verhaal (7 juni 2020) – stedelijke verbeelding

met Maria Helena Vieira da Silva, Paula Rego, Louise Bourgeois

verhaal (7 juni 2020) – stedelijke verbeelding

Amalia Rodrigues zingt haar fado’s. Mijn huis vult zich met Portugese melancholie. Met de Zwitserse schrijver Pascal Mercier ga ik mee naar Lissabon in zijn roman; ‘nachttrein naar Lissabon’. Ik bevind me in de Gordiaanse knoop van dit verhaal, ik betreed het Lissabon van het autoritaire repressieve Salazar regime, waarbij willekeur en wreedheid aan de orde van de dag zijn, en de macht van de Rooms Katholieke Kerk nog veel te groot. In 1974 maakte de linkse Anjerrevolutie een einde aan het autoritaire regime van Marcello Caetano (een trouw medewerker en opvolger van Salazar), en kon Portugal opgelucht adem halen, en op weg gaan naar een democratie, met Mário Soares als premier en later president.

De catalogus met de schilderijen van Maria Helena Vieira da Silva (Lissabon 1908-Parijs 1992) wordt teruggeplaatst in de boekenkast. Even was ik verdwaald in haar fijnzinnige abstracte werk uit de vijftiger jaren. In haar atmosferische perspectivische schilderijen die het grootstedelijke gevoel majestueus oproepen. Op het internet vind ik ook een vroeg zelfportret van haar. Een jonge vrouw kijkt ons aan, rustig en ernstig. En dat schilderij doet me denken aan het werk van Paula Rego (Lissabon 1935-). Deze eveneens Portugese, maar in Londen levende, grande dame van bizarre magisch realistische schilderijen, bevolkt door vaak lijdende individuen, brengt mij terug naar deze tijd. Haar echtgenoot Victor Willing, eveneens kunstschilder, overleed aan multiple sclerose, en je vindt veel lichamelijk ongemak in haar werk. Schitterend verbeeld. Een schilderij waarbij waarbij de ene vrouw de andere helpt haar onderbroek aan te trekken is van een pijnlijke schoonheid. We worden op fascinerende wijze met de neus op het feit gedrukt dat de mens kwetsbaar is, en eigenlijk niet zoveel voorstelt. Even blazen, definitief omgevallen. In haar werk stellen eenvoudige menselijke handelingen, zoals een mevrouw die simpelweg in een stoel zit, je voor raadsels. Iets klopt er niet! Maar wat?

De vingers van mijn hand kruipen als de poten van een spin over de tafel. Het kind in mij speelt een spelletje. Nu sluipen die vingers om het, met een pauw gedecoreerde ontbijtbordje heen. De schaduwen van mijn vingers maken dreigende vormen. Maman, de reuzenspin van Louise Bourgeois verschijnt om het spel te overschaduwen. ik heb niets meer te zeggen. Zij regeert. Moeders wil is wet, was een gezegde uit de vijftiger jaren.

Verbeelding als zodanig is een wonderlijk verschijnsel. Onder je schilderende hand ontstaat een wereld die aan eigen wetten lijkt te gehoorzamen. Alsof jouw hand gestuurd wordt. Nu weet iedere kunstenaar dat dat alleen maar zo lijkt. Zonder jouw schilderende hand geen schilderij. Maar toch… Als Alice in Wonderland kom je in een vreemde wereld terecht, waar andere gebruiken en wetten zijn. Waar wonderlijke zaken gebeuren. Maar op 20 juni j.l. was er ‘s avonds laat op televisie een documentaireprogramma dat PUSH heette, dat mij in zo’n absurde wereld binnenbracht, dat ik me aan mijn stoel moest vastgrijpen van verbijstering. Het onderwerp was wereldwijde woningspeculatie. Waarin hedgefunds hun morbide tentakels over de wereld van het vastgoed uitspreiden. En dan stap je pas echt in een krankzinnig geworden wereld. Één waar de kunst echt niet tegen op kan. Waar de verbeelding zoet als een onschuldige baby met haar duim in haar mond zit weg te kwijnen. Één waardoor hele wijken in wereldsteden leeg staan, omdat complete huizenblokken meer opleveren als ze leeg blijven. Waar gewone burgers, voorzien van keurige banen, er slechts van kunnen dromen dat ze daar ooit (weer) zouden kunnen wonen. Of eenvoudig moeten verhuizen naar buiten de stad, en uit de wijk waar ze nota bene geboren en getogen zijn, omdat hun huizen onbetaalbaar geworden zijn. Ze worden er massaal uitgezet, en als het moet, onder bedreiging uitgegooid. Er is altijd wel een juridisch ‘excuus’ te vinden. Want de panden moeten gerenoveerd, om ze vervolgens om speculatieredenen leeg te laten. Het ging over wereldwijde problematiek, maar met name steden als Toronto, Caracas, Londen, Barcelona en Seoul werden onder de loep genomen. De stad als zandbak voor de miljardairs. Één grote witwaspraktijk, met de belastingparadijzen als legaliserende danspartner, en de banken als ongeduldig wachtende danslustige. ‘Money makes the immoral world go round’, nietwaar? Want als je dan zo slim bent, waarom ben je dan niet schathemelrijk? En als je arm bent gebleven, ben je eenvoudigweg een sukkel, een ‘loser’.

De Kunst, die dakloos geworden Kunst, staat met een bedelnap op straat. Af en toe werpt iemand er een aalmoes in. ‘Dank U wel’, klinkt het zacht. De aalmoes gever staat stil, draait zich om, en zegt op strenge toon: ‘maar wel doorgaan met je kunstjes, hoor!’ ‘We doen ons best’, maar het moet wel gaan’, fluistert de Kunst.

De ‘stedelijke’ verbeeldingen van Maria Helena Vieira da Silva staan trots te pronken. Zij maken zich nog wat groter, alsof ze willen zeggen; kijk goed naar ons, bij ons kun je verblijven waar en wanneer je maar wilt. Want wij zijn gemaakt voor iedereen.