verhaal (13 februari 2021) – het denken

met Alain Finkielkraut, Karel Appel, Lotti van der Gaag, Ben Akkerman en Johan de Haas.

verhaal (13 februari 2021) – het denken

De bovenste helft van pagina 87 ligt in de zon, de onderste helft in de schaduw. Ik zie de contour van de mouw van mijn ochtendjas, van links naar rechts als een hobbelige heuvel de pagina opklimmen, om uiterst rechts steil omhoog te gaan, via de linkerhelft van mijn nek, om over te gaan in mijn springerige haar. De heuvel is ontstaan links onderaan de linker onbeschreven crèmekleurige bladzijde. De bladzijde aan de rechterzijde is getiteld: ‘het verdwijnen van de dreyfusards’. Een hoofdstuk uit het boek ‘de ondergang van het denken’ van Alain Finkielkraut.
Het lichtspel is verschoven, en de pagina heeft een ander getal. Het verhaal heeft zich verder geschreven. De tijd blijkt voortgeschreden. Ik verder in verval.

De ochtendzon maakt een scherpe vouw van licht op het tafellaken. Het spel dat de Ikat, ooit gekocht op Bali, die op de tafel ligt, met het licht speelt. Het is halverwege februari, en tot ieders verbazing heeft het afgelopen week zowel dag als nacht gevroren, en valt het winterlicht messcherp de huizen in.

Het strakblauwe schilderij heeft geen andere voorstelling dan alleen die kleur. Een klein kind, een jaar of vier, begrijpt het schilderij niet, en vraagt wat er op staat. We staan er samen naar te kijken. Ik probeer: ‘nou, misschien de lucht waarin een mooie vogel vrolijk rond kan vliegen, omdat ie zin heeft een leuk lied te zingen.’ Het kind knikt, zij begrijpt het. Maar ze ziet de vogel niet, dus die fantaseren wij erbij. Het wordt een prachtig gevederd exemplaar, dat zij vervolgens voor mij tekent. Daarna zegt ze: ‘nou jij één.’ Ik teken er één voor haar.

De kunstenaars van Cobra trokken de consequentie, en probeerden tekeningen, schilderijen en beelden te maken zoals kinderen dat doen. Onschuld na een verschrikkelijke Wereldoorlog. Van Karel Appel (1921-2006) bestaan veel vroege ‘kinderachtige’ voorstellingen van een ontroerende directheid. Van een overrompelende spontaniteit, trouwens voorzien van zijn cynische commentaar: ‘ik rotzooi maar wat aan’ (in de film over hem, gemaakt door Jan Vrijman). En hier, in Den Haag, werkte Lotti van der Gaag (1923-1996) aan haar fascinerende tekeningen, pastels en beelden.

Maar het werk van Cobra en aanverwante kunstenaars is niet de wereld die mij als kunstenaar erg bezig houdt. In de schilderkunst houd ik veel meer van ‘stille’ kunstenaars. Bijvoorbeeld, de schilderijen van Ben Akkerman (1920-2010) zijn mij lief, en aan het eind van zijn leven lijken ze bijna op het blauwe schilderij dat het kind en de volwassene bekijken, alleen zijn het dan net geen monochromes. Er is bijvoorbeeld een schilderij in één kleur, met aan de uiterste randen een andere kleur, maar die ligt er erg dicht bij. Of een schilderij in één kleur, met een in die kleur verzonken ruitpatroon en je moet goed kijken, anders kijk je er zo overheen. Schilderijen die niet hoeven schreeuwen om je te overtuigen, maar die je volledig in beslag nemen als je er tegenover staat. Kunst die de neiging heeft zich ‘terug’ te trekken.

Een ander voorbeeld is Johan de Haas, in 1923 in Den Haag geboren, en daar ook opgeleid. Een oeuvre dat in vele jaren is geëvolueerd van figuratie naar abstractie, van een oudere vrouw met hoed, gezeten op een keukenstoel, haar handen gevouwen en haar voeten op (vermoedelijk) een krukje. Prachtig ingehouden en uiterst essentieël. Maar gaandeweg steeds meer abstraheringen van ‘landschappen’. Soms duikt er, bij nadere beschouwing, dan toch een detail uit de werkelijkheid op, bijvoorbeeld een blad van een plant, maar vaak is er alleen de suggestie van ‘landschappelijkheid’ in een volledige, abstractie, soms in reliëf achtig aangebrachte dikke lagen verf. Uiterst behoedzaam door het landschap geslopen, zou je bijna zeggen, en daarna eruit verdwenen, dat ‘landschap’ in volle glorie achterlatend.

‘Mens in landschap’, zo zou je dit verslag van een leven kunnen noemen. ‘Mens worstelend met cultuur, natie, democratie en respect voor de ‘ander’, zo zou je het boek kunnen beschrijven.