verhaal (7 augustus 2020) – snoepgoed als groepsportret
met Wayne Thiebaud, Jean-Honoré Fragonard, Francois Boucher, Hans Baldung Grien, Edvard Munch, Egon Schiele, Joseph Beuys, Marina Abramovic en Kara Walker.
Veel te snel is mijn leven voorbij gegaan. Op een goeie (of slechte) dag kijk je vol verbazing om. Eens aan de avond van mijn leven, zongen mijn ouders optimistisch in de Gereformeerde Kerk van mijn jeugd. Alsof ze er zo snel mogelijk wilden zijn. Nou, ik kan u verzekeren, ze zijn er al. Voor ze het wisten was het avond. En daarna nacht. En ook nog een idioot van een nacht, een nacht die weigert weer dag te worden, een stronteigenwijze nacht.
Wat een krankzinnig begin van een verhaal. Moet dat nou, knul? Het is nog vroeg in de ochtend, en deze mooie, warme zomerdag in augustus duurt nog ellenlang, dus je zou je kunnen voorstellen, dat deze dag met rust gelaten wil worden. Om gewoon een lome warme dag in augustus te zijn. Een Oblomov dag.
Maar ongetwijfeld moet er weer van alles gebeuren. Een leven zonder volle agenda lijkt niet meer mogelijk. Tenzij het vakantie is, of wanneer je gepensioneerd bent. De hele dag lopen mensen achter hun agenda aan. Hun hele dag is gepland, geen seconde om even niets te doen. De tijd is met ons aan de loop gegaan. Er moet een mogelijkheid zijn om de tijd in je voordeel om te keren, denk ik vaak. Maar hoe? Je kan toch moeilijk je agenda weggooien, en doen alsof je drukke leven niet bestaat.
Een enkele keer lig je in je bed te somberen. Wat nou als die figuur met de zeis komt? Die komt immers altijd onverwachts. Daar heb je toch helemaal geen tijd voor. Die figuur hoort bij oude tijden, toen mensen nog eenvoudige levens leidden, en in mythes geloofden. Toen er nog tijd was om over ongeluk of de Dood na te denken. Maar daar is onze tijd te kostbaar voor geworden. Daar hebben we helemaal geen ‘tijd’ meer voor. Onze drukke levens worden geleefd, intensief geleefd, en dan wel zonder einde. Maar wel steeds meer in hedonische zin. We zijn als fysiek werkend lichaam steeds minder nodig. In onze fabrieken doen robots het meeste werk. Ook vervoeren we onze producten steeds slimmer, en zonder inzet van ons lichaam. De containerhavens worden steeds efficiënter. Mensen zijn daar niet meer bij nodig. Nou één dan, voor calamiteiten, die niet kunnen worden voorkomen. De vaarroutes zijn permanent druk bevaren, de intelligente computers zorgen er wel voor dat dat veilig gebeurt. De vissen worden verzocht een eindje om te zwemmen, voor hen is dat een kleine moeite, zij hebben toch niet veel meer te doen dan vis zijn. Onze winkels zijn altijd goed bevoorraad. Als we willen, kunnen we ons constant in het nieuw steken. ‘Gut, heb je alweer iets nieuws gekocht?’ ‘Ja joh, het was zo goedkoop, mooi hè?’
Wayne Thiebaud schildert taarten, taartjes, cakes, ijsjes. Hele vitrines vol met lekkernijen. Het ene schilderij na het andere. Tentoonstellingen vol. Twee omgekeerde ijsjes met clownskop, een kauwgomballenautomaat, een dame achter een vitrine met gebak. Alles in suikerzoete kleuren, dik geschilderd, je kunt ze zo oppakken. Snoepgoed als groepsportret, de titel voor een nieuw verhaal. Ook lipsticks en verfblokken in bonte kleuren. Maar ook een autoweg door gebergte, in vogelvlucht, eruitziend als een taartpunt. Doodsimpele schilderijtjes, commentaarloze kritiek? De wereld om pijn van in je bek te krijgen. Bittersweet. Het doet me denken aan prachtige verfijnde Rococoschilders als Jean-Honoré Fragonard (1732-1806) en Francois Boucher )1703-1770). Maar ook aan over elkaar heen tuimelende en haasje over spelende Rococo kerkinterieurs in Beieren.
Maar voor je het weet, duikt een ander klassiek onderwerp op, namelijk dat van ‘de Dood en het meisje’. Talloze afbeeldingen schieten mij in gedachte, van de middeleeuwse kunstenaar Hans Baldung Grien tot moderne klassiekers als Edvard Munch en Egon Schiele. Ooit zag ik, in Kopenhagen, van Joseph Beuys een prachtige serie kleine tekeningen met dit onderwerp. Maar ik denk ook aan Marina Abramovic, die, in één van haar performances, dagenlang een grote stapel beenderen zit schoon te maken. Aan Kara Walker, wiens prachtig uitgeknipte silhouetten over gewelddadige en lugubere zaken gaan. Of je kijkt, ergens in Bretagne in een kerkje naar een dodendans, die daar boven je hoofd is afgebeeld. De Dood voorop, wij erachter aan.
Als je jong bent, heb je al helemaal geen tijd om over ‘de Tijd’ na te denken, laat staan erbij stilstaan. Dat is voor filosofen en oude mensen. Maar ook oude mensen rennen zich rot om ‘de Tijd’ achter zich. te laten. Tachtig jaar en te oud voor een elektrische fiets? Welnee, de zorgverzekeraars bevelen dat van harte aan, naast golven, tennissen, over het strand sjokken, dans en fitness. Als u vooral maar in beweging blijft. Ook als u alleen nog uw pink kunt bewegen, dan uw pink bewegen! En voor dat lastige virus moet nou maar eens snel een vaccin gevonden worden. Kunnen die wetenschappers, daar in die laboratoria, niet eens een beetje opschieten? We hebben niet eindeloos geduld. We zijn het zat! We willen een keer echt op vakantie, onze terrassen horen gevuld, festivals moeten volstromen, de economie in volle vaart draaien!
Eens aan de avond van mijn leven, zingt een jongetje zijn ouders na. Geen idee wat dat betekent, maar het lied klinkt mooi. En dan speelt er een eenvoudige gedachte door m’n kop: het leven hebben we hartstochtelijk omarmd, de avond ervan zijn we ijverig aan ‘t wissen. Forever young.