Koninklijk en Vrij, de prijs voor de schilderkunst
Neo Matloga, Sam Hersbach en Raquel van Haver zijn de kersverse winnaars van de Koninklijke Prijs voor de Vrije Schilderkunst 2018, die afgelopen vrijdag in Amsterdam werd uitgereikt. Eén winnaar minder dan voorheen en daardoor ietsje meer geld voor de winnaars, want de prijs wil met haar tijd mee. De jury erkent dat de schilderkunst niet meer de hoofdrol speelt in de hedendaagse kunst.
Het aantal deelnemers van de competitie is teruggelopen van 800 naar ca. 250 inzenders en juryvoorzitter Paula van den Bosch noemt daar in haar speech enkele redenen voor: economische motieven, de extra moeite van het deelnameproces, een mogelijke vooringenomen houding van de jury. Ik denk dat er nog een reden te noemen is: zelfkennis. Kunstenaars weten heel goed of en waar hun werk gewaardeerd wordt. Dit jaar hebben twee van de drie winnaars al eerder aan de koninklijke competitie meegedaan en zij behoorden ook toen tot de kanshebbers. Vele anderen weten dat ze kansloos zijn en besparen zichzelf de vernedering. Er bestaan duidelijke opvattingen binnen de oordelende kunstinstituten over hedendaagse schilderkunst, en kunstenaars beschikken over voldoende kennis om zelf te oordelen of hun werk daarin past of niet. Zo vrij is de schilderkunst nu ook weer niet.
Een greep uit de materialen die zijn verwerkt in de genomineerde werken voor de Prijs voor de Vrije Schilderkunst. Ik vermoed dat er tussen de niet-genomineerden verhoudingsgewijs vaker sprake was van ‘acryl of olieverf op doek’. Wellicht is dit brede materiaalgebruik ook een mogelijke uitleg van het begrip ‘vrije schilderkunst’. Want hoe vrij of ongebonden is de hedendaagse schilderkunst nog? Met de komst van nieuwe media en technische mogelijkheden, heeft de schilderkunst het moeilijk. Site-specific installaties en monumentale ingrepen passen beter bij de moderne behoefte aan totaalbeleving. Voor het geconcentreerde en contemplatieve karakter van de picturale schilderkunst hebben veel mensen geen tijd of zin. Bovendien worden we van alle kanten overdonderd met visuele beelden die willen overtuigen of ons blikveld een (stereotype) kant op willen sturen. Dat neemt niet weg dat er nog steeds jonge kunstenaars te vinden zijn die het opnemen voor de schilderkunst en vanuit de beslotenheid van het atelier reageren op de wereld om hen heen.
Prijswinnaar Neo Matioga is er zo een. Zijn groepsportretten overtuigen door een sprekende beeldtaal en duidelijke composities. Het werk is niet vernieuwend, maar wel goed. Het lijkt een antwoord op de pop art collages van Richard Hamilton. Maar de huiselijke taferelen met blanke hoofdrolspelers uit de jaren ’60 zijn hier vervangen door mensen waarin de van oorsprong Zuid-Afrikaanse zwarte kunstenaar zich meer gerepresenteerd voelt. Het werk wordt daarmee een statement voor een meervoudig perspectief op mensen met een ‘andere’ huidtint, niet voor niets in zwart-wit uitgevoerd. Een thema dat door de Nigeriaanse schrijfster Chimamanda Adichie treffend en met humor is verwoord in ‘The danger of a single story‘ Terwijl ik met Matioga spreek over zijn opvallend snelle inburgering in het Nederlandse kunstwereldje, worden twee van de drie tentoongestelde schilderijen al onderhands weggekaapt door een bekend verzamelaarsechtpaar. Hollandse koopmansgeest ten voeten uit. Er is achter de schermen blijkbaar nog een andere competitie gaande in het Koninklijk Paleis.
Laureaat Raquel van Haver zet het werk voort van vele andere kunstenaars die het klassieke kader van het schildersdoek al decennia eerder hebben verlaten. Door het blijven toevoegen van verf loopt het beeld zowel twee- als driedimensionaal uit en krijgt het schilderij steeds meer sculpturale kenmerken en kwaliteiten. Toch voelt Van Haver zich een schilder. De beelden die zij schildert, komen voort uit reizen en ontmoetingen met anderen. Noodzakelijke research. Ze wil weten waar haar schilderijen over gaan en welke details en perspectieven er toe doen om de verhalen te vertellen van haar hoofdpersonen. Toch blijft het werk op afstand en mis ik een eigentijdse draai. Het werk lijkt versteend en zou niet misstaan in een historisch museum. Een vergelijk met kerkelijke reliëfs en glas-in-lood ramen dringt zich aan me op. Maar ook de kleurrijke driedimensionale visuele omlijsting van kermisattracties.
Sam Hersbach is van de prijswinnaars wellicht de meest ‘vrije’ schilder. Hij schildert zo direct mogelijk wat hij denkt of waarover hij zich verwonderd. Hij heeft geen aanleiding of uitgangspunt nodig. Vrijwel alles wat hij ziet, roept levensvragen op. Of het nu gaat om het spelen van een computergame, het bekijken van een populair wetenschappelijke televisieprogramma of het lezen van filosofische literatuur. Van de drie prijswinnaars maakt dat hem voor mij de meest interessante. Zijn werk is geen vertaling van iets anders, maar taal. Zijn gedachten zijn gedichten, en kunnen niet op een andere manier worden uitgedrukt dan in deze schilderijen. Vorm en inhoud zijn niet te onderscheiden. En ik heb niet het idee, dat Hersbach het iets uitmaakt wat wij er van vinden. Als er iemand is de de prijs voor de Vrije Schilderkunst verdiend, is hij het. Hoewel… komt deze erkenning niet veel te snel? Zal de snelle vraag naar productie het onderzoekende karakter van zijn werk niet gaan aantasten? Ik vraag het ‘m. “Ach ja, alles wat goed is, is meegenomen toch?” Gelijk heeft ie. Maar toch ben ik blij dat hij zich binnenkort weer twee jaar terug zal trekken in De Ateliers om nieuwe gedachten te ontwikkelen.
En de andere genomineerden: Juliaan Andeweg, Cian-Yu Bai, Esteban Cabeza de Baca, Inez de Brauw, Afra Eisma, Rosa Johanna (foto ontbreekt helaas), Naomi Mitsuko Makkelie, Wouter Paijmans, Erik-Jan van der Schuur, Ricardo van Eyk, Sander van Noort en Daniel van Straalen.
En onderstaand tweeluik van Juliaan Andeweg doet het veel beter met een dame in bloemetjesjurk er voor…
De tentoonstelling is voor burgers en buitenlui nog te bezoeken tot en met 11 november 2018 in het Koninklijk Paleis te Amsterdam.