Scene Unseen is een Must See!
Opnieuw bezoek ik het verlaten kasteel d’Aspremont-Lynden in België, waar kunstenaars met en zonder naam en faam bijeen zijn gebracht voor de tentoonstelling ‘Scene Unseen’. Dit is een uitnodiging tot zelf kijken, voelen en denken. Maar we kijken ook door de ogen van de kunstenaars en de curatoren die zichtbaar de tijd hebben genomen om interactie tussen het werk en de plek tot stand te brengen. Net als vier jaar geleden is dit nu al mijn hoogtepunt van het jaar. Een Must See dus!
Vier jaar geleden was de tentoonstelling in het kasteel van Oud-Rekem geformeerd rond enkele iconische werken van Bas-Jan Ader. En ook toen leverde het een rijk beeld op, waarin de bezoeker wordt uitgedaagd om zelf verbanden te leggen en kunst te ontdekken. Hier geen vooropgezette institutionele framing of tekstuele kunsthistorische duidingen waarmee curatoren hun tentoonstellingsconcepten of selectie menen te moeten rechtvaardigen. Bij deze negende tentoonstellingseditie in het verlaten kasteel zijn het de kunstenaars en de bezoekers die het meest serieus worden genomen. Curatoren Annemie van Laethem en Erik Croux hebben opnieuw de tijd genomen om ons nieuwe kunst te laten zien. Deze keer werd de Nederlander Mat Verberkt aangetrokken om het curatorenteam te versterken en nieuwe verbindingen te maken.
De tentoonstelling vertrekt vanuit het werk van Hetty Huisman (1941-2017) die een belangrijke rol speelde bij het ontstaan van kunstcentrum De Appel in Amsterdam. Met haar werk en dat van Sef Peeters wordt een sprong gemaakt naar de jaren zeventig waarin kunstenaars zelf initiatieven ontplooien om hun kunst te tonen en te organiseren. Juist dit aspect is van toepassingen op de (bijna) jaarlijkse tentoonstellingen op deze schitterende locatie. Alles wat mij in musea vaak stoort, ontbreekt hier volledig. De selectie is niet op theorieën, politieke correctheid, collectievorming of andere dogma’s gebaseerd. Maar zij is persoonlijk, eigenwijs, prikkelend, discutabel en vrij. Leeftijd, reputatie en ‘relevantie’ van de getoonde kunstenaar doen hier niet ter zake. Slechts de kunst is werkelijk van belang. Zoals een goed kunstwerk voor meerdere interpretaties vatbaar is, zijn deze tentoonstellingen dat ook. Al dwalend door de zalen en gangen van deze voormalige psychiatrische inrichting, zoekt de bezoeker zelf de betekenis van de tentoonstelling en haar kunst. Bij het betreden van de ruimten worden we steeds opnieuw verrast met nieuwe beelden, die steeds weer een nieuwe interpretatie mogelijk maken.
De begeleidende tekst in de catalogus verhaalt wel over de reputatie van kunstenaars en over de vraag wat het verschil maakt tussen vermaarde oude rotten als Marina Abramovic en Lydia Schouten en jonge honden als Isabelle Heske (1990) of Chaim van Luit (1985) van wie meerdere werken zijn opgenomen. Maar het doet er niet toe. Abramovic wordt geprojecteerd in een zijkamertje. En Bas de Wit krijgt een hele verdieping om zijn wonderlijke neoclassicistische rommelzolder mee in te richten. En dat werkt. Ook de jonge Bulgaarse Pepa Ivonova krijgt alle ruimte om plastic slangen door de drie verdiepingen van het gebouw te trekken. Dit werkt wat minder omdat de oorspronkelijke elektrische bedrading en gaten in het kasteel op zich al geweldig zijn. Maar ze maakt het helemaal goed met een fraai gecomponeerde installatie van beschreven glazen autoruiten op de zolderverdieping.
Hier raken we het grootste probleem van de tentoonstelling. Wanneer de locatie al zo’n bezienswaardigheid is, doet de kunst er dan nog wel toe? Nou wel degelijk! De meeste kunstenaars zijn zich zeer bewust van de esthetische kwaliteiten van dit gebouw. Maar de kunst wordt goed gedoseerd en levert vaak een bijzondere relatie op met de ruimte of de wanden. De kleine kwetsbare tekeningen van Oleg Matrokhin doen het goed op de al vol getekende muren. Er ontstaat een interessante spanning. Bijna nergens zien we grote (of simplistische) monumentale ingrepen om de ruimte te overwinnen, maar veeleer spannende duels zonder echte winnaars.
Toch hebben de schilderijen het af en toe wel moeilijk. De formele werken van Heske worden speelser tegen de achterwand van tegels en pleistervlekken. Maar de wildere schilderijen van Greet van Autgaerden redden het niet en tonen vooral de schoonheid van de doorleefde wanden en deuren van de achtergrond. Het inmiddels klassieke expressieve schildersgebaar vergt wellicht toch een schonere white cube om tot zijn recht te komen. Het wandtapijt van Guido Yannitto is een twijfelgeval. Maar juist omdat je je af gaat vragen wat deze getufte baksteenmuur toevoegt, bewijst het werk haar waarde.
De bescheiden reliefwerkjes van ‘outsider’ kunstenaar en voormalige bewoner van het kasteel Alex Elshocht doen het wel weer heel goed tegen het metselwerk. Maar deze zijn dan ook heel netjes geïsoleerd in hagelwitte baklijstjes die werken als een soort sokkel en het werk op een hoger niveau tillen. Ook de uitgebreide (foto)documentatie van Sef Peeters en Hervé Fischer laat zich prima ‘lezen’ in combinatie met wandwerken van Guy Bleus of Hetty Huisman. En de grote grijze tekeningen van Ado Hamelryck onderhouden een interessante relatie met het wit-grijze tegelpatroon van de kasteelvloer en het zonlicht dat binnenvalt. En zo creëert elk kunstwerk weer een nieuwe omgang of liefdesbetrekking met de plek.
Ik word bijzonder getroffen door het werk van de Koreaanse Hyesoo Park die met zeer uiteenlopende en inhoudelijk boeiende werken haar eigen verhaal vertelt over het verschil tussen gewoon en bijzonder. Dat geldt ook voor Wim Wauman die een eigen kamer heeft ingericht waarin zijn wandwerken in houtfineer vensters lijken met fantastische uitzichten. Park en Wauman zijn in staat om een eigen wereld te creëren dat geheel los lijkt te staan van alle andere werken in de tentoonstelling. En tegelijkertijd lijkt het of zij zich als nieuwe bewoners in het verlaten kasteel hebben gevestigd en voorlopig niet van plan zijn om weer te vertrekken. Het brengt me op de gedachte of het niet mogelijk zou zijn om bij een volgende editie een kunstenaar een leef- en werkplek te geven gedurende de tentoonstelling om er een work-in-process tot stand te laten brengen. Dan moet er wel een nieuwe editie komen. In gesprek met twee van de drie curatoren wordt duidelijk dat de situatie rond het gebouw, de eigenaar, de betrokken autoriteiten en de financiële basis van het project verre van eenvoudig is. Het is een wonder dat het iedere keer weer is gelukt om het project doorgang te laten vinden. Maar het is meer dan de moeite waard. Als bezoeker krijg je even het gevoel dat het kasteel helemaal alleen van jou is. Er hangt een zeer prettige sfeer van exclusiviteit en tijdloosheid. Op de binnenplaats nemen we plaats om onze indrukken te verwerken. Het is bepaald niet weinig wat we krijgen voorgeschoteld. Onderwijl wiegen de slurven van Kaspar König zachtjes in de wind, de linker meer dan de rechter.
Maar liefst 41 kunstenaars zijn hier bij elkaar gebracht. Te veel om allemaal te kunnen bevatten of te bespreken. Genoeg om het verlangen in stand te houden om weer terug te willen keren naar dit paradijs. Speciale aandacht nog voor de videowerken die hier niet, zoals vaak bij (museale) tentoonstellingen als reguliere werken in standaard darkrooms worden getoond, maar in het kasteel ook een eigen plekje hebben gekregen. Onder de entreetrap van het kasteel werden we al ontvangen met een betoverende animatie van Slammer!, waarin een ondersteboven hangende boom zich als koraal beweegt. Het is een prima openingsact voor deze tentoonstelling en maakt meteen duidelijk dat we op een bijzondere plek zijn aangekomen. Ook in de kelder is een prachtige animatie van Slammer! te zien en een video-installatie van Daan Gielis waarin de bewegingen van en rond een geanimeerde lichtspot de kelders verlicht. En zo blijkt vrijwel elke ruimte in dit kasteel een schatkamer.
Kasteel d’Aspremont-Lynden is een feest om in rond te dwalen en haar tentoonstellingen bevat vele kwaliteiten waaraan de meeste hedendaagse kunstmusea en institutionele presentatieplekken niet kunnen tippen. Een bezoek aan Scene Unseen maakt me ook weer bewust van de vele conventies waarbinnen hedendaagse kunst vaak wordt getoond. En het gebrek aan eigenwijsheid onder de huidige generatie museumdirecteuren en curatoren en het geloof in eigen kracht. Mocht Beatrix Ruf -om welke reden dan ook- niet terugkeren naar het Stedelijk, en het bestuur van het museum blijft op zoek naar een nieuwe directeur, dan weet ik er dus nog wel een paar.
Scene Unseen is te zien tot en met 30 september en is elke vrijdag, zaterdag en zondag te bezoeken van 11 – 18 uur in kasteel d’Aspremont-Lynden in Oud-Rekem, België. Mis het niet.