verhaal (21 april 2020) – het boek
met René Daniels, Vincent van Gogh en Wayne Thiebaud
De boekband van de roman ‘Fritz Kocher z’n opstellen’ van Robert Walser is langzaam kleur aan het verliezen. Het oorspronkelijke elegante blauwgrijs is, aan de zijkant, verworden tot een prachtig vaal bruingrijs, dat langzamerhand de boven en onderkant van het boek opsluipt. Ja, de tijd veroorzaakt veel kleine wonderen. Maar nu terug naar deze tijd. Naar de ‘schrijf’tijd van dit moment, waarop de woorden op het papier of het scherm belanden. Waar een schrijver een tekst produceert, woorden ziet verschijnen. Achter die woorden aanholt, omdat die woorden alle kanten op lijken te fladderen. De tijd als geschreven tekst, tegenover de tijd als vertelling, vervluchtigd in de wind. De tekst als gezongen overlevering. De tekst zonder auteur. De ‘Heilige’ boeken die niet geschreven zijn, maar van God (welke dan ook) gegeven.
De schilder heeft een nieuw onderwerp gevonden, hij schildert een boek. Het is een klein schilderij, dik in de verf gezet. Het kan ook een aquarel zijn, waar het boek ingevloeid is. Of is er toch sprake van een beeldhouwer, die het boek in steen hakt. Ook kan het boek geëtst zijn, in een flinke oplage. Het doet er niet toe, het wordt gemaakt, dat is wat telt. Het boek als visueel object.
Ooit zat ik in een trein in Engeland, op weg naar Londen. We hebben het over de vroege tachtiger jaren. Ik raakte aan de praat met de jongen die tegenover me zat, hij kwam eveneens uit Nederland en had ook de boot Hoek van Holland-Harwich genomen. Die jongen vertelde me dat een vriend van hem grammofoonplaten schilderde, en er nog succesvol mee was ook. Hij vond het zelf een curieus onderwerp, maar die vriend bleek een groot muziekliefhebber, dus het onderwerp had een zekere logica. Ik kende hem niet, hij bleek René Daniels te heten, en woonde in Eindhoven.
Vincent van Gogh’s schilderij met bijbel (1885) toont een opengeslagen bijbel, in het bezit van zijn vader, die dominee was. Van Gogh schilderde het niet lang na zijn vaders dood. Ernaast ligt een ander boekje ‘La Joie de vivre’ van Emile Zola, zijn eigen examplaar, dichtgeslagen. De bijbel toont zijn inhoud, toont ons zijn leer. Daar stappen we, in dit verhaal, vrolijk over heen, die interesseert ons hier niet. Maar dat dichtgeslagen boekje, dat alleen zichzelf toont, dat interesseert ons. Dat lichten we uit het schilderij, en maken er een nieuwe versie van. Een klein schilderij met de titel: boek. Op het schilderij van Van Gogh, ziet het boek er gehavend uit, vermoedelijk veel gelezen.
.
Bij het kleine schilderij met alleen het boek als onderwerp, doen al die verhalende verwijzingen er niet toe, we kijken naar een ‘ding an sich’.
Op de tentoonstelling hangen onderwerpen die hun best doen niet te verwijzen. In dit geval is het allerhande gebak. Bijtklaar, om zo in te happen. Zéér dik geschilderd in olieverf. Naar binnen gekeerd. Gesloten karakters. Monumentale stilzwijgende confrontaties met de kijker., die alleen maar kan ontsnappen door te roepen: God, wat krijg ik er trek van, van die prachtige schilderijen van Wayne Thiebaud.
Interesseert ons de inhoud van het boek van Emile Zola nog? Ter hand nemen, openslaan, en lezen zou ik zeggen.