verhaal (8 juni 2020) – geheim
met Hendrik de Vries, Johan Dijkstra, Alfred Kubin, Ger Langeweg en Otto Egberts
De titel van de catalogus die op tafel ligt is: ‘t geheimste is geheim gebleven’. Het boek verscheen naar aanleiding van de solotentoonstelling van Hendrik de Vries in het Groninger Museum in 1996. En het is deel 3 van een serie over de Groninger kunstenaarsgroep De Ploeg.
De tekst van deze catalogus is zorgvuldig gelezen, en de afbeeldingen goed bekeken. De meeste mensen kennen hem uitsluitend als de dichter Hendrik de Vries. Maar hij tekende fanatiek, al sinds zijn vroege jeugd. Zijn vader, Wobbe de Vries, een befaamd filoloog, probeerde hem op andere gedachten te brengen door te zeggen: niet tekenen, maar rekenen.
Maar de kleine Hendrik was niet te vermurwen. Naast tekeningen maakte hij schilderijen. Ook werd hij kunstcriticus, samen met bentgenoot Johan Dijkstra. Beide waren werkend lid van De Ploeg. Johan Dijkstra werd bekend met expressionistisch geschilderde landschappen, en Hendrik de Vries voornamelijk met ‘duistere’ tekeningen. Het duurde lang voordat iemand er echt aandacht aan besteedde. Hij was vooral bekend als dichter. Een uitzonderlijk, maar zéér gewaardeerd dichter. Een romanticus pur sang.
Er bestaat een beschrijving van de toenmalige directeur van het Groninger Museum Jos W. de Gruyter, waarbij deze in 1956, In het kleine atelier ten huize van Hendrik de Vries honderden zwart-wit tekeningen bekeek, zittend, hangend, liggend en zwevend, zo vol was het daar. Het stadsbestuur van Groningen had hem verzocht een jubileum tentoonstelling voor zijn beroemde zoon te organiseren, in verband met zijn zestige verjaardag. Er was eigenlijk niemand te vinden in Nederland toentertijd die zo tekende. En het verbaast dan ook niet dat het verband met de Oostenrijker absurdist Alfred Kubin gelegd werd. Hoewel het ook aan de bizarre tekeningen van de Nederlandse kunstenaar Ger Langeweg (1891-1970) doet denken.
De lijn die getekend wordt ontrolt een pad in een onbekend landschap. Dat pad maakt je nieuwsgierig, misschien brengt het je in een landschap dat je nog niet kent, dat nog in kaart gebracht moet worden. Terra incognito. Daar waar niet alleen jij vreemdeling bent, maar waar iedereen vreemdeling is. Waar nieuwe vergezichten ontstaan. Waar je al tekenend het terrein moet zien te ontcijferen. Waar iedere ontcijfering een loopje met je neemt, zodat je er weer achteraan moet. En dat eindeloos. Tot je atelier vol ligt met tekeningen, die de puzzelstukken blijken van een jouw onbekend land, jouw land, dat je nog lang niet in kaart gebracht hebt. Waar jij jezelf ontmoeten zult , en dan misschien niet beseft dat jij dat bent. Het geheimste…
Ik ben voortdurend doende mijzelf ‘af te drukken’, maar ik kan het origineel niet vinden. Dit citaat staat voorin de monografie van Otto Egberts uit 2007. Sinds niet al te lang is Otto niet meer bij ons. Zijn wonderlijke en bijzondere werk heeft zijn natuurlijke einde gevonden. Maar ik kijk nog vaak en graag naar zijn werk. Dat ernstige werk confronteert je met de donkere kant van ons bestaan, hoewel de humor steeds om de hoek loert. De ‘donkere’ speelgoedtrein (reis i.h.k.v. opera, 1998) die tijdens zijn solotentoonstelling in het Schiedams Museum sinister heen en weer reed, van kopstation naar kopstation, een wagon gevuld met huisvuil achter zich aanslepend, was van een beklemmende schoonheid. Daarbinnen in de kopstations keerde de trein, om terug te rijden. Eindeloos.
We zijn een enkele keer bij elkaar op het atelier geweest, waar we goed naar elkaars werk gekeken hebben, en onze gedachten en gevoelens gedeeld. Otto nam het leven niet licht op, maar in zijn werk gloeit altijd een ‘donker’ geformuleerde hoop. De laatste schilderijen zijn dikwijls grijze abstracte ‘landschappen’, wonderschone landschappen waarin je weinig houvast vindt, die weliswaar ‘gesloten’ zijn, maar beslist niet ontoegankelijk. Ze zijn eerder een wat stugge, maar mooie uitnodiging om er in rond te kijken, erin te verdwalen, je weg te vinden. En op dat moment kom je Otto tegen. Dan staat hij in de deurpost te wachten, en nodigt je uit. Zijn ‘landschappen’ zijn landschappen van de geest, net zoals bij Hendrik de Vries. ‘Geprofessionaliseerde twijfel’, noemde Otto het zelf.
Misschien is ook bij hem het geheimste geheim gebleven.