De stille ‘pas de deux’ van Callender en Grothus @ Kadmium
Bij Kadmium in Delft is een duotentoonstelling te zien van Yaïr Callender en Matthias Grothus onder de titel Jamsessie. Uit de begeleidende informatie maken we op dat deze kunstenaars bij elkaar zijn gebracht door curator Bertus Pieters. Een bezoek aan de tentoonstelling wordt daarmee een kennismaking met hun kennismaking.
Het is herfst en het betreden van kunstruimte Kadmium voelt als het schuilen in een grot voor de regen, die we in de verte horen aankomen. In de grote zaal treffen we een verzameling objecten en sculpturen die zodanig zijn opgesteld dat het lijkt alsof ze op onze komst hebben staan wachten. De tijd staat hier stil. De sculpturen waken over de plek en voelen zich er thuis. De tentoonstellingsruimte zou een oude kapel kunnen zijn. Of de zaal van een klein lokaal museum, ver weg van de toeristische hotspots waar mensen voor in de rij staan.
De werken zijn vers, het handwerk is nog zichtbaar. Alles is zeer gedetailleerd uitgewerkt en rijk van vorm. We zien de kerven in het hout, hoe delen worden opgelicht met verf, het laswerk waarmee buizen aan elkaar zijn gemonteerd, architectonische details. En we zien ook dat de lay-out van de tentoonstelling ter plekke op gevoel tot stand moet zijn gekomen. Het lijkt alsof de makers nog maar net zijn vertrokken. Toch dragen de objecten een lange geschiedenis met zich mee en presenteren ze zich als overleveringen van oude beschavingen of relikwieën uit een andere wereld, ver weg van hier. De afzonderlijke objecten kunnen stuk voor stuk onderdeel zijn van oude rituelen of van een spel dat niet meer wordt gespeeld.
Jamsessie bevat het werk van twee makers, maar de tentoonstelling vertelt niet wie wat heeft vervaardigd. Ik herken het handschrift en het materiaalgebruik van Yaïr Callender. En daardoor ook de materiaal- en stijlkenmerken van het werk van Matthias Grothus. Maar daar gaat het kennelijk niet om. Het gaat hier om het spel dat de twee met elkaar – en met ons – spelen.
Dat spelelement zien we ook heel direct in verschillende opstellingen terug. Bij het veelkleurige driehoekige speelveld in de hoek (een verwijzing naar ‘Fettecke’ van Joseph Beuys?) liggen twee houten stokken en drie gekleurde en met de hand geknede ‘ballen’. Maar de objecten liggen er zo keurig bij dat we ze niet durven oppakken, laat staan gebruiken.
De verticale panelen van bewerkt hout op verrijdbare trollies die vrij in de ruimte zijn geplaatst of het lichtgevende paneel dat in de lucht hangt, kunnen zowel worden aanbeden als worden gebruikt als ‘target’ in een ruimtelijk spel. In het midden van de ruimte hangt een metalen prehistorisch vogelskelet, als mascotte, scheidsrechter of almachtige. Aan de zijlijn van het speelterrein zien we nog een prehistorische dj-booth in de vorm van een blauwe bongo, maar het geluid dat het zou kunnen produceren mogen we er zelf bij bedenken. Ik stel mij een lage spanning opwekkend ritmisch drumgeluid voor. En dan is er nog een lachende ‘toeschouwer’ in de vorm van een houten gargouille of waterspuwer die aan de muur hangt. Kerkelijk architectuur is niet ver weg.
Bij de entree is nog een ‘wedstrijdbord’ op wieltjes opgesteld, met het lijdende portret van Jezus Christus. De achterkant van dit doek is minstens zo belangrijk en benadrukt de driedimensionale proporties en de verleiding van verplaatsing en beweging. Alles in de opstelling nodigt de bezoeker uit om er omheen te lopen en verder te kijken dan de neus lang is. Dan zien we in een andere hoek ook de drie ongebruikte speelballen liggen, keurig in hun leren riempjes bij elkaar gehouden. Dit associatieve spel wordt gepresenteerd als een ‘jamsessie’ maar komt me meer voor als een ‘pas de deux’, een zorgvuldig uitgevoerde dans tussen twee denkwerelden die elkaar tegelijkertijd aantrekken en afstoten. We zullen er nooit achter komen wat de relatie is tussen Callender en Grothus, laat staan wie er heeft gewonnen.
Jamsessie is nog te zien tot en met 5 december 2021 bij Kadmium, Sint Agathaplein 4 in Delft.