*Over het wit, de oneindigheid, het lichaam en de ideeën.
Op de dag van mijn bezoek is Nederland in rep en roep. Drie vrouwen op straat klemmen zich aan elkaar vast om niet weg te hoeven waaien in de wind, de voorste innig verstrengeld in een omhelzing met lantaarnpaal. Ik bereik het Stedelijk Museum Schiedam met een kapotte paraplu, mijn oren suizen, de lucht rondom dreunt door. Manzoni in Holland toont deze doodnormale lucht als kunstwerk. Het is één van de studieobjecten van de te jong overleden kunstenaar Piero Manzoni (Milaan, 1933-1963). Evenals het licht, onze adem en op zijn minst even alledaags: poep.
We trotseren de jaren ‘60. Avant-garde kunstenaar en moderne rebel Manzoni blikt zijn eigen poep in en signeert het als kunstwerk, titel: Merda d‘artista (één van de vier uitgebrachte vertalingen). Als bezoeker in Schiedam kijk je vol verwondering naar een glazen sokkel met daarin twee kleine, glimmende blikjes. Ik zie opgetrokken wenkbrauwen, een kind kan een schaterlach niet onderdrukken, een man laat zich met geopende mond fotograferen – alsof hij ‘het blikje’ eet. Deze ironie deelt de man ongetwijfeld met Manzoni, die 90 blikjes gevuld met 30 gram poep, verpakkingsdatum: mei 1961, als goud over de toonbank liet rollen. Hij is met zijn grensverleggende denken tot één van de meest invloedrijke kunstenaars van de 20e eeuw verworden. In een vleugel van het museum wordt zijn brede oeuvre geëxposeerd, tezamen met werk van Nederlandse kunstenaars die zich door zijn denken hebben laten inspireren, onder wie Jan Schoonhoven en Henk Peeters. Ook is er werk te zien van kunstenaars die voor Manzoni zelf als voorbeeld fungeerden, waaronder Lucio Fontana en Yves Klein.
Het leven de kunst
De belangrijke relatie tussen Manzoni en Nederland, zoals de titel van de tentoonstelling benadrukt, heeft als basis de vriendschap met Rotterdamse galeriehouder Hans Sonnenberg (1928-2017) die in 1958 de Zero-group oprichtte. Sonnenberg’s streven was om hierin verschillende stijlen en materialen van eigentijdse kunststromingen in dialoog te plaatsen en gezamenlijk als groep de wereld te betreden om de expositiemogelijkheden te vergroten; wat bleek te werken. Manzoni neemt deel aan de activiteiten van deze groep en exposeert dat jaar voor het eerst zijn witte, monochrome Achromen “die niets voorstellen” (zaaltekst Stedelijk Museum Schiedam, 2019). Met zijn werk heeft Manzoni veel Nederlandse kunstenaars aangezet van verwondering naar verstilling, alledaagse materie en het bevragen van de kunstenaars’ persoonlijke emoties, wat Manzoni vakkundig van het toneel bande.
Manzoni’s aanvankelijke wit wordt in Schiedam in een aparte museumzaal met lichte gordijnen getoond, wat eventuele ruis van buitenaf blokkeert. De ruimte is gevuld met witexperimenten (in verf, glaswol, geverfde stenen, porselein en andere materialen/objecten die het werk van gelaagdheden en patronen voorzien) die zowel ingelijst als naakt tegen de muur zijn gehangen. Deze afgesloten museumcocon maakt de (schilder)werken van Manzoni, maar ook die van Henk Peeters en Jan Henderikse, zacht en ingetogen wanneer je het vergelijkt met Yves Klein’s blauw, even verderop. Is het wit wat we zien het wit zoals door Manzoni bekeken, of doet dit er eigenlijk niet toe? De blauwe pen in mijn hand valt op de grond en voelt onoverkomelijk als vergif waar ik vanaf moet. Bang voor een onbedoelde streep, die Manzoni wellicht óók had kunnen waarderen.
Geloof in de lichtheid van het leven lijkt een centrale drager in Manzoni’s denken te zijn. Kunst is niet dáár maar hier en biedt een ervaring die de kunstenaar deelt met zijn publiek. In de volgende museumzalen is de lichamelijke aanwezigheid van ‘de mens in de wereld’ een direct onderdeel in Manzoni’s werk. De kunstenaar centraliseerde de verhouding tussen object (kunstwerk) en subject (mens) vanuit een speelse formule die vandaag de dag nog steeds werkt. Zo is in een zaal waarin het conceptuele werk van Manzoni samen met het werk van onder andere stanley brouwn wordt getoond, een houten sokkel geplaatst met daarop twee voetafdrukken, zijn Base magica, Sculptura vivente (1961). Men moge deze sokkel op eigen initiatief betreden, wat ook gebeurt. De toeschouwer-op-sokkel- wordt zo voor even boven de andere aanwezigen verheven en transformeert zichzelf tot onderdeel van het kunstwerk: “u [kunt zelf] een kunstwerk worden door plaats te nemen op de magische sokkel. […] Kunst is in zijn ogen een mentaliteit die maakt dat wij met verwondering naar de wereld kunnen kijken”, aldus de toelichtende tentoonstellingstekst.
Open je ogen en lach. Ik kijk naar de video die hoort bij de performance Consumazione dell’arte dinamica del pubblico divorare l’arte (ofwel ‘Het consumeren van dynamische kunst door een publiek dat kunst verslindt’). De video toont hoe Manzoni eieren kookt, zijn vinger op een ei plaatst en zo een stempel achterlaat ‘als handtekening van de kunstenaar’. Het is een act die hij tweemaal uitvoert voor publiek, aan wie hij de bedrukte eieren tevens uitdeelt. Resultaat: de eieren worden opgegeten, slechts 20 hebben het er naar zeggen overleefd.
De lucht in een ballon
Op de zolder van het museum, laag plafond, houten balken, bevindt zich de verslapte ballon Fiato d’Artista (1960, letterlijke vertaling van de adem van de kunstenaar). In deze ballon conserveerde Mazoni zijn eigen adem om het te bestempelen als kunst. Met het werk Corpo d’aria (1959-1960), oftewel: lichaam van lucht, ontwikkelt Mazoni 45 do-it-yourself sculpturen. Het werk bevindt zich in doosjes die bestaan uit een setje ballonnen en een standaardje voor deze ballonnen, die men zelf in elkaar kan zetten. De ballon kan men tevens zelf opblazen met een blaasrietje om het proces te vergemakkelijken. Ook dat is in het doosje te vinden.
In deze laatste ruimte, die zich niet als white cube maar eerder als knusse zolder aandoet, is het element spel sterk vertegenwoordigd. De kunstenaar positioneert zich hier als een uitvinder van het leven dat hij zich toe-eigent. We kijken hier onder meer naar de ventilator van Marinus Boezem, getiteld Signing a Fan (1965). De ventilator is geplaatst op een sokkel en voorzien van een foto van Boezem-als-zakenman. Het werk is niet de ventilator, maar de productie van lucht die de zakenman zou verkopen, gesigneerd: Marinus Boezem. We zien Breathing in – Breathing out (1977) van Marina Abramovic en Ulay waarin de voormalige levens- en kunstpartners elkaars levenslucht in- en uit ademen, door de lippen op elkaar te drukken, tot de lucht van beiden lichamen compleet is opgeraakt. En op zolder toont Schiedam ook het Flesje limonade gazeuse in zee bij Petten uit 1961 van Wim T. Schippers, waarin de kunstenaar op film een flesje limonade in de zee giet, als kunstwerk an sich.
Pindakaas
Primeur op de houten zolder is Schippers’ Pindakaasvloer (1962, eerste versie). Het is al weer acht jaar geleden dat deze vloer voor het laatst te zien was in een tentoonstelling. Behalve de rechthoek in Museum Boijmans van Beuningen heeft de vloer verschillende andere vormen aangenomen, zo ook hier. Op de zolder van het museum is de vloer rond, één hap ontbreekt. De vloer toont zich niet enkel aan ons oog, maar laat vooral de geur het werk doen. “Het stijgt naar mijn hoofd”, mompelt mijn vriend, die er doorgaans dol op is. Liters pindakaas vullen de ruimte. In de ontbrekende hap leunt de steunpaal van het museumplafond en is een vitrinekastje met daarin de krant van het betreffende weekend [9 en 10 februari 2019] geplaatst. Wat doet deze krant hier? Als pindakaas kunst is, en de lucht, is een krant dat dan niet óók? Het leven, een kunst. Op SCHIE TV spreekt Schippers de volgende woorden:
In het Stedelijk Museum Schiedam zien we de ontwikkeling van conceptuele kunst waarin het idee wordt gecentraliseerd en de positie van de kunstenaar in een waar genie verandert. De kunstenaar is een levensuitvinder, iemand die het bestaande herziet en het zich toe-eigent; maar waarbij het werk niets anders pretendeert te zijn dan wat het is. Daar waar onze wereld weinig ruimte laat voor artistiek spel, maakt Manzoni in Holland op haast kinderlijke wijze voelbaar wat we weggooien als we deze ruimte dichttimmeren. Het is een ode aan het nut van het nutteloze, met plezier als een unanieme bindfactor en met Manzoni’s zesjarige oeuvre, waarin hij zo’n 1000 werken maakte, in de hoofdrol. Een vrouw rijdt haar kinderwagen, een man loopt met zijn wandelstok.
Manzoni in Holland met werk van Marina Abramovic/Ulay, Armando, Marinus Boezem, Kees van Bohemen, Agostino Bonalumi, stanley brouwn, Enrico Castellani, Karl Fred Dahmen, Ger van Elk, Lucio Fontana, Jan Henderikse, Oskar Holweck, Yves Klein, Heinz Mack, Piero Manzoni, Wim Motz, Henk Peeters, Otto Piene, Ian J. Pieters, Gust Romijn, Joop Sanders, Emil Schumacher, Wim T. Schippers, Jan Schoonhoven, herman de vries, Jaap Wagemaker.
Te bezoeken tot en met 2 juni 2019 in het Stedelijk Museum Schiedam.