verhaal (20 september 2020) – Tell Me Your Story

Tell Me Your Story @ KAdE, Amersfoort

verhaal (20 september 2020) – Tell Me Your Story

Hoe goed kent men in Nederland Afro-Amerikaanse kunst? Niet erg goed, vermoed ik. De afgelopen tentoonstelling: ‘Tell Me Your Story’ bij KAdE in Amersfoort heeft daar, de afgelopen maanden, enigszins het licht op kunnen werpen. Daar toonde men een breed scala aan fascinerende kunstenaars. Een flink aantal werd nog geboren in de negentiende eeuw, zoals Carl van Vechten (1880-1964), James van der Zee (1986-1993), Horace Pippin (1888-1946), Palmer Hayden (1890-1973), Alma Thomas (1892-1978), Augusta Savage (1892-1962), Aaron Douglas (1899-1979). Of net in de twintigste eeuw, zoals Beaufort Delaney (1901-1979), of zijn jongere broer Joseph Delaney (1904-1992). Beiden zijn bekend geworden als kunstenaars van de Harlem Renaissance, evenals William H.Johnson (1901-1970). Of Hale Woodruff (1900-1980), die naar Mexico ging om bij Diego Rivièra de techniek van de muurschildering te studeren. En wat jongere kunstenaars als Norman Lewis (1909-1979), Romare Bearden (1911-1988), Elisabeth Catlett (1915-2012), Jacob Lawrence,(1917-2000), John Biggers (1924-2001), James Colescott (1925-2009), Betye Saar (1926) en Faith Ringgold (1930) zetten de ingeslagen weg voort. Latere generaties zoals Alison Saar (1956), Lorna Simpson (1960), Hank Willis Thomas (1976), Jordan Casteel (1989) en anderen zetten met hun kunstwerken de volgende stap.

The Short Century

Okwui Enwezor (1963-2019), dichter, kunsthistoricus, conservator, en de organisator van de 11e Documenta in Kassel in 2002, heeft tijdens zijn leven vele boeken gepubliceerd. Waaronder een grote studie over de culturele ontwikkelingen op het Afrikaanse continent, in de postkoloniale periode, na de bevrijdingsoorlogen, en de onafhankelijkheid van vele staten. Dus zeg maar, globaal vanaf midden veertiger jaren. In het boek beschrijft hij, samen met andere auteurs, alle kunsten in het licht van de nieuw verkregen vrijheid. De titel van het boek is: The Short Century. De ondertitel: independence and liberation movements in Africa 1945-1994. Het begint met de politieke strijd en de dekolonisatie in diverse landen.

Algerije bevecht tussen 1954 en 1962 de Franse overheersing. Onder leiding van de FLN verkrijgen zij haar onafhankelijkheid en wordt de Republiek Algerije, onder leiding van President Ben Bella (1916-2012). De schrijver en filosoof Albert Camus, zelf Algerijn, maar woonachtig in Parijs, steunt de onafhankelijkheidsstrijd. Het werk van kunstenaars uit Noord-Afrika, zoals Rachid Karaïchi, toont vaak abstracte patronen en calligrafieën, en maakt daarmee de invloed van de islamitische cultuur zichtbaar. De eveneens uit Sudan afkomstige eminance grise Ibrahim El-Sahali (1930) refereert daaraan in sommige werken. Terwijl de Zuid-Afrikaan Ernest Mancoba (1904-2002), die trouwde met de Deense kunstschilder Sonja Ferlov (1911-1984) meer aan Cobra gerelateerd raakte.

Het presidentschap van Patrice Emery Lumumba, de eerste president van het huidige Zaïre, en de moord op hem door zijn politieke tegenstanders, Joseph Kasavubu en Joseph Mobutu, waarschijnlijk met medeweten van de Belgische en Amerikaanse geheime dienst, wordt uitgebreid behandelt. Na de behandeling van de Afrikaanse politieke situatie in de eerste helft van de twintigste eeuw, komen de diverse disciplines in de kunsten aan de beurt.

Na enkele essays van verschillende auteurs begint een grote sectie met afbeeldingen van beeldende kunstenaars, historische en actuele. Daarna volgen hoofdstukken over andere kunstdisciplines, zoals politieke posters, architectuur, muziek, literatuur en theater.

De overeenkomsten en verschillen in kunstwerken uit het Afrikaanse continent en Afro-Amerikaanse kunst uit de twintigste en éénentwintigste eeuw, zijn te complex om eenvoudig te duiden. Er zijn veel landen, met totaal verschillende historische en culturele.achtergronden. Van de voornamelijk islamitische landen in het noorden, waarbij bijvoorbeeld Egypte ook een christelijke Koptische kerk kent, tot naties met diverse christelijke gemeenschappen, gemengd met vormen van animistische religie in de rest van Afrika. Een land als Ethiopië kent een eeuwenoud zeer groot verspreid christendom. En overal vind je staten met zowel christelijke als islamitische en animistische geloofsgemeenschappen, zoals in Mali. Daarnaast vind je in ieder afzonderlijk land in Afrika naast gerichtheid op de eigen geschiedenis een grote artistieke diversiteit, met een focus op zowel binnenlandse als internationale kunstontwikkeling.

Feit is dat de meeste Afro-Amerikanen verscheept zijn uit West-Afrika, maar ze kwamen overal uit dat continent vandaan. Terwijl die slaven ook in Noord-Amerika weer verspreid raakten, ieder met hun eigen culturele achtergrond.

Natuurlijk bestaan er paralellen tussen beide continenten in artistieke uitvoering, maar de verschillen worden goed zichtbaar, als er ingegaan wordt op de historisch gegroeide ontwikkelingen in beide continenten, waarbij in vrijwel heel Afrika de bevrijding uit het kolonialisme centraal staat. Terwijl in Noord-Amerika de bevrijding uit de onmenselijke slavernij, en het tot op heden voortdurende raciale geweld, het grote onderwerp is. Maar ‘storytelling’ is de overeenkomst tussen beide continenten. Hoewel de Noordelijke staten, sinds oudsher islamitisch, zoals Marokko, Algerije, Tunesië, Libië en Egypte, een meer abstracte kunst produceren.

Tell Me Your Story

In de tentoonstelling ‘Tell Me Your Story’ zijn de kunstenaars afkomstig uit alle windstreken van Noord-Amerika, van het diepe zuiden tot het hoge noorden. Met grote concentraties in steden als New Orleans, Los Angelos, Detroit, Philadelphia, Chicago, New York en Washington. Maar de vernederingen veroorzaakt door raciale vernederingen van de witte overheerser, vind je in de kunst van beide continenten terug. En de woede die daarover vorm krijgt evenzeer. In de USA bijvoorbeeld in de kunstwerken van Betye Saar (1926). Maar ook Beaufort Delaney (1901-1979) komt uit dat diepe zuiden, uit Tennessee, zijn moeder was nog als slavin geboren. Uiteindelijk werd hij een gerespecteerd kunstenaar, levend in Harlem, New York. Evenals zijn jongere broer Joseph Delaney (1904-1994). Het zien van de schilderijen van Horace Pippin (1888-1946) was indrukwekkend, van simpele alledaagse voorstellingen, tot zijn geschilderde, bijna zwart-wit voorstellingen van soldaten in de loopgraven in de Eerste Wereldoorlog, waarin hij als soldaat vocht. Daarnaast Bijbelse voorstellingen of uitdrukkelijke raciale horror, waarbij de Ku Klux Clan een afgrijselijke hoofdrol speelt. Alma Thomas (1892-1978) werd geboren in de staat Georgia, waar de rassensegregatie simpelweg bestond, en de zwarte medemens uitsloot van ongeveer alles. Deze kunstenaar ontwikkelde zich steeds meer tot een abstracte schilder, van vibrerende kleuren, soms in cirkelvorm. Van haar hand waren een paar kleine schilderijen te zien. Robert Colescott, een schilder die Amerika op de Biënnale van Venetië presenteerde, is een echte schilderende storyteller, die in een bijna stripachtige stijl, en in krachtige kleurrijke penseelstreken zijn verhalen vertelt. Het werk van Faith Ringgold (1930) kende ik niet. Haar verhalende quilts waren een grote ontdekking. Maar de mensen die tot nu toe beschreven zijn, zijn slechts de eerste schreden in de indrukwekkende tentoonstelling, eindigend met werk van zeer jonge kunstenaars, waarbij het huidige politiegeweld tegen zwarte mensen aan de kaak gesteld wordt. Een tentoonstelling met grote tegenstellingen, van eenvoudig huiselijk geluk tot raciaal geweld, waar geen eind aan lijkt te komen. En die in Nederland, in de twintigste eeuw, veel te weinig geëxposeerd zijn.

Postcards from black America

Van Rob Perrée, de curator van deze tentoonstelling, kocht ik, eind negentiger jaren, de catalogus: Postcards from black America (1998), met op de titelpagina, in diepdruk, een detail van het werk ‘World’s exhibition’ (1997) van de toen nog jonge Kara Walker (1969). Haar werk werd op de tentoonstelling in KAdE goed vertegenwoordigd, in dezelfde zaal als de zeer boeiende conceptuele fotowerken van Carrie Mae Weems (1953), waaraan net als Kara Walker in dit boek een stuk is gewijd. Ook van Kerry James Marchall (1955) werden enkele schilderijen getoond, maar van zijn werk had ik begin 2014 in het M HKA in Antwerpen al een grote solopresentatie gezien, waarvan ik al diep onder de indruk was geraakt. Ook nu weer was zijn werk imponerend.

In ‘Postcards from black America’ worden kunstenaars gepresenteerd met werken na 1970, Rob Perrée beschrijft hierin 33 individuele kunstenaars, en hun dagelijkse praktijk en maatschappelijke omstandigheden.

In hoofdstuk twee ‘De omstandigheden waaronder’ beschrijft Rob Perrée de politieke en maatschappelijke omstandigheden in New York begin negentiger jaren van de twintigste eeuw. Over het beruchte proces tegen O.J. Simpson, met de onverwachte uitkomst, zijn vrijlating. Over de mars die dertig jaar na de beroemde mars naar Washington van Martin Luther King in 1993 herhaald werd.

In het eerste hoofdstuk had hij al gememoreerd hoe het Mondriaan Fonds, begin negentiger jaren, geen interesse toonde in zijn voorstel voor onderzoek naar Afro-Amerikaanse kunst in Noord-Amerika, en daar geen geld in wilde steken. Tja, de tijden veranderen, want nu is Rob Perrée de gastcurator van ‘Tell Me Your Story’.

Dáreece Walker (1989), de grandioze jonge tekenaar uit Brooklyn, New York schuwt het uitbeelden van racistisch geweld niet. Zijn grote werk: From Ferguson to Baltimore (2015) was indrukwekkend. En de houtskooltekening: Made in the USA (2015) eveneens. Je wordt met je neus op het, maar voortgaande, racistische geweld in de Verenigde Staten gedrukt. Kunst die direct een aanklacht op tafel legt, en ons vraagt: wat gaan we hier tegen doen?

In het boek The Short Century tref ik afbeeldingen aan van een serie schilderijen van Zaïrese kunstenaar Tshimumba Kando-Matulu (1947-1981, verdwenen) over de laffe, achterbakse politieke moord op Lumumba, Mpolo en Okitode. Patrice Lumumba was de eerste president van toen nog Kongo, nu Zaïre, en hij werd samen met politieke medestanders om zeep geholpen. Zij werden op 17 januari 1961, zonder enig proces, vermoord. Tot ik dit boek kocht en bekeek kende ik deze schilder, van zeer geëngageerde kunstwerken, tot mijn schande niet. Op zich niet vreemd, ikke ben klein en de wereld is groot, maar toch! Ik weet nog dat Patrice Lumumba vermoord werd, ik was pas dertien jaar, maar herinner me het nieuws nog goed. Het moest nog minstens dertig jaar duren voordat in Europa, met name in Nederland, het bewustzijn bestond dat Afrika überhaupt moderne kunstenaars had. De meesten van ons kenden slechts hun toeristische houtsnijwerk, of hun oude mysterieuze, vaak prachtige maskers. Zelf was mijn eerste confrontatie met de moderne professionele Afrikaanse kunst, de tentoonstelling: Les Magiciens de la Terre, in Centre Pompidou in Parijs in 1989, waar voor het eerst een grote museale tentoonstelling georganiseerd werd, waarbij de helft uit moderne Afrikaanse kunstenaars bestond. Ik keek m’n ogen uit.

Behalve thematisch zijn er schilderkunstig weinig overeenkomsten tussen Tshimumba Kando-Matulu en Dáreece Walker, behalve het feit dat beiden figuratief werken. Wel protesteren beiden fel tegen fundamenteel en ontoelaatbaar onrecht in de geschiedenis van hun land.

Romare Bearden’s werk kende ik uit catalogi. De confrontatie met zijn fysieke schilderijen en tekeningen was opwindend. Hij toonde een paar van zijn bijzondere schilderijen, waarbij het gebruik van collage in het schilderij zo kenmerkend is. Het deed me denken aan het collage element in vroege schilderijen van o.a. Pablo Picasso en George Braque, maar zijn thematiek is van een totaal andere orde.

Kehinde Wiley (1977) werd bekend als portretschilder, o.a. van Barack Obama. Hij heeft een Nigeriaanse vader en een Amerikaanse moeder, maar hij groeide op in Amerika. Wel representeert hij, met zijn eigen lichaam, twee culturen. Zijn portretten zijn soms gebaseerd op klassieke schilderijen, zoals dat van Napoleon op z’n steigerende witte hengst van Jacques-Louis David, maar dan als zwarte keizer. Zij hebben bijna altijd een ‘patroonmatige’ decoratieve achtergrond, die aan de vele decoratieve Afrikaanse stoffen, maar bijvoorbeeld ook aan de achtergronden van vele portretten van Gustave Klimt en het Fin de Siècle van Wenen en Jugendstil doen denken. Ongetwijfeld hebben Wiley’s gedeeltelijk Nigeriaanse roots hem op het spoor gezet van Uzo Egonu (1931-1996), de intrigerende Nigeriaanse schilder van vaak ‘wervelende’ complexe composities, die zijn carrière in Londen maakte. En waarschijnlijk kende hij ook de klassieke schilder Ben Enwonwu (1917-1994). En niet te vergeten, Oladélé Ajiboyé Bangboyé, die qua leeftijd het dichtst bij hem staat, en wiens werk op Documenta X te zien was. In dezelfde grote benedenzaal toonde ook de jonge Devan Shimoyama (1989) zijn drag queens met juwelen op hun ogen, zodat hun identiteit niet zichtbaar wordt, en hun werkelijke identiteit verborgen blijft. Yoni Shonibare (1962, Nigeriaan, maar geboren in Engeland) vindt ik terug in het boek The Short Century. Hij maakt veel werk met uitbundig bedrukte stoffen, waarin de Afrikaanse mens zich zo prachtig kan hullen, maar die in Nederland geproduceerd, ja zelfs ontwikkeld zijn, en tot op heden ten dage ontworpen worden door de firma Vlisco in Helmond. In het boek staat zijn werk: One Hundred Years, 2000. 125 stuks ingelijste kleurrijke stoffen van bovengenoemde firma afgebeeld. Trouwens, de fotograaf Cas Oorthuys heeft aan die stoffen, en de dragers daarvan, een prachtig fotoboek geweid, getiteld: Guaranteed Real Dutch.

We lopen in Harlem, in een straat met oude hoge herenhuizen voorzien van trappen, die naar de verhoogde eerste etage leidden. Voor ik het weet lopen we in het schilderij: Midsummer Night in Harlem van Palmer Hayden (1890-1973). De hitte is, ondanks de avond nog goed voelbaar. We zitten en hangen met z’n allen op de trappen. Een paar vrienden rijden, met teveel en luid claxonnerend, in een open T-Ford voorbij. Iemand tokkelt op een gitaar. Iedereen hangt uit de ramen. Het is goed toeven hier. Aan het eind van de straat staat geruststellend de kerk. Het is 1936, het jaar waarin Palmer Hayden dat schilderij maakt.

De Tweede Wereldoorlog is in aantocht, maar de Eerste Wereldoorlog is pas achttien jaar voorbij als Horace Pippin, die de oorlog als soldaat in Europa aan den lijve meemaakte, getuigt in grandioze confronterende schilderijen.

In 1936 zijn de Belgen nog volop de baas in, wat toen, Belgisch-Kongo heette. De gezagsverhoudingen zijn op oude foto’s goed zichtbaar. De zwarte mensen beulen zich af, de witte mensen, in wit tropenkostuum, inspecteren en overzien de zaak. De wereld op z’n smalst. Ordinaire uitbuiting met het smoelwerk van beschaving.

Zo’n beetje vanaf 1948 begint in Zuid-Afrika de segregatie, de rassenscheiding wordt officiële politiek, en president Hendrik Verwoerd (1901-1966) het gezicht ervan. Die rassenpolitiek werd gesanctioneerd door theologische opvattingen van ultra extreme Gereformeerde sekten. Pas als Nelson Mandela in 1990 uit de gevangenis vrijgelaten wordt, komt langzaam de kentering. En zijn de eerste vrije verkiezingen in 1994, waarna Nelson Mandela de eerste zwarte president wordt.

William Kentridge (1955) wordt als kunstenaar wereldberoemd, omdat hij o.a. in het kunstwerk Black Box (2005), de brute genocide op de Herrero en Nama bevolking in Namibië verbeeldt. Tussen 1904 en 1908 werden daar door de Duitse overheersers, onder leiding van generaal Von Trotha, 80.000 mensen vermoord.

In 1955, in de zuidelijke staat Alabama van de USA, weigert een vermoeide moedige Rosa Parks (1913-2005) haar plaats in de bus, in het gedeelte achterin dat voor zwarten gereserveerd is, aan een blanke af te staan, omdat het witte gedeelte vol is geraakt. Zij krijgt een boete, weigert die te betalen, en wordt in 1956 veroordeelt wegens verstoring van de openbare orde. Martin Luther King krijgt lucht van die zaak, en start een actie om de segregatie wet in het openbaar vervoer at te schaffen, die uiteindelijk slaagt.

De Ku Klux Clan terroriseert ondertussen de zwarte medemens, in naam van de blanke suprematie. Verschrikkelijke beelden van lynchpartijen verschijnen overal. En nu, vijfenzestig jaar later, spuwt een idiote Amerikaanse president, dodelijke gifstromen over het geteisterde land, waarbij de zwarte Amerikaan, opnieuw het slachtoffer is. Op één hoop gegooid met andere minderheden, geterroriseerd om het simpele feit dat zij bestaan, en op zoek gingen naar werk en huisvesting.

Is het daarom dat Charles White (1918-1978) maakte wat hij maakte. Deze in Chicago geboren kunstenaar tekende en schilderde uitsluitend de wereld van de zwarte Amerikaan. Zijn beroemdste werk is dan ook: The Contribution of the American Negro to American Democraty (1943). Een muurschildering op Hampton University, waarop de grote verdiensten van zwarte mensen voor de USA te zien zijn.

William H. Johnson maakt ondertussen zijn krachtige, kleurrijke folk-art achtige schilderijen en prenten, gerelateerd aan het dagelijkse leven van de mensen om hem heen, bijvoorbeeld jazzmusici, daar in Harlem.

Wadsworth Jarrell (1929) en Gerald Williams (1941) verrassen me met hun wervelende kleurrijke voorstellingen, waarbij de afgebeelde personen uit een werveling van kleur, patronen, en soms teksten tevoorschijn getoverd moeten worden. Jarrell’s verblijf in Afrika heeft hem diep beïnvloedt. De Senufo, een volk dat leeft in het noorden van Ivoorkust, kreeg zijn speciale aandacht.

Emory Douglas (1943) is met zijn posters en Black Panther-kranten aanwezig. Hij is ook de ontwerper van de Black Panther posters, die in Den Haag door West op een indrukwekkende manier werden tentoongesteld. Hij was in Den Haag als deelnemer aanwezig bij een driedaags congres, dat door West werd georganiseerd. Op dit congres, dat breed uit waaierde qua problematiek, kwamen zwarte kunst, de appreciatie en minachting daarvan, en de zwarte strijd tegen racisme, wereldwijd en ook in Nederland, uitgebreid voor het voetlicht. Zéér indrukwekkend!

Ik loop de grote trap af naar de benedenruimte, kijk vluchtig rond, en mijn oog valt op de schilderijen van Henry Taylor (1958). Van hem hingen er, in die benedenzaal, twee indrukwekkende schilderijen. Simpele alledaagse onderwerpen, maar wat een monumentaliteit! Wat een schilderkunst!

Todd Gray (1954) toonde zijn complexe werk, dat het midden houdt tussen schilderkunst, totografie en sculptuur, in dezelfde zaal als het eveneens gecompliceerde gender en sekse gerelateerde werk van Lyle Aston Harris (1955), wiens leven zich in twee steden afspeelde afspeelde; Dar es Salaam (Tanzania) en New York.

LaToya Ruby Frazier (1982) imponeerde mij met haar fascinerende zwart-wit foto’s van dagelijks leven, zoals je moeder die je haar fatsoeneert. Zij begint vanaf haar zestiende jaar haar familie te fotograferen. Gordon Parks (1914-2004), de beroemde fotograaf en filmregisseur, functioneerde als voorbeeld, maar ook beroemde witte fotografen als Dorothea Lange (1895-1965) en Evans Walker (1903-1975), die arm Amerika, o.a. ten tijde van de Grote Depressie, zo overweldigend in beeld brachten.

David Goldblatt (1930-2018), een witte geëngageerde Zuid-Afrikaanse fotograaf, die niet zozeer het raciale geweld zelf fotografeerde, maar meer de voorwaarden daarvan, maakten het bewustzijn over racisme goed zichtbaar en invoelbaar. Zo zie je dat, zowel in Afrikaanse landen als in de Verenigde Staten, fotografen vaak dezelfde thema’s tot onderwerp maken. Namelijk het dagelijks leven van groepen mensen die, in niet te tolereren omstandigheden, veroorzaakt door raciaal geweld en armoede, moeten zien te overleven.

Robert Colescott (1925-2009) deconstrueerde, net als Kerry James Marchall, westerse meesterwerken, bijvoorbeeld de Venus met spiegel van Diego Velazquez, en verving in zijn heftige fascinerende schilderijen, de witte personen voor zwarte, aldus die geschiedenis ‘herbeeldend’. Zoals Kerry James Marchall (1955) in zijn schilderij: Nude (spotlight) 2009, een zwarte Olympia schilderde, die zéér zichtbaar in een spotlight naakt op bed ligt. Een werkelijk prachtig schilderij.

Met deze tentoonstelling heeft Rob Perrée ons goed inzicht gegeven in het feit dat in de kunst de kleur van je huid geen rol zou moeten spelen. En dat een aparte tentoonstelling van zwarte kunst niet nodig had moeten zijn. Maar dat de relatieve onbekendheid met zwarte kunstenaars en hun productie bij witte mensen ons drukt op het simpele feit, dat ras en afkomst zéér onterecht nog steeds een grote rol speelt in de waardering ervan. Het is nu 2020, en de fotograaf Carl van Vechten, de oudste deelnemer aan de tentoonstelling werd al honderdveertig (140!) jaar geleden geboren, niet zo heel lang na de afschaffing van de slavernij. Die werd pas officieel afgeschaft in 1865, na de burgeroorlog tussen de Zuidelijke en Noordelijke Staten. En nog steeds moet Dáreece Walker, één van de jongste deelnemers aan de tentoonstelling, in 2015 een tekening maken over raciaal geweld. Dat onvoorstelbare geweld dat nu nog dagelijks aan de orde van de dag is!

Zoals al gezegd beschrijft Rob Perrée in zijn boek: ‘Postcards from black America’ niet alleen een flink aantal zwarte kunstenaars, die na 1970 aan de gang zijn gegaan, maar geeft hij tevens een verslag van zijn leven in de wijk Brooklyn, New York in de negentiger jaren van de vorige eeuw. Daarnaast beschrijft hij de zwarte emancipatie beweging na de trek naar de grote steden in het noorden. Hij schrijft over de Harlem Renaissance, in de eerste kwart van de twintigste eeuw, en de ondergang daarvan door de beurscrash van 1929, die de daarop volgende ineenstorting van de economie in Noord-America veroorzaakte. En hoe dat het emancipatieproces van Afro-Amerikanen in een lange terugval stortte. De Civil Rights Movement uit de vijftiger en zestiger jaren, waarin Martin Luther King zo’n grote rol speelde, komt uitgebreid aan de orde. Maar ook de Nation of Islam, met als woordvoerder Malcolm X. Ook de Black Panthers, opgericht door Stokeley Carmichael, worden uitgebreid gememoreerd. Maar ook initiatieven van kunstenaars, zoals de oprichting van de groep Spiral, door Romare Bearden, Norman Lewis, Charles Alston en Hale Woodruff. De discussies binnen deze groep varieerden van esthetiek tot politiek engagement. Kortom, Perrée schetst ons, als in vogelvlucht, en in brede perspectieven, de Afro-Afrikaanse strijd om erkenning, op alle niveau’s van de samenleving. En illustreert dit met korte beschrijvingen van zwarte kunstenaars.

Een boek, dat zeer de moeite waard is om te bestuderen. Het is dan ook terecht dat juist hij gevraagd werd dit prachtige overzicht van Afro-Amerikaanse kunst samen te stellen.