verhaal (14 september 2020) – de ogen
met Alfredo Jaar, Corinne Dufka en De ogen van Moria
Het lijkt vaak op een slechte komische opera, daar op dat Binnenhof. Ditmaal gaat het over die verdomde vluchtelingen op het eiland Lesbos. Die steken nota bene hun eigen opvangkamp in de brand! Zijn ze nou een haartje betoeterd! Maar onze ministers en premier snappen het wel, die vluchtelingen willen naar ons, naar West-Europa toe. Maar dat gaat zo maar niet! Daar moet je ‘echte’ vluchteling voor zijn! En de meesten kunnen dat niet bewijzen. En dan moeten ze helaas weer terugkeren naar hun eigen land, als dat ‘veilig’ blijkt. Hoewel er relatief veel zijn die niet terug willen, zelfs niet met een fatsoenlijke oprotpremie. En er bovendien landen zijn die hun gevluchte bewoners niet terug willen nemen, zodat ze hier op straat terechtkomen, en dan gaan rondzwerven. Conclusie: kansloze vluchtelingen doen er beter aan in eigen land te blijven. En zeg nou zelf, ergens moet een grens getrokken worden, we kunnen niet zomaar iedereen toelaten. Maar in dit geval zijn ze, bij wijze van uitzondering, bereid 50 (vijftig!) jongeren (tot achttien jaar) op te nemen. Die zitten daar maar zonder familie, en dat is zielig. Als dat maar gecompenseerd wordt door het niet toelaten van 50 anderen! dus, via een slimme rekentrucs laten we niemand toe, maar ons politiek fatsoen is veilig gesteld. En de reputatie van Nederland als goede en verstandige rekenmeester.
Dit soort gesjoemel breekt me zo langzamerhand op. Het zit dicht tegen het ‘horror’gelaat van uiterst rechts aan. Wat vooral cynisch is, is het humane masker, waarmee het een en ander goedgepraat wordt. Onze regering doet wat ze kan, binnen de Europese politieke context. Tenslotte moet je roeien met de politieke riemen, die je hebt. En vluchtelingen, die so wie so geen kans maken, moeten blijven zitten we ze zitten: met hun kouwe reet op de snelweg. Onze politici rechts van het midden, zoals het rechtse deel van de VVD en het CDA wringen zich in bizarre bochten om stemmenverlies ter rechter zijde te voorkomen. Maar het morele geweten van ‘de Politiek’ ligt er in scherven bij. Waar er, in vroeger tijden, nog wel eens tegen volksvertegenwoordigers opgekeken werd, en hun mening serieus genomen werd, is hun morele gezag nu min of meer verdampt
Ter linkerzijde zitten de politici er al jaren met verlamde handen bij. Als ze coalities aangaan met rechts, worden ze ingepakt, omdat de klassieke links/rechts verhoudingen nauwelijks nog functioneren, en ze minder handig zijn met politiek pragmatisme. En met de buren ter linkerzijde is het blijkbaar slecht kersen eten. Onderling worstelen ze nog steeds met hun oorspronkelijke ideologische verschillen. Die vreselijk ouderwets, maar toch onverenigbaar lijken. Hun oorspronkelijke proletarische achterban voelt zich blijkbaar niet langer door hen vertegenwoordigd. Dus die ‘natuurlijke’ achterban zijn ze kwijt. En waar vindt je zo gauw een nieuwe?
In het midden, zeker, maar daar is het al zo druk! Zij lijken zelf schuldig aan het feit dat hun ooit machtige stem er als een geplukte kip bij ligt. Als je je ideologische veren aflegt, moet daar wel iets tegenover staan, anders blijft er weinig over.
Ja ja, het Kapitalisme heeft ‘gewonnen’, nietwaar. Dus laten we maar beter realistisch zijn! Het ‘verenigd’ Europa, dat hoogstaande ideaal, ontsproten aan prachtige idealistische geesten, die probeerden een einde te maken aan de eindeloze verwoestende oorlogen die Europeanen (met name Frankrijk en Duitsland) onderling uitvochten, is langzamerhand getransformeerd tot een speeltuin voor vrije jongens en meisjes. Een continent waar zakelijke belangen, anders gezegd: goed geld verdienen, het kenmerk van je ware is. Maar tevens een continent waar moreel en cultureel Europa knock-out op de grond ligt. Het Grote Culturele Europa, verworden tot zielig, armzalig en corrupt Businessmans Paradise.
Dat bovenstaand Paradise is ook de Kunst binnengeslopen. Ook daar is het ondernemersmodel bon ton. Dat is vooral goed zichtbaar als kunstenaars, van welke soort dan ook, om financiële steun vragen om te kunnen overleven. Om die te kunnen verkrijgen gelden niet langer artistieke argumenten, maar ondernemingsoverwegingen. Zelfs de Cultuur is in handen gevallen van zakendoen. Waar grote bedrijven, via allerhande gunstige belastingconstructies vele miljoenen, zo niet miljarden, aan belastingen ontduiken, worden kunstenaars afgevoerd omdat zij hun onderneming niet kunnen waarmaken. Het businessdenken heeft de Kunst in de wurggreep genomen.
De Kunst, dat fascinerende verschijnsel, dat de moed heeft wezenlijke existentiële zaken, aan de orde te stellen, blijft ondanks alle poging haar de nek om te draaien overeind. Alleen je moet niet vragen hoe! De meeste kunstenaars verdienen het zout in de pap niet, die paar wereldberoemden uitgezonderd. Maar het zijn juist de Nationale Overheden, die pronken met die paar ‘sterren’. Alsof dat hun verdienste is! Door het promoten van die ‘sterren’ ontstaat er als het ware, bij het grote publiek, de indruk dat de Kunst iets is wat met Stardom omringd is, inplaats van met hard werken, met veel vallen en opstaan, om goed te kunnen formuleren wat er gezegd, gemusiceerd of getoond moet worden.
Zo’n beroemdheid is Alfredo Jaar, een beeldend kunstenaar geboren in Chili. Hij was ooit curator van de fototentoonstelling: inferno/paradiso. Ik bezit de catalogus, in twee delen, over wereldwijde moordpartijen en oorlogen o.a. in Oeganda, tijdens de genocide in de negentiger jaren van de vorige eeuw. Beide exemplaren zijn zwart, op het ene staat, in diepdruk, inferno. Op het andere, eveneens in diepdruk, paradiso. In beide boeken vindt je foto’s van diverse fotografen, uit alle continenten. Het ene boek toont de hel op aarde. De tegenhanger, toont het einde ervan, en daarmee de terugkeer van enige hoop. Terecht zijn beide boeken zwart, paradiso staat in het licht van inferno.
Op het Afrikaanse continent, in de negentiende eeuw zo ruw ondersteboven gehaald en rücksichtslos uitgebuit door het kolonialisme, is de instandhouding van de toen ontstane, en dus relatief nieuwe naties, problematisch en leidt regelmatig tot interne spanningen, zoals die bijvoorbeeld in Oeganda explodeerden. Een ontroerende foto uit het paradiso boek, gemaakt door Corinne Dufka, toont een jonge Tutsi vrouw, die ergens buiten Kigali, aan het eind van de burgeroorlog, en stralend van blijdschap, haar jongere broer in de armen sluit. De rest van de familie is in de genocide verdwenen.
Dat inferno boek durf je eigenlijk niet goed bekijken, zo groot zijn de gruwelijkheden die erin afgebeeld staan. Het paradiso boek is eveneens lastig, hoewel daar ook relatief vrolijke foto’s in staan, omdat de foto’s uit het zwarte boek als het ware over je schouders meekijken.
Iemand zou kunnen opmerken: ‘waarom koop je zo’n boek? Je gaat toch niet vrijwillig naar ellende kijken? Hou dat boek van je maar lekker gesloten, en trouwens, lui die naar dit soort werk gaan kijken, lijken wel masochisten. Mij niet gezien!’
Let there be light, de catalogus over het Ruanda-project van Alfredo jaar, zoals in 1998 te zien was Stedelijk Museum Sittard Het Domein, ligt ook naast mij op tafel. De installatie bestaat uit vele onderdelen. Eén daarvan is een grote stapel dia’s, die op de grond ligt. Als je een dia van dichtbij bekijkt, staren twee ogen je aan. Ogen die zwijgen, logisch want ogen praten niet, maar toch zijn het spiegels van de ziel. Ik zag die installatie tijdens een bezoek aan de Neue Galerie (2012) in de tragische stad Berlijn. Het geheel maakte een diepe indruk op mij, in stilte verliet ik, samen met mijn vriendin, de Berlinische Galerie. Die ogen achtervolgden ons. Gelukkig konden wij de ervaring delen, dat maakte minder eenzaam.
Nu is er, iedere avond, op de tv een kort programma dat ‘De ogen van Moria’ heet. Allerlei mensen, meestal vrijwilligers, die in dat kamp op het Griekse eiland Lesbos geholpen hebben, komen aan het woord. Van schaamte durf je nauwelijks te kijken.
2
Het is vandaag zaterdag 31 oktober 2020. Ik heb zojuist de radio uitgezet, ik verwachtte het programma Zembla, maar het bleek Langs de lijn, een sportprogramma, en daar had ik op dat moment geen behoefte aan. Ik zet me weer aan het schrijven. Ik denk aan ogen, ogen achter inktzwarte spiegelende zonnebrillen. Ogen die er wel zijn, maar die je niet ziet. De blik, die niet wederkerig is. ‘De ogen van Moria’, die korte reeks tv-programma’s, is alweer zo’n zes weken geleden uitgezonden. En, dat is in ons moderne media tijdsgewricht een eeuwigheid geleden. Nieuwsprehistorie, zou je kunnen zeggen. En tja, prehistorie is boeiend, en oh zeker, zeer relevant, maar al zo lang geleden!