Where’s the exhibition?
Stroom Den Haag is gestart met een nieuw presentatieprogramma voor de periode 2019-2020. Onder de noemer ‘Where’s the exhibition?’ stelt Stroom ons en zichzelf de vraag hoe de maatschappelijke waarde van kunst verduurzaamd kan worden. Na jaren van bezuiniging, verdediging en prestatiedwang is het tijd voor een herijking: hoe kunnen we de waarde van kunst met de samenleving delen? In de aanloop naar de eerste programma-activiteiten spreek ik met Stroom directeur Arno van Roosmalen.
Frits Dijcks: Waar komt bij Stroom het idee vandaan dat er fundamentele veranderingen nodig zijn?
Arno van Roosmalen: Aan de basis ligt de constatering dat, als we niet veranderen, het behoorlijk mis kan gaan. Als we ons voorwaardenscheppend beleid niet voortdurend herijken, dan worden regels leidend en raken we verwijderd van het veld. De publieke ruimte verandert, de maatschappij verandert. De noodzaak om mee te veranderen geldt ook voor onze rol als presentatie-instelling. Verandering is goed. Als ik ‘wij’ zeg, bedoel ik trouwens niet alleen Stroom, maar refereer ik naar de hele beeldende kunstsector.
Onze visie is dat kunst een belangrijke maatschappelijke waarde heeft omdat zij de wereld anders kan voorstellen dan zoals die zich aan ons voordoet. Zij kan vraagtekens zetten bij schijnbare vanzelfsprekendheden, onderzoekt het onbekende en kan zichtbaar maken wat onzichtbaar is. Zij heeft het vermogen om de burger te laten zien dat de wereld niet noodzakelijkerwijs is zoals je ‘m ervaart. Je kunt hem ook anders beleven vanuit een visie op de toekomst of het perspectief van de ander. Je kunt er voor kiezen om op een bepaalde manier naar de wereld te kijken en daar consequenties aan verbinden. Dat geldt voor alle goede kunst, niet alleen voor de maatschappelijk geëngageerde kunst.
FD: Maar dat heeft het toch altijd gehad? Dat is toch juist een onveranderlijk aspect van kunst?
AvR: Ja, dat is niet nieuw, maar wel een constatering. Onze missie is dat we dat maatschappelijk potentieel van kunst ook willen realiseren! Dat is niet altijd zo geweest. Je kunt zelfs zeggen dat de manier waarop de kunstwereld is georganiseerd, dat verhindert. Zeker als je constateert dat de kunstwereld heel erg op zichzelf gericht is en aan elkaar hangt van tradities. En het feit dat het kwaliteitsbegrip met betrekking tot kunst slechts gedefinieerd wordt vanuit de deskundigheid op het gebied van kunst. Dus als je zegt: kunst heeft een enorm maatschappelijk belang, dan moet je voorbij de kunstwereld.
FD: Gaat het in de kunst teveel over koesteren en bewaren in plaats van benutten?
AvR: In beschouwingen en teksten wordt de waarde van kunst wel geconceptualiseerd buiten het kunstenveld, maar in de praktijk niet erg. Ook bij Stroom staat de kunst centraal, maar om onze missie te realiseren moeten we verbindingen leggen met de samenleving. We moeten op zoek naar groepen waarvoor die kunst relevant is. Als we eerlijk zijn en we kijken terug, dan hebben we beslist een goed programma gemaakt, waarop we trots kunnen zijn, maar we moeten ons afvragen of we voldoende in staat zijn geweest om die kunst daar te brengen en daar een werking te laten hebben waar zij dat zou kunnen hebben.
FD: Zeg je daarmee dat het bereik te klein is?
AvR: Nee, de werking. Het gaat niet zozeer om een kwantitatief bereik. Het gaat er om dat kunst een nieuw gesprek mogelijk maakt, dat anders niet gevoerd wordt. Of een alternatief perspectief op een vraagstuk biedt en zo vruchtbaar is voor anderen.
Er speelt nog iets anders. Ik heb jaren geleden met Rune Peitersen (Platform BK) een stuk geschreven in reactie op de bezuinigingen. We voorspelden daarin dat er zich een ‘slow burn’ zal voltrekken. Kunstinstellingen eten zichzelf op, want ze blijven produceren en presenteren omdat dat van ze wordt verwacht. Ze hebben minder middelen, dus dat gaat ten koste van zaken als bedrijfsvoering en duurzaamheid. Maar het gaat ook ten kosten van onderzoek, experiment, reflectie, evaluatie en inspiratie. Als wij als sector dat niet meer kunnen doen en alleen maar bezig zijn met produceren en presenteren, dan putten we onszelf uit en zijn we op termijn niet meer relevant en onderscheidend.
FD: Je constateert nu achteraf dat deze voorspelling uitkomt?
AvR: Ja, dus er moeten dingen anders. En we moeten nu een grote stap zetten. In 2017 hebben we het boek Facing Value gemaakt. Dat ging over de vraag hoe we op een andere manier over waarde kunnen denken en waarde kunnen creëren. In het boek zijn negen kernbegrippen geformuleerd die op een andere manier tot betekenisproductie kunnen leiden. De gedachte ontstond om die ideeën in de praktijk te brengen en er ook naar te gaan handelen.
AvR: Bij onze overweging om niet opnieuw een aanvraag bij het Mondriaan Fonds te doen voor een programmasubsidie, ontstond heel veel ruimte en enthousiasme. Als we geen programma hoeven te maken, hebben we eindelijk tijd om onderzoek te doen. Om te lezen. Tijd om in onze eigen bibliotheek door te brengen. Of om onze bibliotheek aan anderen aan te bieden om het te gebruiken als residencyplek. Naast ruimte voor ideeën rezen er ook vragen en zorgen: als we maatschappelijke verandering van kunst willen realiseren, wat vereist dat dan van ons? Welke kwaliteiten, expertise, houding of mentaliteit moeten we dan hebben? En zijn tentoonstellingen dan nog wel het ‘format’? Is een tentoonstelling de beste manier om het gedachtegoed van de kunstenaar publiek te maken? Kunnen we de tentoonstellingsruimte leeg laten staan? Wat moeten we met kunstenaars als we geen tentoonstellingen maken? We hebben er wel eerder mee geëxperimenteerd, maar nog onvoldoende. Of we hebben er te weinig consequenties aan verbonden. Uiteindelijk kwamen we tot de constatering dat die nieuwe ideeën op zichzelf ook een programma vormen. Wij hebben vier kernbegrippen uit Facing Value gekozen, waarvan we denken dat deze operationeel te maken zijn: Play, Be Unproductive, Share, Invite and Participate. Deze vormen vier invloedsferen in ons programma. Verschillende programmalijnen lopen op een grillige manier door het jaar heen. Onvoorspelbaar. Onze inzet is om verbindingen tot stand te brengen, tussen de programmalijnen onderling, maar ook met individuen, groepen en organisaties buiten de sector; om experiment te stimuleren, om te luisteren en waar mogelijk een stap opzij te doen, zodat we ruimte creëren voor kunstenaars en voor onze relaties en gasten.
FD: Een programma van mogelijkheden?
AvR: Ja. Bovendien komen we tot dit programma op basis van overwegingen die niet alleen voor Stroom, maar voor de hele kunstsector gelden. We vonden dat we met een aanvraag voor een onderzoekend programma als antwoord op urgente dilemma’s een signaal konden geven richting Mondriaan Fonds en anderen, namelijk dat het belangrijk is dat we ons herijken en ruimte creëren om te experimenteren en ons te voeden. We hebben een heel precies kader geformuleerd van programmalijnen, maar zonder concrete invulling over wat er te zien zal zijn. Of dat dan een tentoonstelling zal zijn of iets anders? Laat staan hoeveel. Wat er in september 2019 bij Stroom te zien zal zijn? We hebben geen idee.
FD: De intentie is dus om experimenten op een meer radicale wijze uit te voeren en daarmee nieuwe rollen te onderzoeken? Is het ook de bedoeling om de controle over zo’n programmalijn los te laten?
AvR: Ja, we doen bewust een stap opzij op verschillende vlakken. Onze programmalijnen zijn onderzoekend. We ondervragen ook onszelf. Wij constateren dat je een bepaald perspectief hebt dat wordt gedefinieerd door wie je bent als persoon of organisatie. Dat perspectief is relevant maar het vernauwt zich steeds verder in de loop van de tijd. Onder de noemer Our House, your Home nodigen we daarom elk jaar drie organisaties uit waarvan wij denken dat ze ons perspectief kunnen doorbreken en ons en onze omgeving kunnen inspireren. Daarbij hebben we hulp ingeroepen van instanties met een volkomen ander netwerk dan het onze, zoals bijv. het Prins Claus Fonds.
FD: Gaat er hier bij Stroom ook iets veranderen door hun komst?
AvR: Ja, dat denk ik wel, maar het is natuurlijk wel ingewikkeld. Het is moeilijk om plaats te maken en een stap opzij te doen. Onze werkwijze zal op allerlei punten veranderen. We zullen methodieken van onze gasten overnemen en ervan leren.
AvR: De eerste gastorganisatie is Visual Culture Research Center uit de Oekraïne. VCRC maakte deel uit van de universiteit in Kiev, maar na hun stellingname tijdens de Maidandemonstraties in 2014 werd de samenwerking opgezegd. Daarop hebben zij hun werkvorm moeten veranderen en nu noemen ze zich een politieke organisatie die cultuur gebruikt als drager. Daar kunnen wij van leren. Als wij onze missie willen voortzetten moeten wij ook kijken naar de beschrijving van onze organisatie. VCRC richt zich, net als wij, op het publieke domein. In Oekraïne is het nu oorlog en bij ons niet. Vasyl Cherepanyn van VCRC denkt daar echter anders over. Hij zegt: “bij jullie is het net zo goed oorlog, alleen herkennen jullie het niet als oorlog.” Er is sprake van een hybride oorlog; het motto voor het programma van VCRC bij Stroom is dan ook Hybrid Peace.
Later dit jaar komt Sorryyoufeeluncomfortable uit Londen en het digitale platform Left Gallery dat opereert vanuit Berlijn. Voor volgend jaar denken we aan collectieven uit India, Kenia en Zwitserland. De onderliggende vraag is hoe we van deze nieuwe initiatieven kunnen leren.
AvR: Close Companions breekt met de tentoonstelling als meest geëigende presentatievorm. Het gaat uit van de vraag: is het noodzakelijk dat het gedachtegoed van de kunstenaar gestalte krijgt in een kunstwerk, of kun je je ook andere verschijningsvormen voorstellen? Ik denk van wel, maar de kunstwereld voorziet slechts beperkt in andere verschijningsvormen. We hebben bedacht om, in plaats van een reeks tentoonstellingen, een enkele kunstenaars als ruggengraat van ons programma te nemen. En met hen een langere samenwerking aan te gaan. Kunstenaars die we interessant vinden en waarvan we denken dat hun werk relevant is voor een groter domein dan de beeldende kunst. Die een praktijk hebben die sterk verbonden is met maatschappelijke vraagstukken. Een praktijk waarbij je je kunt voorstellen dat de verschijningsvorm van hun ideeën idealiter misschien wel buiten de kunstwereld ligt. We willen met hen een traject ingaan zonder vooraf vast te stellen wat de uitkomst, of het product zal zijn. We maken samen een (denkbeeldige) reis met onbekende bestemming. De kunstenaars koppelen we aan één medewerker van Stroom. Zij zijn gedurende die reis Close Companions. Daarmee willen we voorkomen dat er een relatie curator/instelling vs. kunstenaar ontstaat, waarin toch een zekere machtsverhouding besloten ligt. We hopen dat wij leren wat de optimale bemiddeling is voor dit soort, naar onze mening belangrijke, kunstenaars.
FD: Daarin schuilt het risico dat het interessante gesprekken en avonturen oplevert, maar geen tastbaar, zichtbaar of voelbaar resultaat dat je kunt delen met anderen.
AvR: Dat zal onderweg moeten blijken. Wij zeggen: be unproductive. Natuurlijk zijn we ons bewust van de risico’s. We hopen ervan te leren en zullen natuurlijk voortdurend moeten monitoren, documenteren en evalueren. Dat is ook onderdeel van de reis. Wat we al merken is dat het voorstellingsvermogen van ons allemaal tekort schiet. Wat is die reis dan?
FD: De grenzeloosheid kan verlammend werken.
AvR: Precies, dat is het woord. Het kan ook zijn dat kunstenaars in hun achterhoofd toch een tentoonstellingsvorm in gedachte houden. Je valt heel makkelijk terug in oude patronen en rollen. Vooral in de opstartfase zal dat moeilijk zijn. We moeten voortdurend vraagtekens zetten bij vanzelfsprekendheden en verworvenheden.
Het programma Reading Residency biedt internationale kunstenaars een maand verblijf in onze bibliotheek aan zonder enige verplichting. We merken dat er bij kunstenaars (en ook bij andere professionals in de kunst) een enorme en nog steeds toenemende behoefte is om er even ‘uit te stappen’, om zich te herbronnen, onderzoek te doen, zich te verdiepen in onderwerpen, even onder de druk van het almaar produceren en presenteren uit te zijn. Wij bezitten een fantastische bibliotheek en die bieden we aan als ‘recharger’ .
FD: Hoe verhouden deze programma’s zich tot de invloedsferen uit Facing Value?
AvR: Our House, your Home sluit direct aan op Invite & Participate (gastvrijheid) en Share (interactie). Close Companions is gericht op Play (rolverdeling) en Be Unproductive (onvoorziene resultaten). En voor de Reading Residency geldt Be Unproductive (ruimte voor lezen en denken) en Share (delen van kennis).
Er ontstaat een nieuw visueel beeld van ons programma: de in totaal vijf programmalijnen lopen door elkaar heen en bevinden zich in verschillende invloedsferen. Het kader is scherp geformuleerd, wij faciliteren en we stimuleren verdieping en verbinding opdat er uit het samenvallen, botsen of kruisen van de verschillende lijnen van alles kan ontstaan. Van daaruit leggen we lijnen naar buiten met bijvoorbeeld bedrijven, organisaties of deskundigen en zo ontdekken we nieuwe ruimte voor kunst.
Vanuit de kruispunten van programmalijnen organiseren we Uncertainty Seminars, een soort minifestivals voor een groter publiek. Onze gasten kunnen zich daarin presenteren. Stroom zal daar, als het even kan thematisch, aanvullende onderdelen bij organiseren. We willen met Uncertainty Seminars het belang van twijfel en onzekerheid, van meervoudigheid en complexiteit vieren. Kunst is een van de weinige domeinen, misschien wel het enige, waar deze eigenschappen nog geaccepteerd worden of als kwaliteit worden gezien. Het eerste Uncertainty Seminar, met als titel Notgettingit, vindt plaats op 24, 25 en 26 mei.
FD: Wat hoop je dat er voor Haagse kunstenaars in zit?
AvR: We nodigen Haagse kunstenaars nadrukkelijk uit om in de kleinschalige of besloten bijeenkomsten deel te nemen. Ik hoop dat kunstenaars gebruik zullen maken van die uitnodiging en zich laten inspireren door de komst van uitgenodigde organisaties en kunstenaars, zoals zij dat ook deden wanneer wij tentoonstellingen bij Stroom toonden.
FD: Gaat het programma ook iets veranderen in het voorwaardenscheppend beleid dat jullie uitvoeren?
AvR: Dat is wel de bedoeling. De kernbegrippen uit ons programma willen we ook laten doorwerken in onze organisatie. Er zijn twee grote opgaven waarvoor we nu staan. Ten eerste: hoe organiseren we dit programma? Hoe stappen we uit onze routines? Tijdens dit programma zullen we soms andere rollen aannemen. Dat is ingewikkeld en zal echt twee jaar kosten. En de tweede opgave is: hoe laten we die kernbegrippen doorwerken in onze organisatie? Hoe vertaalt zich dat naar het dagelijks werk? Kun je Play vertalen naar voorwaardenscheppend beleid, bijvoorbeeld? We willen onze subsidies beslist niet beperken tot kunstenaars met een maatschappelijk geëngageerde praktijk. Maar we kunnen wel investeren in het bewustzijn van kunstenaars om na te denken over wat het maatschappelijk belang van zijn of haar werk zou kunnen zijn. Dit zijn zaken die expliciet aangeraakt worden door dit programma.
We willen denkruimte creëren waardoor we op een andere manier in gesprek kunnen gaan met anderen. Nieuwe ideeën zijn welkom. Ook wanneer ze fundamenteel van aard zijn. We moeten nieuwe waarden vinden en nieuwe woorden om die waarde te benoemen. Of om onze relaties te benoemen. En dat kan natuurlijk niet beperkt blijven tot onszelf.