verhaal (32 maart 2022) – de lijn

met Alfred Kubin, Shigeo Fukuda, Albrecht Dürer, Henri Matisse, Elsworth Kelly en Arja van den Berg

verhaal (32 maart 2022) – de lijn

De man, wiens blik de hand die de lijn tekent volgt, vraagt op een dag aan die lijn: ‘Ben je eigenlijk wel tevreden over de te volgen weg? ‘T is niet om het een of ander, maar soms denk ik, waar kan ik haar ergens een genoegen mee doen? Wil ze eigenlijk wel verder op deze weg?’
Omdat de man pijn in zijn oude voeten heeft, pakt hij er een vouwstoel erbij, en gaat opgelucht zitten. De lijn heeft ondertussen wat uit kunnen rusten. Dan zegt de lijn rustig: ‘Tja, ik klaag eigenlijk nooit, want dat heeft weinig zin. Weet je, jij bent voltooid voor je er erg in hebt, en dan is klagen als mosterd na de maaltijd. Maar dat wil niet zeggen, dat je niet over je eigen karakter nadenkt. Ik tenminste wel, want pas nadat je ‘neergezet’ bent, kun je over jezelf nadenken, en brengt tijd soms ook raad.’
De hand met het potlood erin heeft zich op de tafel neergelegd, en een korte pauze genomen. Blijkbaar is de fut er even uit. Na genoten koffie valt het besluit om morgen verder te gaan, want andere zaken vragen nu om aandacht.

De volgende dag, na het ontbijt, zei de lijn: ‘Ik heb er nog eens over nagedacht. Het liefst zou ik bestaan op een rol papier, die je als een landschap kunt ontrollen, waarbij de beken en rivieren mijn gids zijn naar de volgende streek, dorp, stad of land. Het allerliefst zou ik dagelijks mijn ‘beminnelijke’ kant tonen, die van de ‘mooie geruststellende’ tekening. Maar dat kan niet altijd, er zijn omstandigheden waar ik mijn zoete mijmeringen, en simpel geluk moet verlaten, om plaats te maken voor die zaken, die liever vermeden worden, maar toch aan de orde moeten komen, zoals sociale ellende, natuurrampen of oorlog. Hoewel ook ik liever een vredig reisje langs de Rijn zou willen maken. Of een erotische scène zou uitbeelden.’
Er valt een afwachtende stilte.

De lijn ging verder: ‘Ja, als lijn zijn je mogelijkheden vrijwel eindeloos, van klare lijn tot emotioneel gekras, bij wijze van spreken. Hoewel je, in zekere mate, ‘gebonden’ bent aan degene die je tekent. Maar, ik was op weg. Ik ben begonnen aan een lange reis, en als U wilt staat het U vrij mij te volgen. In mijn geval zal de reis zich van het Westen naar het Oosten spoeden. De reden? In het Westen van het continent Europa, waar mijn oorsprong ligt, ben ik niet zó nodig. Nee, dat zeg ik verkeerd, daar ben ik meer nodig. Hier is het rustig, hier kabbelt mijn lijn wel voort, maar waar ik op dit moment harder nodig ben, dat is het Oosten. Daar is het aan het rommelen, daar heerst chaos. Daar veranderen de dingen waar je bij staat. Daar ben ik écht nodig! Daar wordt de vraag actueel waarom ik mij zou inspannen om langzaam een fraai stadsgezicht voor elkaar te boksen, als datzelfde beeld morgen door een bombardement totaal niet meer bestaat. Dáár moet ik mijn reden om te bestaan evalueren, en er wellicht nieuwe inhoud aan toevoegen. Daar moet ik leren ‘snel’ te zijn, daar moet mijn lijn ‘actueel’ zijn Het ‘leven’ van beelden kan sterk afhankelijk van wisselende omstandigheden, zal ik maar zeggen. En daar hebben wij lijnen erg mee te maken, in dat soort omstandigheden moeten wij ook haast maken.’

De rest van het gezelschap zweeg, maar had begrepen dat het leven van een lijn niet altijd over rozen gaat.

Als tekeningen iets in zich herbergen van extreme omstandigheden waarin zij geproduceerd zijn, iets van de moedige snelheid waarmee ze gemaakt zijn, dan moet dat ‘zichtbaar’ zijn.
Een schets, haastig gemaakt in een oorlog, drukt de ‘rusteloosheid’ van de tekenaar uit, plus het daarmee gepaard gaande ‘nerveuze’ karakter van de lijn. Het moet: snel, snel, wil die lijn ‘het moment’ grijpen. Tegengesteld aan de ‘rust’ die nodig is om bijvoorbeeld een stilleven, een interieur of een landschap te tekenen.

In m’n boekenkast vind ik een boek met de droge titel: Kunst gegen den Krieg (1984). Oorlogsbeelden, van de Oudheid tot en met de oorlog in Vietnam, en protest tegen de waanzinnige atoombom. Alfred Kubin (1877-1959) tekent in 1918 een wanstaltige brute kracht met helm, knots, en grote vertrappende benen en voeten, afgebeeld op een dubbele pagina, met rechts onderaan de compositie speerachtige krassen en een tweetal vlaggen. Shigeo Fukuda (1932-2009) tekent in 1968, veertig jaar later, een doodshoofd bestaande uit bommen, sinister en effectief, en geeft het de titel: ‘niet verder’. Terwijl Albrecht Dürer (1471-1528) in de vijftiende eeuw zijn ‘vier ruiters van de Apocalypse’ (1498) tekent. De wereld gereduceerd tot puur geweld. Eeuwenlang worden de angstige protesten het papier opgesmeten. Ook nu weer geven kunstenaars, overal in de wereld, vorm aan hun woede en onmacht, want klaarblijkelijk slagen we er niet in, ondanks onze ‘beschaving’ om zoals destructiefs als oorlog te vermijden.

In het Oosten van Europa, in Oekraïne, in het tragische Marioepol, moet ‘de lijn’ razendsnel de veranderende werkelijkheid kunnen noteren, wil zij verslag doen van, het tragisch veranderende ‘gezicht’ van die stad. Gisteren nog een prachtig klassiek theater, vandaag (nu al weer vele weken geleden) een rokende puinhoop met veel slachtoffers in haar buik. En om haar heen niets dan vernietiging, stilte, van angst schreeuwende leegte, in een stad die nu van de wereld geveegd is. Maar volgens lugubere Russische oorlogsretoriek ‘bevrijd’.
De keuzes die de tekenaars ter plekke zullen moeten maken, zijn legio. Moet het theater goed in proportie zijn? Komt de ‘angst van de plek’ goed tot zijn recht? Moet iedereen het theater onmiddellijk herkennen, maak dan liever een foto of film. Maar verbeeldt een foto dezelfde emotionaliteit die een tekening of film kan tonen?

Dan toch maar een tekening?
Op de rol papier vliegt de ene stad na de andere, en het ene na het andere land voorbij. Er is grote haast bij, wil alles nog genoteerd kunnen worden. Als een drone overziet de lijn het landschap, en noteert daar de veranderingen in. Om vervolgens langzamerhand hoogte te verliezen, en te landen in de buurt van die plant, die de lijn nog niet in beeld gebracht heeft.
De tekenaar heeft zich in de nabijheid van die simpele plant neergezet, om zichzelf te verliezen in het tekenen van dit alledaagse ‘wonder’. Zo’n eenvoudig wezen, dat daar geworteld op die plek, de schoonheid van de natuur voor hem ‘zichtbaar’ maakt..


P.S. Dit verhaal kwam tot stand door twee dingen; het lezen van een prachtig artikel over de planttekeningen van Henri Matisse 1869-1954) en Elsworth Kelly (1923-2015) uit het boek ‘Het museum dat niet bestond’ (2004) van Janneke Wesseling.
En na het zien van een paar jaloersmakende schetsboeken van de Haagse kunstenaar Arja van den Berg, waarna een gesprek volgde over die ongelofelijke verschijnselen: tekenen, tekeningen en het karakter van ‘de lijn’.