Zurück in die Zukunft
Flashes of the Future, the art of the ’68ers or the power of the powerless in het Ludwig Forum in Aachen.
Het probleem met Duitse musea is, dat ik er altijd zo snel ruzie krijg met de dienstdoende suppoosten. Meestal wordt ik 1 op 1 gevolgd en nauwlettend in de gaten gehouden. Zo mocht ik van een suppoost in het Ludwig Forum in Aachen een schilderij van Cy Twombly niet van dichtbij bekijken, terwijl dat nu juist de reden was van mijn komst. De suppoost vond dat het enorme doek groot genoeg was om het op ca. 5 meter afstand te bekijken. Ik dacht zelf meer aan 50 cm. Vervolgens ontstaat er een spel waarbij ik de ‘diender’ van mij af probeer te schudden. Ik maak onverwachte loopbewegingen en wijk af van de routing van de tentoonstelling.
Ik geef toe, het is vrij kinderachtig, maar het is wat de aanblik van uniformen en autoritaire bemoeizucht in mij oproept. En nu ben ik terug in deze, tot museum omgebouwde, paraplufabriek in Aachen voor een tentoonstelling over kunst en protest in de jaren zestig. Ik voel me er onmiddellijk thuis. Opnieuw staan in de hal twee suppoosten mij op te wachten en ik weet dat het niet lang goed zal gaan. Ik duik meteen rechtsaf een zaal in en loop tegen de boodschappenvrouw van Duane Hanson aan. Die stond hier de vorige keer ook. En deze Andy Warhol komt me ook bekend voor, maar de Robert Rauschenberg is volgens mij nieuw. In de hoek liggen drie zwervers van Hanson, die ik nooit eerder heb gezien. De Ludwig collectie bevat veel belangrijke pop-art werken en waarschijnlijk komen er enkelen van uit het Ludwig Museum in Keulen.
Hoewel pop-art in de jaren zestig is ontstaan, is het niet het hoofdonderwerp van deze tentoonstelling. Dat is het jaar ‘1968’, wanneer een jonge generatie van studenten en kunstenaars zich keert tegen de heersende macht en een meer ‘demokratiese’ maatschappij nastreeft. Er wordt afgerekend met de trauma’s van de Tweede Wereldoorlog en met de autoritaire aansturing van bovenaf. De emancipatie van de vrouw. Protesten tegen oorlog en geweld. Seksuele vrijheid. Alle onderwerpen krijgen vorm in nieuwe activistische en provocerende kunst. Het leidt tot een stroom aan iconische beelden die de wereld over zullen gaan via de nieuwsmedia. In Aachen is het natuurlijk Joseph Beuys die met radicale Aktionen de gemoederen weet te beroeren en de studenten mee krijgt. De tentoonstelling laat goed zien hoeveel kleine en interessante initiatieven er vanaf 1961 gaande zijn, voordat de protesten hun hoogtepunt bereiken in 1968 wanneer Parijs door massale studentenrevoltes, het centrum van de aandacht wordt.
De kwetsbare protestborden die Beuys voor de Documenta maakte, worden hier wel beroerd tentoongesteld. Het witte museumkoord intervenieert met het fragiele beeld van de installatie en maakt de met rozentakjes gevulde pantoffels vrijwel onzichtbaar. Dan liever een extra suppoost erbij. Ook de witte grenslijnen op de vloer, hebben soms een merkwaardig effect op het werk. De sculptuur ‘Warten auf Nürnberg’ van Hans-Peter Alvermann staat in een parkeervak. Of zijn het de markatielijnen voor de plek van de getuigen in de rechtszaal tijdens het Neurenberg-proces?
Ook worden we af en toe met bordjes gewaarschuwd dat het werk niet geschikt is voor kinderen. De collages van Boris Lurie zijn inderdaad rauw en hard. Het bloot van pin-up dames wordt toegevoegd aan het naakt van holocaust slachtoffers. Een wagenlading met uitgehongerde lijken wordt gepresenteerd als ‘assemblage’ van de kunstenaar Adolf Hitler. Maar Lurie, die zelf een concentratiekamp overleefde, weet waarover hij spreekt. En hij weet ook hoe hard dit aankomt. Er is geen ruimte voor poëzie. Hoe anders zijn de licht satirische collages van Martha Rosler waarin de positie van de vrouw met veel humor aan de orde wordt gesteld. Ik heb altijd een zwak voor haar werk. Raar woord in dit verband: zwak? Haar werk is steengoed en altijd ‘to the point’. En zo leggen veel kunstenaars hun vinger op de zere plekken van onze samenleving.
De niet te onderschatten rol van kunstenaars komt goed naar voren in de tentoonstelling. En behalve kunst als actiemiddel wordt ook de universele rol van kunst in de samenleving grondig belicht. En op verschillende niveaus. Van zeer ludieke ingrepen en kunst als tegenpool tot video’s van gewichtige filosofische- en politieke discussies en existentiële vragen over wat er werkelijk toe doet. Ook de kunsttheorie maakt in de jaren zestig een ontwikkeling door. En wat deze tentoonstelling zo boeiend maakt, is juist die relatie tussen het komische & spontane en het serieuze & zwaarwichtige. Er is geen tegenstelling. De humor en de boosheid zijn verwant. We zien hoe kunst lichtvoetig en speels, maar ook snoeihard kan zijn. En we zien dat het beiden effectieve methoden kunnen zijn om zaken aan de orde te stellen.
En het zijn de kunstenaars die zichzelf af vragen: wat zijn we aan het doen? Waar kunnen we van betekenis zijn? Heeft het eigenlijk allemaal wel zin? Soms met een flinke dosis ironie en soms niet. En sommige van die vragen zijn nu nog steeds, of weer opnieuw, actueel. De tentoonstelling spreekt over de macht van de onmachtige. Maar het is niet eenvoudig om te bepalen hoe machtig of onmachtig de kunstenaar is.
Vele onderwerpen komen voorbij. Het traumatische verleden, nieuwe oorlogen, racisme, rebellie, emancipatie, vrijheid, politiek, consumentisme en geld. Maar ondanks deze verbindingen, blijft veel kunst overeind en doe ik ook weer nieuwe ontdekkingen. Zoals een fraaie serie foto’s van Milan Grygar waarin hij het tekenen als fysieke handeling onderzoekt. Ook dit werk gaat over macht. Of Immendorff die fantaseert over Lidlstadt.
Hoewel de relatie tussen kunst en politiek alom aanwezig is, kunnen we de werken nog steeds afzonderlijk bekijken. De politieke context en de loop van de kunstgeschiedenis zijn in een aparte tijdlijnwand vormgegeven en daar kun je aan voorbij gaan. Af en toe is een zaal geheel gevuld met documentair materiaal zoals posters, kranten en fotoseries, maar soms werkt dat juist als een welverdiende ontspannen vlucht uit het kunstgeweld. De bezoeker bepaalt zelf wat hij of zij wel of niet ziet. De niet-kunst levert soms ook weer grappige beelden op. Bijvoorbeeld wanneer we oog in oog staan met een ‘historische’ straatsteen die naar de politie gegooid moet zijn in mei 1968, maar volgens het bijschrift nu onderdeel is van een privécollectie.
Na verloop van tijd kom ik nietsvermoedend display met een tentoonstellingsplattegrond en het begeleidende tekstboekje tegen. En nu begrijp ik waarom ik de kunst zo vrijelijk heb kunnen bekijken. Om de eerste twee suppoosten te ontlopen, ben ik de zaal ingeslagen waar de tentoonstelling eindigt en ik blijk de hele tentoonstelling min of meer achterstevoren te hebben doorlopen. Dat moet ik vaker doen. Er blijken 16 zalen en hoofdstukken te bestaan in het verhaal van de tentoonstelling. Die allemaal grondig worden beschreven en de keuze van de kunstenaars per zaal verklaart. Dat het een degelijke tentoonstelling is, was me natuurlijk wel opgevallen. Maar het is ook goed om opeens en onvoorbereid voor een werk te staan. Zeker als deze provocerend bedoeld is.
Ik kan de achterwaartse gang door het museum daarom van harte aanbevelen. Waarom zou je de geschiedenis opnieuw chronologisch doorlopen? We bekijken alles toch vanuit het heden en we weten vaak al hoe het afloopt. En uiteindelijk kijken we, als alles tegenzit, toch weer in de loop van een geweer. Dan weet u dat ook alvast.
Flashes of the Future, Die Kunst der 68er oder Die Macht der Ohnmächtigen is te zien in het Ludwig Forum Aachen tot en met 19 augustus 2018.