verhaal (18 november 2020) – paradijs
met Tadeusz Borowski, Danilo Kis, Geert Mak en Felix Nussbaum
Burgeroorlog in Ethiopië. Opstand in het noordelijke deel Tigray. Iritrea, het buurland, raakt erbij betrokken. Veel doden, verschrikkelijke wonden veroorzaakt door machetes. Duizenden mensen vluchten naar Soedan. Dat straatarme land bouwt maar weer eens vluchtelingenkampen.
Hier veel gemopper. Hier in dit veiligste landje ter wereld, waar een oneffenheid in de weg, of een blaadje op de rails, al een storm van protest kan veroorzaken. Waar we allemaal last hebben van een venijnig virus, maar: als we nog even ‘samen’ volhouden, en de schouders eronder zetten, komen we er wel, zoals de alleraardigste ‘schoonzoon’ van héél Nederland, onze premier, ons uitlegt. Gerustgesteld gaan we vredig slapen, en dromen we de zoetste dromen over ‘het normaal’ van straks. En daarmee over onze glanzende carrière, de nieuwste Tesla, een mooi jacht, of ons nieuwe, grotere landgoed in de Provence.
Er bestaat natuurlijk de mogelijkheid om de zaken in wat breder perspectief te zetten. We nemen plaats op onze eigen drone en stijgen op. Als de Baron van Münchhausen op zijn kanonskogel overzien wij de zaken. Die vlucht neemt ons mee naar verschrikkingen waarvan wij het bestaan niet voor mogelijk hadden gehouden.
‘Hierheen naar de gaskamers, dames en heren’. We zijn beland in de horror van dit boek van de Poolse schrijver Tadeusz Borowski (1922-1951). Nog geen dertig jaar oud zette hij, in 1951, de gaskraan open. Een zéér geplaagd en gedesillusioneerd mens, en een groot schrijver. Danilo Kis (1935-1989) de Joegoslavische schrijver, loopt in zijn eigen Midden-Europa verloren rond. De landkaart van zijn jeugd is flink door elkaar geschuffeld, de oorlog heeft zijn landschap in stukken gescheurd. Joegoslavië bestaat niet meer. Uit zijn graf klinkt een zachte zucht.
Op dit moment hebben Polen en Hongarije hun vetorecht gebruikt om de goedkeuring van de Europese begroting te blokkeren. Deze twee tot autocratieën vervallen staten voelen de bui al hangen. Hun regeringen, en met name de premiers, lappen de democratie aan hun laars. Europese subsidies verdwijnen in corrupte zakken. Hoewel die officieel ‘natuurlijk’ niet bestaan!
‘Corruptie? Hoe komt U daar nou bij? U moet verkeerd ingelicht zijn!’
Onze kanonskogel (drone) brengt ons naar de volgende Europese bestemming. We vliegen over kilometers lange hekken. Aan de ene kant grote groepen mensen die mogelijkheden zoeken om die hekken te passeren. Aan de andere, begeerde kant, mensen in uniform met geweren. Met als opdracht: natuurlijk altijd eerst in de lucht schieten…
We zijn met een scherpe bocht in Amerika beland. The land of the brave and the free, zoals Randy Newman zo mooi nasaal zingt. Maar helaas, nu een land dat verscheurt wordt door de voormalige President, een pathologische machtswellusteling, die zijn verlies in de presidentsverkiezingen niet kan erkennen. Een verscheurd land, opgehitst via sociale media, de beste man twittert zich nog steeds blind, en spant het ene onzinnige proces na het andere aan, om te bewijzen dat de presidentsverkiezingen ‘corrupt’ zijn verlopen. Geen rechter die ook maar een spoor van bewijs vindt. En zijn volgelingen lijken zijn complotdenken blindelings te volgen. Een land verscheurd door valse, door extreem rechts bewust gecreëerde ideologische verschillen, zodat de Republikeinen en de Democraten aartsvijanden zijn geworden. Een land balancerend op de rand van de afgrond, op de rand van een burgeroorlog. Gelukkig slaat de nieuwe President Elect een verzoenende toon aan.
Valt de kanonskogel eindelijk uit de lucht, en kunnen we de Baron von Münchhausen terugbrengen tot zijn rol in zijn bekende boek, of heeft de wereld werkelijk de vorm van een bizar wreed sprookje aangenomen? Trekken talloze Don Guichottes wederom ten strijde tegen windmolens?
De schrijver Geert Mak speurt in zijn televisiereeks ‘In Europa’ naar, vaak individuele verhalen, die illustreren waarom Europa toch niet dat ‘paradijs’ geworden is dat velen zich bij de oprichting van de Europese Unie voorgesteld hadden. Het ‘verenigd’ Europa is in de eerste plaats een economisch Europa geworden, de grote wens van de volgers van het neoliberalisme onder ons. Terwijl het hele plan om van Europa een eenheid te maken, oorspronkelijk een idealistisch motief had, een poging om de Europese volkeren en culturen nader tot elkaar te brengen, zodat ze elkaar niet langer zouden bestrijden, met de verschrikkelijke gevolgen zoals we die uit de twintigste eeuw van Europa kennen. Het op zich grootste verlangen naar vereniging van de volkeren van Europa is verwaterd tot het opheffen van grensbelemmeringen voor zakenlui. Met als gevolg dat het internationale bankwezen zijn greep op het continent kon vergroten, en zijn bewoners bij calamiteiten, zoals de bankencrisis van 2008, de financiële prijs moeten betalen. Bovendien zijn, van de weeromstuit, de nationalistische gevoelens via populistische politici, tot gekmakende proporties opgeblazen, zodat overal aan nationalisme en fascisme gerelateerde gevoelens en gedragingen weer de kop opsteken.
Evenals in Amerika veroorzaakt de ‘internationalisering’ van het bedrijfsleven, en daarmee de toenemende machteloosheid van nationale overheden, de paradoxale behoefte ‘met z’n allen’ achter de natie te gaan staan, En de anderen, ‘de vreemdelingen’, de deur te wijzen.
Ooit hebben de nazi’s de term ‘entartete kunst’ gelanceerd. Een poging om de, in hun ogen, verderfelijke moderne kunst te elimineren. Zij hebben vele kunstwerken in beslag genomen, de kunstenaars het leven onmogelijk gemaakt, of simpelweg vernietigd, bijvoorbeeld de Joodse kunstschilder Felix Nussbaum, die het concentratiekamp Auschwitz niet overleefde. Zij hebben tentoonstellingen georganiseerd om aan het volk duidelijk te maken dat zulke kunst niet deugt. Die kunst mocht bespot worden, verafschuwt en tenslotte vernietigd. Dictators zijn altijd bang geweest voor moderne kunst, en niet alleen Adolf Hitler en trawanten.
Felix Nussbaum (1940-1944) kijkt mij, via zijn schilderijen, aan. ‘Je moet dit verder vertellen’, zegt hij eenvoudig. Dan wordt het beeld donker, het is avond geworden, als ik het aan hem en de schilders van de Holocaust gewijde museum in Osnabrück verlaat
Een vrouw en een man staan aan de zee. De Noordzee. Zij kijken, zonder iets te zeggen, lang naar de zee. Dan draaien zij zich om, en lopen richting het Oosten.. Zij gaan Europa in. Dat continent, waarin ze geboren zijn, maar dat ze eigenlijk helemaal niet goed kennen. Ze zullen lang weg moeten blijven, willen zijn iets van haar geschiedenis kunnen begrijpen, willen zij begrip krijgen van de landschappen en culturen, die zij zullen doorkruisen. Zullen mensen hen toelaten in hun huizen? Of bereid zijn hun maaltijd met hen te delen, of een slaapplaats aan te bieden? Het wordt een lange reis, dat is duidelijk. Zij zullen zich nederig moeten opstellen, tenslotte zullen ze overal vreemdeling zijn, naïeve vreemdelingen. Van de vele talen die gesproken worden, zullen zij met het schaamrood op de kaken, moeten konstateren dat zij die niet spreken. Van vele plaatselijke gebruiken zullen zij niets begrijpen, maar welwillend zullen zij door de plaatselijke bevolking ingelicht worden. Ze zullen begrijpen dat ze wel een grote bek hadden over Europa, maar er in wezen niets van snapten. Dat ze als olifanten door de porseleinkast gingen.
Dat zullen zij hun kinderen leren, dat je niet als een olifant…