Onze Ambassade – het is tijd voor Plan C
OPINIE
De toekomst van de voormalige Amerikaanse ambassade aan het Haagse Lange Voorhout is nog steeds onzeker. Er zijn enkele plannetjes verschenen, maar een serieuze discussie over de mogelijkheden is er nooit geweest. Hoewel West Den Haag en ANNA vastgoed & cultuur als huidige gebruikers het debat over het bijzondere gebouw levend probeert te houden, doen andere partijen er vooral het zwijgen toe om achter de schermen een point of no return te bereiken. Zo worden Plan A en Plan B tegen elkaar uitgespeeld. Jegens & Tevens doet daarom ook maar eens een duit in het zakje: het is tijd voor Plan C.
De ontwikkelingen rond de voormalige Amerikaanse ambassade lijken zich steeds meer in het geheim te voltrekken. Ironisch, wanneer je bedenkt dat de ambassade mede vanwege haar gesloten karakter uit de Haagse binnenstad naar een campusterrein bij Wassenaar is verhuisd. De Gemeente Den Haag lijkt er, als eigenaar van het pand, van alles aan te doen om het huidige programma van West Den Haag zoveel mogelijk te negeren. Zo wordt er in het gemeentegidsje van Open Monumentendag met geen woord gerept over het feit dat de voormalige ambassade gebruikers kent en dagelijks toegankelijk is. Een consortium van een projectontwikkelaar en het Gemeentemuseum probeert de indruk te wekken dat er al een definitieve bestemming als Eschermuseum/hotel klaar ligt en dat alleen nog maar even hoeft te worden geratificeerd. En West Den Haag probeert het bijzondere gebouw voor de stad zo openbaar mogelijk te maken en de discussie levend te houden dat er nog van alles mogelijk is.
Even terug naar de plannen tot nu toe:
Plan Nul: Een kitscherig neo-classisistisch nieuwbouwhotel als wanstaltige tegenhanger van Hotel des Indes. Dit plan, dat sloop van het ambassadegebouw betekende, werd al vroeg afgeserveerd.
Plan A: Het markante gebouw van Breuer behouden en door West Den Haag laten gebruiken als hedendaagse toevoeging aan het zogenaamde Museumkwartier.
Plan B: Verkoop aan een consortium. Met een Eschermuseum als toeristische hotspot op commerciële huurbasis in combinatie met een zakenhotel (dat om strategische redenen ‘Escherhotel’ wordt genoemd).
Het plan Escher lijkt het vooral te moeten hebben van de gedachte: het is beter dan niets. Het voorkomt de sloop van het historische gebouw en kan door gemeenteraadsleden als ‘culturele bestemming’ worden verdedigd. In werkelijkheid betekent het de verkoop van een unieke A-locatie aan een projectontwikkelaar, die best bereid is om (in ruil voor het permanente eigendom) een stukje van het huidige gebouw voor een commerciële huurprijs aan een culturele partner te verhuren. De projectontwikkelaar kijkt natuurlijk verder dan 10 jaar en dat kun je ‘m nauwelijks kwalijk nemen.
Het begrip ‘Eschermuseum’ moet hier worden genuanceerd. Er is hier geen sprake van een voor de stad belangwekkend museum maar van een ‘Escher Experience’, vooral bedoelt om toeristen te trekken en te fungeren als selfie-spot voor een familiefoto. De vergelijking met het mislukte Vermeer Centrum in Delft dient zich aan: een ‘museum’ dat geen Vermeer schilderij bezit (deze hangen in het Mauritshuis en Rijksmuseum) maar voldoende is om toeristen even bezig te houden. Het beoogde Eschermuseum doet geen recht aan de wiskundige en patafysicus M.C. Escher en evenmin aan de Bauhaus-architectuur van Marcel Breuer. Escher, die zichzelf niet eens als kunstenaar zag, zou het modernistische gebouw waarschijnlijk verfoeien.
Het Eschermuseum wil groeien naar 300.000 bezoekers. Dat zijn talloze busladingen op en rond het Lange Voorhout. Een plek naast Madurodam lijkt daardoor een betere locatie. Het gaat om een gelijkaardige doelgroep en een vergelijkbaar marketingplan en de parkeerplaats kan worden gedeeld. Zet er nog een hotel naast en je hebt een all-inclusive resort.
Is er ook een bestemming mogelijk die wel bijdraagt aan de stad en haar bewoners?
Natuurlijk! Den Haag heeft zich ontwikkeld van duffe ambtenarenstad met enkele historische paleizen tot een veelkleurige hedendaagse cultuurstad waarin veel meer te beleven is. Dat is ook een van de redenen waarom naast het traditionele stadscentrum (lees: winkelgebied rond de Grote Marktstraat) en het politieke centrum (Binnenhof) ook het idee van een Museumkwartier is ontstaan. Daarnaast wordt de binnenstad ook steeds vaker omgebouwd tot festivallocatie. Dat geldt zeker ook voor het Lange Voorhout. Het is daarom niet meer dan logisch dat er naast de ‘foodtrucks’ en de tijdelijke festivalpodia ook enkele meer permanente hedendaagse cultuurplekken ontstaan. Dat draagt bij aan het meervoudige perspectief op de stad als plek van ontmoeting. Een goede sociale- en culturele infrastructuur maakt ook uitwisseling tussen stedelijke bewoners en bezoekers mogelijk en voorkomt tweedeling als gevolg van tegengestelde belangen, zoals we daar nu in steden als Amsterdam en Barcelona de resultaten van zien. Het zal toch niet de bedoeling zijn dat toeristische activiteiten bijdragen aan de onleefbaarheid van de stad?
Plan C
De unieke omstandigheden die zich voordoen rond de voormalige Amerikaanse ambassade vragen om een passend antwoord. En nu het nog steeds ONZE Ambassade is, moeten we alle mogelijkheden verkennen. Hierbij doe ik graag het voorstel om de plek te benutten voor kansen die er overmorgen mogelijk niet meer zullen zijn. Den Haag verjongt, er zijn steeds meer jonge gebruikers van de stad. Of het nu inwoners, studenten of bezoekers zijn, de terrassen zitten vol met eigentijdse mensen die meer in het ‘nu’ dan in de geschiedenis leven. Dat wil niet zeggen dat zij niet geïnteresseerd zijn in de geschiedenis, maar voor hen is de geschiedenis veel groter dan de schatten uit de Gouden Eeuw. De Koude Oorlog, televisie en het ontstaan van de multiculturele wereld behoren daar ook toe. Dat heeft zijn weerslag op het moderne cultuuraanbod. Het is niet voor niets dat in de ‘Koninklijke’ Schouwburg (een voormalig stadpaleisje) een actueel stuk als ‘The Nation’ (dat zich afspeelt in de Schilderwijk anno nu) wordt opgevoerd. Ik bezocht de voorstelling met mijn puberdochters. En op dezelfde wijze bezoek ik nu de voormalige Amerikaanse ambassade. Uit nieuwsgierigheid naar wat er zich in de wereld afspeelt, toen èn nu. Het contrast en/of de relatie tussen de locatie en het programma is een belangrijk onderdeel geworden van cultuurbeleving en versterkt het idee dat de wereld veranderlijk is en steeds nieuwe mogelijkheden biedt. Het is daarom interessant om iets met die locatie te doen.
West, Nest en de rest
De ambassade van Breuer is een prachtige plek om een dergelijk hedendaags perspectief gestalte te geven. Het zou kunnen fungeren als hedendaagse ‘hub’ voor eigentijdse cultuurliefhebbers, een groep die ik veel waardevoller acht dan de toeristen die, met koptelefoons op, slaafs achter museumgidsen aanhobbelen. De architectuur van het gebouw is eigentijds en historisch. Het is geen plek voor een retrospectieve tentoonstelling maar voor uitdagende actuele programma’s waarin het meervoudige perspectief centraal staat. Waar ruimte is voor dialoog en ontwikkeling. West Den Haag heeft daar sinds februari op zeer succesvolle wijze vorm aan gegeven, maar zij hoeven natuurlijk niet de enige gebruikers te zijn. Ik zie ook mogelijkheden voor kunstruimte Nest om zich hier verder te ontwikkelen.
Nest programmeert laagdrempelige thematische groepstentoonstellingen, maar de presentatie-instelling zit al jaren op een nogal ontoegankelijke locatie in de DCR, buiten het bereik van het publiek dat zij wil aanspreken. Met een verhuizing naar de ambassade zou de organisatie grote stappen kunnen zetten om hun doelen te verwezenlijken. Zoals in het centrum van Rotterdam de presentatie-instellingen TENT en Witte de With elkaar in één gebouw aanvullen, kunnen West en Nest elkaar hier ook versterken en de hedendaagse kunst in en buiten Den Haag voor een groter en breder publiek toegankelijk maken. Niet voor niets zijn beide instellingen gratis toegankelijk met de Museumjaarkaart.
Een andere optie is om Filmhuis Den Haag ruimte te geven om zich uit te breiden met een tweede locatie in de binnenstad (zoals Pathé ook meerdere locaties heeft voor de commerciële films). Het is al langer bekend dat het Filmhuis uit haar jasje is gegroeid. Een tweede locatie voor hedendaagse filmcultuur zou de stad als eigentijdse verblijfplaats versterken. De ambassade als cultuurhub is ook geschikt voor speciale programma’s en (film)festivals. En ook de combinatie van filmklassiekers en actuele films die het Filmhuis biedt, sluit naadloos aan op het gebouw. De binnentuin van de ambassade biedt daarbij ook de mogelijkheid om openluchtfilms te vertonen.
En wanneer we toch voor een experience gaan, is ook Humanity House een geschikte kandidaat voor een plek in de ambassade. Een interactieve tentoonstelling op deze plek opent nieuwe mogelijkheden voor het delen van menselijke verhalen over wereldproblemen. En hier kan het in dialoog met de onderwerpen die in de hedendaagse kunst bij West worden behandeld.
Met een gezamenlijk gebruik van het auditorium en bibliotheek (met behoud van haar architectonische kwaliteiten), de binnentuin, een foyerrestaurant en een terras aan de voorzijde ontstaat hier een open pleisterplaats voor hen die geïnteresseerd zijn in actuele onderwerpen in een grotere wereldlijke context. De instellingen, het gebouw, het Voorhout en de binnenstad hebben daarbij meerwaarde voor elkaar. Het zou een knooppunt kunnen worden voor bezoekers van de Ambassade, Koninklijke Schouwburg, Diligentia, Haags Historisch Museum, boekenmarkt en festivals en de verdere versterking van diversiteit in de horeca van Plein tot Denneweg.
In Arnhem is een oud bankgebouw door Collectie De Groen getransformeerd tot tentoonstellingsruimte met een restaurant en terras aan de voorzijde. Het is nu een belangrijke plek in de binnenstad waar mensen elkaar ontmoeten en kunst en vrije tijd combineren. Zoiets is hier ook mogelijk. In Amsterdam zijn in het nieuwe Eyemuseum ook dergelijke functies gecombineerd maar door het ingesloten karakter van het gebouw opereert het veel meer als een eiland op zichzelf (de nabijgelegen Tolhuistuin werkt eigenlijk veel beter). De ambassade heeft mede door haar ligging (meer dan het Eyemuseum, dat samen met West nu is genomineerd voor de AICA Award) de mogelijkheid om zich met de stad te verbinden en maakt ‘flaneren op het Voorhout’ weer eigentijds. Op de route passeren we zowel het beeld van Louis Couperus van Kees Verkade uit 1998 als dat van Thorbecke door Thom Puckey uit 2017.
Cultuurhub
Nog een mogelijkheid om het gebouw als ‘hub’ te gebruiken, is om de bovengelegen verdiepingen ook ten dienste te stellen van dit basisidee. Bijvoorbeeld door ruimte te verhuren aan culturele organisaties die stad, kunst en cultuur tot hun domein rekenen.
Daarbij denk ik aan Crossing Border, TodaysArt, Rewire en andere festivals die zich nadrukkelijk bezighouden met de stedelijke cultuur. Maar ook media-organisaties zoals Den Haag FM en Den Haag Centraal of die er een studio of redactielokaal kunnen inrichten, om nog meer vanuit de stad verslag te doen wat zich er af speelt. Het biedt ook de mogelijkheid om organisaties zoals Movies that Matter terug te halen naar de stad waar het gelijknamige festival ook daadwerkelijk plaatsvindt. Of om de TU Delft (net als Leiden Universiteit) aan de stad te verbinden met een Stadslab voor de studies die verbinding hebben met de stedelijke omgeving. En er zou een aparte projectruimte kunnen worden gecreëerd voor organisaties van buiten. Een gastvrije plek voor buitenlandse organisaties die voor projecten tijdelijk in Den Haag kunnen worden gehuisvest, bijvoorbeeld voor het organiseren van een internationaal evenement in World Forum. Een soort residency voor organisaties dus, met uitzicht op het Lange Voorhout.
En wat is een hotel nu eigenlijk?
Een hotel is niet veel meer dan een tijdelijke slaapplek. Het is niet de oplossing voor leegstaande gebouwen in de binnenstad. Dat is een luie gedachte. Maar om mensen van buiten te binden aan deze stad door ze er in te laten slapen is iets heel anders. Ik stel daarom voor om hier logees te ontvangen die als gast van belang zijn omdat ze hier iets inspirerends en productiefs te doen hebben. Culturele gasten bijvoorbeeld. Dat zijn mensen die de stad in al haar hoedanigheden willen ervaren. De bovenste verdieping kan uitstekend worden benut als cultuurhotel, maar dan wel in een nieuwe vorm. Dus geen traditionele opzet met uniforme slaapkamers waarin mensen zich terugtrekken. Maar een meer eigentijds versie waarin ruimte is voor meervoudig gebruik. Denk daar bij aan meer flexibele ruimten waarin ook groepen kunnen verblijven, en waarin ruimte is om zelf te koken of contact met andere gasten te hebben.
Dus geen hotel voor zakenmensen of toeristen die voornamelijk met zichzelf bezig zijn, maar voor bezoekers die contact willen leggen en zich voeden met de stad. Kunstenaars, muzikanten, dansers, museumdirecteuren, dirigenten, architecten. Gek genoeg worden culturele gasten van de stad vaak ondergebracht in anonieme hotels met smaakloze uniforme isoleercellen. Het is vaak de minst interessante ervaring tijdens het bezoek. Dat kan anders. Laat het verblijf van deze culturele ambassadeurs bijdragen aan hun ervaring met de stad. En waar kan dat beter dan boven een culturele toplocatie: Onze Ambassade! Wanneer alle culturele organisaties van de stad gebruik maken van dit cultuurhotel zullen er nieuwe contacten en verbindingen ontstaan, zowel binnen in het hotel als daarbuiten, in de stad waarvoor de ‘hub’ is bedoeld.
Door het meervoudige gebruik van de ambassade als werk-, presentatie- en ontmoetingslocatie wordt de dynamiek in en rond het gebouw versterkt en wordt het, meer dan bij een enkelvoudige functie, onderdeel van de stad. Meer groepen mensen zullen een relatie ontwikkelen tot deze plek en dit deel van het centrum. Het gebouw van Breuer wordt daarmee weer een diplomatieke ruimte zoals dat ten grondslag ligt aan het oorspronkelijke idee van een ambassade, en van deze in het bijzonder.
Frits Dijcks
Reacties op dit artikel zijn welkom: redactie@jegensentevens.nl
———————————————————————————-
Dit artikel werd geschreven na het bezoek van het debat ‘Paleis van de verbeelding‘ tijdens het Onze Ambassade Festival op 7-8 september 2019. Deelnemers aan het gesprek: Peter Bos (raadslid Haagse Stadspartij), Alexander de Ridder (docent TU Delft en architect), Herman Rosenberg (hoofdredacteur Den Haag Centraal) en Mariëlle Vavier (raadslid Groen Links). Moderator Chris Keulemans (schrijver en journalist).