verhaal (4 februari 2023) – spelen
met Annette Messager, Jean Renoir, Alain Resnais, Roman Polanski, Bruce Naumann, Frank Stella, Arnold Böcklin, Mark Rothko en Christian Boltanski
Ik blader door de catalogus ‘The messengers’ van Annette Messager. Op de kaft zijn drie stapels boeken terzijde van twee stapels stoffen speelgoedbeesten afgebeeld. Bovenop die boeken staan drie opgezette ‘vogels’. Het kind in mij wordt wakker en kijkt gretig om zich heen, de volwassene in mij neemt een vragende houding aan.
De film ‘La règle du jeu’ van de Fransman Jean Renoir duikt eensklaps op in m’n geheugen. Merkwaardig, zó lang geleden gezien! Blijkbaar associeer ik op het woord ‘spelen’, niet in de kinderlijke zin van spelen zoals het kind dat doet, maar spelen zoals volwassenen dat doen. Gevaarlijke spelletjes. Werpen de wrede ‘spelregels’ van de komende oorlog (de eerste vertoningen vonden plaats in 1939) hun schaduw vooruit, zonder dat de Tweede Wereldoorlog in die film voorkomt? In een weekend spelen zich allerlei duistere affaires af op een kasteel, met een Joodse eigenaar, en een kille jachtpartij als symbool voor de komende, onvoorstelbare menselijke tragedie.
Het brengt me terug bij Poetin’s laffe wreedheid tegen Oekraïne. En waarom moet ik opeens denken aan ‘L’année dernière à Mariënbad’ van Alain Resnais, verfilmd naar het boek van Marquarite Duras. Die pijnlijke terugblik op de waanzin van de Tweede Wereldoorlog, de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki, en de schrijnende, herinnering aan een verboden liefde in Nevers, een kleine stad in Frankrijk. De woordloosheid van een Française en een Japanner. Een ontmoeting na de oorlog.
Is dat wat er gebeurd als ik naar de kleurrijke installaties van Messager kijk? Ben ik in een sprookje belandt? Een angstig makend, wreed sprookje, hoewel het er vrolijk, onschuldig en speels uitziet? Beland ik, voor ik het weet, in de nauwe gang met grijpende handen uit de film ‘Repulsion’ van Roman Polanski? Geen ontkomen meer aan? Schreeuwt daar Bruce Naumann ‘Get out of my head, get out of this room’? Lopen daarom de koude rillingen ineens over mijn nek?
Tja, de mens fantaseert wat af. Hou je toch eens bij de feiten, man. Wat zien wij nou feitelijk. Is een concrete beschrijving van ‘het zichtbare’ om ons heen niet de enig juiste benadering? Zijn het niet de ‘droge’ analyses van het waargenomene waar wij mee verder kunnen. What you see is what you get. In de vroege schilderijen van de Amerikaanse kunstenaar Frank Stella is dat goed zichtbaar. Hij bepaalde eerst de contour van zijn frame, en paste daar zijn schildering op aan. Shaped canvas, noem je dat. What you see is what you get. Voor alle associaties die er bij jou, als toeschouwer, ontstaan, ben je zelf verantwoordelijk. Maar wat een schoonheid!
In de late Romantiek, de tijd waarin Arnold Böcklin (1827-1901) schilderde, zijn schilderijen vaak beladen met wat je ‘het opdoemen van een dreigende sfeer’ zou kunnen noemen. Zijn beroemde schilderij ‘Dodeneiland’ is er één waar je niet ‘licht’ aan voorbij gaat. Een boot, op weg naar het eiland waar ‘de stilte’ regeert. De stemming van het schilderij is dan ook geladen, er hangt een onverklaarbaars in de licht. Woorden hiervoor zijn moeilijk te vinden, maar ons zwijgen is ondergedompeld in een stemming die je waakzaam houdt. Maar waarvoor? Voor dat ‘vermoeden’?
De roeiboot, met voor de roeier de wit geklede staande gestalte, oplichtend in de donkerte (een priester?) nadert de hoge, kale rotspartij die de vlakte van het dodenrijk omsluit. Het water, waarop de kleine boot vaart is adembenemend ‘zwijgend’.
Ook als het een teil blijkt waarin een kind een houten bootje, gemaakt door haar grootvader, laat dobberen. ‘Wat ben je stil vandaag’, zegt de moeder tegen haar kind. ‘Is er iets?’ Het meisje schud haar hoofd, en zegt: ‘Ik ben aan het varen’, en speelt door. De moeder bukt zich en streelt door haar haar. Ik werp het schilderij een laatste blik toe, en draai mij om.
Als kind doen we, als we verstoppertje spelen, en aan de beurt zijn om te raden waar de anderen zich verstopt hebben, onze ogen dicht. Als we ze, na tot tien geteld te hebben, en ‘ik kom’ geroepen te hebben weer openen, is de wereld in tien tellen veranderd in een zéér opwindende plek. Als ik mijn rug naar een schilderij toekeer, heb ik het domein van de ‘gedroomde’ ruimte waarin ik mij bevond verlaten en stap ik de reële in.
Stel dat er in een zaal maar één schilderij hangt, wat niet eens zo onwaarschijnlijk is, een paar jaar geleden werd er één schilderij van Mark Rothko in een, niet al te grote zaal van het Schiedams museum opgehangen. Je mocht er slechts met twee personen tegelijk naar binnen, op enige afstand van het schilderij stond een bankje, daarop kon je plaatsnemen en in bewonderende mijmering vervallen. De ruimte had, als in een heiligdom, gedempt licht.
De mens die schuchter het Orakel benadert, in het besef van menselijke kleinheid. In de enorme hal vallen woorden terug in hun echo, het spreken wordt galm. Galm gaat over in muzikaal gefluister. Dat sterft weg. Langzaam treed de stilte binnen. De adem stokt.
Keren we terug naar het werk van Annette Messager. Sommige van haar installaties tonen foto’s van menselijke lichaamsdelen, zij figureren samen met speelgoed, of er zijn grote, getekende vleermuizen zichtbaar, die menselijke ogen of gelaatstrekken hebben. Een wereld vol ‘ongerust’ makende tekens. De mens verschijnt er meestal als fragment, het individu moet daaruit ‘afgeleid’ worden, maar in de ‘story of dresses’ tref ik wel foto’s van concrete individuen aan, maar zij spelen geen grote rol. In het oeuvre van Messager worden zij meestal vervangen door hun représentaties, de speelgoedbeesten.
In haar bizarre werelden dwalen wij rond, vol mysterieuze tekens, signalen die we nog op waarde moeten leren schatten. Zij laadt ruimtes met allerlei vragen, waar wij zo één, twee, drie geen antwoord op hebben. Terwijl haar echtgenoot Christian Boltanski (in 2021 overleden), ons vraagt of wij die afgebeelde mensen, dáár op die wand, of in zwart-wit, op klein formaat, geplakt op stapels blikken, in eindeloze rijen geplaatst in schappen, misschien kennen? En of wij wellicht iets weten over de mensen die zich ooit eigenaar konden noemen van een kledingstuk in die stapels geëxposeerde oude kleding. En, wat zijn dat voor schaduwen die daar op de muur verschijnen, die daar eindeloos rondtollen?