Maar vooral ook de kijker gaat op in het werk, alsof de tijd die er in gestopt is tastbaar is geworden voor de beschouwer en deze zelf de tijd verliest in het kijken.
Normaal lijst Tine de werken niet in en hangen ze bij een tentoonstelling los aan de wand, maar ze was benieuwd hoe het zou zijn als een werk op deze manier meer op zichzelf gezet zou worden, afgebakend, zonder relatie met de dingen er om heen, en geconcentreerd op een intensievere kijkervaring. Op deze manier hangt het nu bij Johan thuis en staat het nu bij ons op de stoel in de keuken.
Johan noemt zichzelf geen verzamelaar van kunstwerken, de werken in huis zijn meer kleine momenten die allemaal op een eigen manier heel privé zijn. Het zijn een soort ansichtkaarten, herinneringsbeelden van gebeurtenissen of ontmoetingen, waarvan je van elk werk precies weet hoe het in huis is gekomen. Eén van de fijne dingen van kunstwerken in huis is dat je er mee om gaat, het zijn geen statische beelden aan de wand maar je hangt ‘es een keer iets anders op, verandert de plek. Soms doe je er ook niks mee, loop je er honderd keer langs en zal er niks gebeuren, en ook dat is een omgangsvorm.
Elk werk in huis roept dromen of herinneringen op, en soms als je de werken bij elkaar vindt en combineert of in een bepaalde context zet, associeert het steeds rijker.
Zoals vaak het geval is met beelden die de vorm, techniek en materiaal als basis hebben en waarbij je als kijker in eerste instantie uitgaat van de feitelijke waarneming is ook dat van Tine een associatief werk. De verhalen en herinneringen komen bijna vanzelf naar boven en de duiding geef je als beschouwer zelf, met behulp van de handreiking die de maker je heeft gedaan en in dit geval ook de tijd die ze je heeft gegeven.