verhaal (4 augustus 2020) – koeien in de wei
met Gerrit Benner, Tames Oud, Tjerk Bottema, Jentsje Popma, Harmen Abma, Willem van Althuis en Simon Kamminga
In het huis van mijn oom en tante hing een klein schilderij. Een donkergroen weiland, met nog donkerder koeien. Een uiterst donker, bijna somber schilderijtje. Als kind was ik er bang voor. Als ik er naar keek, trok een koude rilling over mijn rug. En toch vond ik het ook mooi. Het schilderij was geschilderd in de stijl van de Haagse School. Een sompig weiland met een sloot en koeien, die met hun poten diep in de modder zakken, tegen het vallen van de avond.
Soms, als de avond valt, daalt een angstaanjagende stilte over de aarde. Voor mijn gevoel wordt ik dan héél nietig, net als toen bij het bekijken van dat schilderij. Ik houd mijn adem in, en luister aandachtig. Hoor ik daar iets? Staat er iets te gebeuren?
Als mijn oom en tante nou het schilderij ‘Fries landschap’ (1955) van Gerrit Benner (1897-1981) aan de muur hadden gehad, zou mijn ervaring beslist anders zijn geweest. Het expressieve kleurenpalet van deze begaafde schilder van het Hoge Friese land schept ruimte voor heel andere emoties, en in ieder geval geen rilling van angst over je rug. Trouwens, er liepen daar in Friesland veel fascinerende kunstenaars rond. Neem nou Tames Oud, (1895-1953). Hij is landelijk niet erg bekend geworden, maar heeft een opmerkelijk, zeer persoonlijk oeuvre nagelaten. Deze op Ameland geboren kunstenaar vertrok op een dag naar Brussel, bezocht daar de Academie, vestigde zich een tijd in Antwerpen, en leefde zijn laatste jaren in Den Haag.
Of neem Tjerk Bottema (1882-1940), die politieke spotprenten maakte voor het, toen bekende socialistische, politiek-satirische tijdschrift de Notenkraker. Tevens maakte hij opmerkelijke schilderijen, vaak met als onderwerp het platteland, zoals het bijna abstracte schilderij: ‘Compositie met koeien en rode daken’ (1925). Maar ook Jentsje Popma (1921) bracht het Friese landschap in prachtige heldere kleuren in beeld, daarbij soms dicht tegen Gerrit Benner aan schurend. Zoals bijvoorbeeld in het schilderij: ‘De Grote Wielen’, 1991. Bij al deze schilders blijft het landschap, de aarde waarop wij met onze voeten staan. uitgangspunt. Je kijkt over het vlakke land naar het indrukwekkend zwerk. Je weet je klein, maar je wilt het groots in beeld brengen.
Harmen Abma (1937-2007) benadrukt het weidse en platte karakter van het landschap door het in horizontale minimale banen op te delen, zoals in het schilderij: ‘zonder titel’, 1994. Terwijl Willem van Althuis (1926-2005) zijn onderwerpen reduceert tot bijna monochromen, zoals bijvoorbeeld in het ontroerende schilderij: ‘Visafslag Laaksum’, 1977. De machtige stier, die tegen het onweer brult, is prachtig in beeld gebracht door Simon Kamminga (1895-1984). Het schilderij ‘Tongerfleagen’, 1937 heeft een gedempt palet, de dag is door het onweer in nacht veranderd. Het land en de lucht zijn bijna één geworden. Net als in het schilderij van mijn oom en tante.
p.s. Ik verwijs voor deze schilderijen graag naar de tweedelige catalogus ‘Salut au Monde’ (Fries Museum, 1995).