This must be the place and other songs about buildings and food, straight from the studio
This must be the place @ Maurits van de Laar
Uit het atelier! @ Galerie Ramakers
Het jaar 2019 begint in Den Haag met een double feature van twee tentoonstellingen waarin de mens de stad lijkt te hebben verlaten. Bij Galerie Maurits van de Laar en Galerie Ramakers tonen kunstenaars ons verlaten steden die worden gekenmerkt enerzijds door dichte concentraties en grootstedelijke monumentaliteit en anderzijds door leegte en de afwezigheid van bewoners.
In Den Haag bestaat een naoorlogse woonwijk met de naam Bouwlust. Ik kom er zelden en dat heeft ook iets met die naam te maken volgens mij. De naamgeving van de naoorlogse woonwijk heeft iets unheimlichs. Meer een ziekte dan een identiteit. Kunstenaar Rik Smits is er mee besmet. Al jaren bouwt hij voort aan een onmetelijk grote stad die vorm krijgt in grote tekeningen en ruimtelijke installaties. We zien invloeden van zowel Amerikaanse als Aziatische stedenbouw, maar ook decoraties uit de Arabische wereld. Een wereld waarin de mens steeds kleiner en nietiger wordt en in het beeld van de stad totaal onzichtbaar is geworden. Zijn tekeningen zijn aantrekkelijke en zeer gedetailleerde stedelijke vergezichten waarin je je ook als kijker gemakkelijk kunt verliezen. Er zijn standbeelden in te ontdekken, oneindige variaties op hoogbouw (voorheen wolkenkrabbers), moderne tempels (musea?) en historisch erfgoed dat door glazen koepels tegen de vooruitgang wordt beschermd. Sinds enige tijd is er ook kleur in de stad in de vorm van enigszins gedateerde wandplakkaten (propaganda?) op blinde muren.
Capital One is het klapstuk van de tentoonstelling This Must Be The Place bij Galerie Maurits van de Laar. In deze monumentale maquette van styrofoam schetst Smits ons een beeld van de toekomst. We zien een wit ijslandschap van potentiële nieuwbouw in de meest uiteenlopende vormen. Een utopisch beeld en onmiskenbaar het resultaat van voortschrijdende stedebouwkundigheid. Maar ook het visuele antoniem van onze dierbare poolkappen die in rap tempo smelten mede door de ongebreidelde groei van onze nederzettingen. Voor Smits zelf is de maquette misschien ook een leeg canvas of een groot vel papier, klaar om door hem te worden vol getekend met nieuwe decoratieve patronen, balkonnetjes, ramen en andere detaillering die de kale bouwblokken betekenis kunnen geven.
In Galerie Ramakers vindt ondertussen een ander bouwproject plaats. Kunstenaars presenteren er hun nieuwste innovatieve bouwtechnieken en prototypen, rechtstreeks uit het atelier. Het klapstuk op deze tentoonstelling is een werk van Frank Halmans. Hij heeft op schaal een galerijflat gebouwd dat zich kan meten met de lege stad van Rik Smits. Ook hier zien we een bouwwerk met oneindige proporties dat net als Capital One wordt gepresenteerd op eenvoudige houten schragen zodat we er langdurig naar kunnen kijken en erin kunnen verdwijnen. Hoewel ook hier de mens afwezig lijkt, is haar aanwezigheid nog wel voelbaar. In de verlaten appartementen zien we een oneindige variëteit aan interieurs of wat daar nog van over is.
Het werk biedt alle mogelijkheden voor de kijker om te fantaseren over zichzelf of over de wereld. Zo bedenk ik mij dat dit werk ook een ontwerp zou kunnen zijn voor de geplande muur tussen de Verenigde Staten en Mexico. Een flat voor migranten die in twee culturen leven en elke morgen opnieuw kunnen beslissen of ze het pand via de voor- of achterdeur verlaten. En ‘s avonds kunnen kiezen of ze van het uitzicht aan de Noord- of Zuidzijde willen genieten.
Tegenover de verlaten galerijflat van Halmans vinden we een meer formeel en abstract tegenbeeld. Een hekwerk van Jérôme Touron dat plat tegen de muur is gemonteerd en waarschijnlijk beter aansluit op Trumps grensfantasieën. De gele paneeltjes kunnen dan aan de Amerikaanse zijde wellicht met bladgoud worden bekleed. Het ritme van de open en gesloten panelen maken dit werk ook oneindige schaalbaarheid. Het hek is niet voor niets in delen opgebouwd. Verderop in de tentoonstelling zien we hoe Max Fouchy een verzameling van kleine stukken hout een monumentale status geeft door ze in glasplaat in te pakken. Ook hier is de mogelijkheid tot variatie oneindig en kent de schaal van het werk louter technische beperkingen.
Toch is niet al het werk op de tentoonstelling oneindig schaalbaar en repetitief. Reinoud Oudshoorn voegt maatwerk toe met sculpturen waarin het (bouw)materiaal in een precieze vorm en formaat tot hele specifieke resultaten leiden. Zoals een raam met een beperkte transparantie of een metalen oprit in de vorm van een schans vervaardigd uit losse platen. Nog verdergaander detaillering van het stedelijke bouwen zien we bij Azul Andrea. Zijn werk is meer het gevolg van onderzoek naar de aard eb werking van materiaal in verschillende omstandigheden. We zien hoe metalen mesjes zich kunnen vastbijten in hout of hoe zand door glas beweegt. Het gaat hier meer om het ontleden dan het bouwen. De materiaalstudie zet zich voort in het werk van Max Fouchy, bij wie glas de drager is van aquarelverf dat zich onvoorspelbaar over het oppervlak verspreid en zo een meer organisch dan constructief beeld oplevert.
Die meer analytische en beschouwende kant van onze bouwlust vinden we bij Galerie Maurits van de Laar terug in het werk van Dirk Zoete. In zijn tekeningen worden steden en andere nederzettingen teruggebracht tot haar meest elementaire vormen. Huisjes worden driehoekjes die ook weer bergjes kunnen worden.
Een stad wordt teruggebracht naar haar meest aanvankelijke plan, zoals dat zich ook in kindertekeningen manifesteert. Het krijgt daarmee weer iets hoopvols. In haar meest elementaire vorm krijgen we het idee dat we het wel degelijk in eigen hand hebben. Een plan voor een stad moet zich niet verliezen in complexiteit, efficiency en herhaalbaarheid. Hoewel de mens nog steeds onzichtbaar is in de tekeningen, is haar geest en verlangen gelukkig weer aanwezig.
Maar hoe is dat bij Robbie Cornelissen? De architectonische ruimten die hij in zijn tekeningen schetst zijn overduidelijk het resultaat van menselijke ideeën over die ruimte. Er is misschien geen sprake van ongebreidelde bouwlust maar er schuilt wel enige grootheidswaan in de interieurs. De fantasie gaat opnieuw met de mens op de loop. En weer is er geen levend wezen te bekennen. Ontmoeting blijft uit. Waar zijn ze toch gebleven, die mensen?
Home is where I want to be
Pick me up and turn me round
I feel numb, born with a weak heart
I guess I must be having fun
The less we say about it, the better
Make it up as we go along
Feet on the ground, head in the sky
It’s okay, I know nothing’s wrong, nothing
Talking Heads – This Must Be the Place (Naive Melody)
Deze tentoonstellingen zijn een must see voor alle stedebouwkundigen en anderen die op dit moment werken aan het nijpende woningtekort in onze steden. Bouwen we voor volumes en vierkante meters of voor het leven dat tussen de muren plaats moet gaan vinden? Frank Halmans heeft het probleem mooi samengevat in Stack, een bescheiden wandsculptuur waarin maar niet duidelijk wordt wat er getoond wordt: de vloeren/plafonds waaruit het bouwwerk bestaat of de tussenruimten die ermee wordt gecreëerd. De plek waar wij ons zullen ophouden.
This Must Be The Place met werk van Robbie Cornelissen, Rik Smits en Dirk Zoete is te zien tot en met 3 februari 2019 bij Galerie Maurits van de Laar, Den Haag.
Uit het atelier! met werk van Azul Andrea (Fr), Max Fouchy (Fr), Frank Halmans, Reinoud Oudshoorn en Jérôme Touron (Fr).
Te zien tot en met 3 februari 2019 bij Galerie Ramakers, Den Haag.