verhaal (25 augustus 2020) – de kleine geschiedenis
met Svetlana Alexijevitsj, Alexsandr Dejneka en Erik Bulatov
Misschien dat de geschiedenis voortaan met een kleine letter geschreven zou moeten worden. Wellicht moet hij van zijn sokkel gehaald worden. Niet langer De Geschiedenis zijn waar wij tegenop moeten kijken. Maar tussen ons in staan als een kleurrijk familielid. Niet als dat verschijnsel in wiens glorierijke licht wij een nieuwe Toekomst tegemoet treden.
Deze gedachten dringen zich aan mij op terwijl ik het verbijsterende boek: ‘de oorlog heeft geen vrouwengezicht’ van de de Wit-Russische journaliste Svetlana Alexijevitsj lees.
Altijd weer doelen nastreven. Heilige doelen. Steeds maar weer formuleren hoe de toekomst ons de lang verwachte oplossing brengt. In de beeldende kunst, mijn vakgebied, zijn er denkers, die ons steeds weer voor ogen houden dat de laatste avant-garde, de enig juiste oplossing biedt. Natuurlijk haasten ze zich om, vooraf, uit te leggen dat het verschijnsel avant-garde als zodanig achterhaald is. Maar zij bedoelen toch een nieuwe voorhoede, waarvan het gezicht nog vormgegeven moet worden. Of zoals één van hen in een interview ooit zei: waarschijnlijk herkennen wij de kunst van de nabije toekomst niet als kunst. Vermoedelijk ziet die er totaal anders uit. Hij concludeerde daarbij tevens dat de ‘gewone’ kunst van deze tijd, zoals te zien op artfairs, weliswaar een algemeen geaccepteerd verschijnsel is, maar toch slechts bedoeld is voor die enkele liefhebber. Maar een, maatschappelijk gesproken, irrelevant verschijnsel. En, in ieder geval, voor de revolutionaire maatschappelijke ‘werking’ van de kunst van de toekomst, niet ter zake doende.
Nu is het een ontroerend verschijnsel dat individuen zich een voorstelling van onze mooie en eindelijk bevrijdende toekomst gaan maken. Maar de geschiedenis, met kleine letters, probeert ons wanhopig duidelijk te maken dat we daar misschien toch nog eens een nachtje over moeten slapen. De Geschiedenis, met hoofdletters, stimuleert ons om grootse vergezichten te schetsen. En fluistert in de grote oren van de slimsten onder ons: vooral doen hoor! Maar De Geschiedenis lijkt niet te kunnen luisteren naar individuele ervaringen, naar de kleine geschiedenis.
Svetlana Alexijevitsj laat in haar boek zien, dat wanneer je de vrouwen die in de Tweede Wereldoorlog als militair gevochten hebben aan het woord laat, dat De Geschiedenis zoals wij die kennen van zijn sokkel moet om plaats te maken voor de geschiedenis, die niet zo nodig een sokkel hoeft. Dat de geschiedenis verbonden is aan ‘kleine’ ervaringen, héél persoonlijke, en soms piepkleine gebeurtenissen. Zoals een onverwachte geur of een teder gebaar. Dat de geschiedenis, met kleine letters, een menselijk gezicht krijgt, en niet een grotesk ideologisch masker, zoals De Geschiedenis.
Op dit moment komt bijvoorbeeld de bevolking van Wit-Rusland massaal de straat op, niet langer bang voor de terreur van dictator Alexandr Loekasjenko, scandeert zij simpel: ga weg, ga weg, ga weg. De geschiedenis, met kleine letters, in de vorm van een paar moedige vrouwen, met in hun kielzog de hele bevolking, heeft hem gereduceerd tot een doodgewoon angstig mannetje, dat machteloos met een pistool in zijn hand, probeert te redden wat er te redden valt. En zijn vrienden in Rusland wachten rustig af, wanneer hun ‘orde’ troepen daar nodig zijn tegen die opstandige bevolking. Ik ben bang dat met de hulp van grote broer Rusland de dictatuur nog kan overleven. Maar hoogstwaarschijnlijk is de prijs hoog. En dat allemaal aan de grens van ons moedige ‘verenigde’ Europa, dat toevallig net de andere kant opkijkt.
In haar zeer verontrustende boek reist Svetlana Alexijevitsj de hele voormalige Sovjet-Unie door, op zoek naar verhalen, zeker, maar vooral op zoek naar de ziel. Naar wat er overblijft van een mens na een verblijf in de hel. Ze zoekt niet, uitdrukkelijk niet naar heldendaden. Ze wil geen Geschiedenis schrijven. Het doet me denken aan de uitspraak van een Zen priester die gevraagd werd naar zijn voorstelling van de hel. Zijn antwoord luidde: de hel, die is hier op aarde. Ze schrijft dit boek als een grote collage van gebeurtenissen die vrouwen haar, zij het vaak met grote moeite, vertellen. Over hoe ze, als scherpschutter, na het doden van de eerste Duitser, hun jeugd niet meer terug konden vinden. Het ene gruwelverhaal na het andere. Hoe ze, op eenentwintig jarige leeftijd, met grijs haar de oorlog uitkwam. Ze was een jonge, oude vrouw geworden. Veel vrouwen zeggen haar dat ze zo’n veertig jaar hebben zitten wachten, tot iemand hen naar hun oorlogsherinneringen kwam vragen. Ze had het boek pas in 1985 tijdens de Perestrojka van Michaël Gorbatsjov kunnen publiceren. En het in 2002, compleet herzien en voorzien van die delen die door de Sovjetcensuur geschrapt waren, opnieuw uitgegeven. Onder het regime van Leonid Breznej was ‘kleine’ geschiedenis niet toegestaan. Heldenverhalen, die moesten verteld worden! Mythes moesten worden gecreëerd. Joeri Andropov volgt Brezjnev op, met in zijn kielzog Konstantin Tsjernenko, en het duurt nog tot 1985 voor de Perestrojka kan beginnen.
Na haar ballingschap in West-Europa, en het ontvangen van de Nobelprijs voor de literatuur in 2015, leeft Svetlana Alexijevitsj nu weer in Wit-Rusland en strijdt mee om de tiran Alexandr Loekasjenko af te zetten.
Als je de socialistisch realistische schilderijen van bijvoorbeeld Alexsandr Dejneka (1899-1969) bekijkt, straalt je in dat werk een glorieuze Sovjet toekomst tegemoet. En wel de onoverwinnelijke Toekomst van de USSR. En dan gezien door de ogen van een kunstschilder. Het industrieel optimisme lacht je in deze schilderijen toe. Een jonge vrouw en man die samen een raket fabriceren, of een stalen geraamte van een gebouw construeren. Twee jonge vrouwen die lachend zwaar industrieel werk doen. Gezonde mannen en vrouwen die in lange rijen, en met frisse moed paraderen, of sportief het onderste uit de kan halen. Op alle niveau’s, ook op zijn propagandaposters, werd gesuggereerd je in te zetten voor de ‘goede’ zaak. Terwijl Erik Bulatov (1933-), dat hoogstaande ideaal in schitterende schilderijen van visueel scherp commentaar voorziet. Terecht beroemd is zijn schilderij: horizon (1971) geworden waarin een aantal mensen (op de rug gezien) het strand oploopt, waarbij de zee niet overgaat in de lucht, maar in een rode band met boven en beneden gouden banen, en pas daarboven de heldere blauwe lucht met wat lichte schaapjeswolken. Of dat schilderij waar een aantal mensen, alweer op de rug gezien, op een vrij lege boulevard lopen. Verderop in het schilderij loopt Lenin hen, meer dan levensgroot, op een enorm billboard, monter tegemoet. Het grote streven van de Sovjetstaat naar het perfecte collectieve geluk , daarin voorafgegaan door grote leiders, wordt in die schilderijen op de hak genomen, in een visuele taal die iedereen begrijpt.
Maar natuurlijk is het kapitalisme geen haar beter, al draagt ze het masker van de Vrijheid. Maar het craquelé van dat masker vertoont steeds grotere scheuren. En de ‘verworpenen der aarde’ (ja, ze bestaan nog) binnen dat verafgode neo-liberalisme vervallen nog meer tot economische slavernij. Met als leugenachtig slogan: wees een verstandig mens, grijp je kans, wordt ‘zelfstandige’, want dan wordt je rijk en ‘gelukkig’.
Maar wat is de werkelijkheid, de voedselbanken kunnen het werk niet aan!