Hoe gevorderd is uw kunstenaarschap?
Opnieuw wordt er in Nest uitgebreid gesproken over het kunstenaarschap. Ditmaal op initiatief van het Mondriaan Fonds. En deze keer gaat het over het ‘gevorderde kunstenaarschap’. Of over bewezen talent. Of over oude meesters? En vanaf welke leeftijd houdt de kunstenaar eigenlijk op om jong en veelbelovend te zijn? Bij 35 jaar? Of pas bij 50? Een vol programma van sprekers gaat dat uitzoeken voor een volle zaal met veel gevorderde kunstenaars.
Actrice, toneelschrijfster en ex-nieuwslezeres Noraly Beyer maakt in haar inleiding duidelijk dat leeftijd natuurlijk een onzinnig criterium is. Maar dat er op latere leeftijd onmiskenbaar een nieuwe fase aantreed. Eéntje waarin de nieuwsgierigheid naar wat er nog meer in het eigen vat zit vooropstaat. “Wat kan ik nog meer? En hoe kan ik mijzelf nog verrassen?” Nieuwsgierigheid zal het thema van de middag blijven. Zonder nieuwsgierigheid heeft kunst geen zin.
Criticus Alex de Vries interviewt Leo Delfgaauw over zijn essay ‘Oude meesters’ en probeert de problemen van oudere kunstenaars op prikkelende wijze concreet te maken. De infrastructuur lijkt toch vooral op de jonge aankomende kunstenaar ingericht. Voor prijzen en inschrijvingen geldt vaak een maximum leeftijd. “Moeten er geen prijzen komen met een ondergrens? En moeten de oudere kunstenaar geen sterrenstatus krijgen zoals dat bij dirigenten of acteurs ook gebeurt?” Delfgaauw heeft zo zijn bedenkingen bij het ‘sterrendom’ van de oude meester. In de gehele breedte van de beeldende kunst is kwaliteit te vinden. Wel denkt hij dat juist oudere kunstenaars hun jonge collega’s veel te bieden hebben. Zij beschikken over een schat aan ervaringen die aan de jongere generatie kan worden doorgegeven. Dat de verschillende generaties elkaar zo moeilijk kunnen vinden is wel een groot probleem.
Het Mondriaan Fonds, maar ook andere instellingen, hebben juist vanuit dat gebrek aan contact tussen de generaties een aantal nieuwe programma’s opgezet om daar iets aan te doen. De Meester-Gezelregeling is er daar één van. Startende kunstenaars krijgen van ervaren collega’s zowel inhoudelijke als praktische begeleiding bij de verdere ontwikkeling van hun praktijk. Fotografe Judith Quax kwam zo in contact met Annaleen Louwes en schilder Jasper Hagenaar met Anton Henning. Het is duidelijk dat deze 1 op 1 aanpak werkt. Voor beide partijen. En de uitwisseling leidt naast inhoudelijke reflectie ook tot vriendschappen, die verder strekken dan de duur van de regeling. Hoewel de inhoudelijke betekenis ervan binnen de korte gesprekjes wat aan de oppervlakte blijft, slaagt Anton Henning er in de getoonde video beter in om zijn perspectief in woorden te vatten.
Het goede contact tussen de twee schilders heeft dan ook al geleid tot een gezamenlijke presentatie, die zij vorige week ook samen in Haarlem hebben ingericht.
Benno Tempel (Gemeentemuseum Den Haag) heeft tips voor de gevorderde kunstenaar. Veel retrospectieven van kunstenaars worden gekenmerkt door het werk uit de tweede helft van hun carrière. Rond het vijftigste jaar krijgt de kunstenaar zijn of haar zogenaamde ‘signature style’ waarmee al het voorafgaande werk niet meer is dan een aanloop naar het definitieve werk. Maar het is aan de kunstenaar zelf om te bepalen wat dat definitieve werk is. Te vaak krijgen musea de gehele nagelaten atelierinhoud van kunstenaars of hun erven aangeboden. Daar kunnen we dan niets mee. Tempel raadt kunstenaars aan om op tijd een ‘keurcollectie’ aan te leggen van werk dat de kunstenaar echt wil nalaten. Ook is het goed om zelf het werk te beschrijven en oplossingen te bedenken hoe de nalatenschap kan worden geregeld. Als voorbeeld noemt Tempel de Britse kunstenaar Bridget Riley (1931) die al vanaf het begin werken apart hield om later een eigen retrospectieve collectie op één plek onder te kunnen brengen. En waaruit musea nu, zonder ingewikkelde speurtochten, kunnen putten wanneer zij haar werk willen tonen.
Colin Huizing (Stedelijk Museum Schiedam), galeriehouder Francis Boeske en kunstenaar Ad de Jong (o.a. oprichter W139) spreken nog verder over de vergetelheid van sommige kunstenaars en de noodzakelijk herwaardering. Maar het blijft onduidelijk of de door Delfgaauw beschreven herwaardering voor de gevorderde kunstenaars wel zo breed gevoeld wordt. In tegenstelling tot musea lijken galeries zich massaal te storten op de jonge ’emerging’ kunstenaars. Daar wordt het geld mee verdiend. Hun prijzen stijgen na de eerste successen al snel boven die van de oudere kunstenaars uit. De ‘hijgerigheid’ van de markt lijkt het te winnen van de nieuwsgierigheid naar inhoud. Volgens Ad de Jong worden kunstenaars te vaak blind op hun CV beoordeeld. En dat is niet goed voor hun werk. Voor zichzelf houdt hij zijn ‘laatste adem’ in gedachte. “Wat wil ik dan nog echt gedaan hebben?”
Birgit Donker (Mondriaan Fonds) rondt de bijeenkomst weer af en concludeert dat de middag voor haar in de eerste plaats een pleidooi is voor vertraging. We sluiten af met de tentoonstelling die pop-art veteraan Woody van Amen in korte tijd, speciaal voor deze gelegenheid, van zijn werk heeft samengesteld.
Na afloop van het programma spreek ik met verschillende bezoekers om te horen wat zij van de bijeenkomst meenemen. Ik probeer daarbij zowel bij oudere als jongere bezoekers te horen waarom ze hier zijn en wat hen is opgevallen. Een generatieconflict tekent zich af. De jongeren hadden meer verwacht. Zij kennen het Mondriaan Fonds en hebben weinig nieuws gehoord.
De mid-career kunstenaars zijn wel nieuwsgierig naar wat komen gaat. Ze worden getroffen door het feit dat veel kunstenaars hun netwerk verliezen wanneer hun contacten bij musea en instellingen met pensioen gaan of hun galerie er mee stopt. Ook lijken zij wel te voelen voor vertraging. En voor een verdere verdieping van hun werk.
Voor sommige oudere kunstenaars voelt deze dag als een soort ‘coming out’. Zij hebben nooit bij het Mondriaan Fonds durven aankloppen en het altijd gezien als een ‘ander circuit’. Ze hebben nu wel het gevoel dat ze daar zelf iets aan kunnen doen. De nieuwsgierigheid is in ieder geval gewekt. En nu maar hopen dat die nieuwsgierigheid ook wederzijds is.