verhaal (26 april 2020) – de tekenaar
Een tekenaar zet zich aan zijn werktafel, legt een vel tekenpapier voor zich neer, en begint. Hij tekent een rechte lijn die, ongeveer op één derde een halve cirkel naar links maakt, en op tweederde weer recht wordt. Daaronder tekent hij eenzelfde soort lijn, enzovoorts, tot het vel vol is. Als het vel vol is, kijkt hij even voor zich uit, naar de binnenplaats, waar de rooie kater van de buren op de houten schutting rondhangt. Hij maakt een paar grimassen naar de kat, die hem als een sfinx beloert. Hij neemt een slok water uit het glas dat op zijn bureau staat, en pakt het volgende vel tekenpapier.
Buiten, op straat, lopen de mensen in bochten om elkaar heen. De meesten proberen dat zo omzichtig mogelijk te doen, bijna onopvallend, anderen maken er werkelijk werk van. Een ballet aan sierlijke, en minder sierlijke bochten wordt, van ‘s morgens tot ’s avonds, uitgevoerd.
Onze tekenaar is bijna fanatiek te noemen in het tekenen van rechte en gebogen lijnen. Maar hij brengt wel variatie aan; de ene dag tekent hij horizontale lijnen, de andere dag verticale. Een derde dag zijn zijn lijnen vrijwel geheel gebogen. Hij zet zijn potlood op papier, en beweegt zijn hand vrijwel onmiddellijk naar links, om vervolgens te zwenken naar rechts, zodat er uitsluitend gebogen lijnen ontstaan. Als hij ‘snelwandelt’ zien ze er ‘haastig’ uit. Als hij zijn potlood zo traag als een schildpad voortbeweegt, zien de lijnen er min of meer hetzelfde uit, maar zijn ze ‘langzaam’. Hij, de choreograaf van de gebogen lijn.
De drone registreert al deze bewegingen, en in de meldkamer, tussen de vele tientallen schermen, kan iemand het niet laten ronde lijnen te gaan dansen. Met als risico dat de beelden niet goed meer in de gaten worden gehouden, zodat het gevaar loert dat deze ‘waarnemer’ een verboden ‘recht’gelopen lijn mist. Deze waarnemer heeft namelijk tot taak de ‘anderhalve’meter samenlevingscode te handhaven. Wordt er een ‘overtreder’ aangetroffen, dan kan de drone het ‘woord’ tot de persoon in kwestie richten.
Soms brengt onze tekenaar nog een variatie aan. Hij tekent lijnen die, om de beurt, naar links en naar rechts afbuigen. Bijvoorbeeld, de bovenste lijn buigt zich naar links. de daaronder liggende lijn naar rechts. Zodat er in wezen een plein in de straat ontstaat. Een plein dat, naarmate de lijnen wijder uit elkaar liggen, steeds ruimer wordt. Zodat, de mensen, die op dat ruime plein rondlopen, elkaar in rechte lijnen kunnen passeren, en ruim afstand van elkaar houden, om de eenvoudige reden dat het plein zo groot is. Het enige nadeel is dat degene die de dronebeelden bestudeert, nu niets meer te dansen heeft. Of het moet een ballet van strakke perfect uitgevoerde rechte lijnen zijn.
Natuurlijk bestaat er ook het ‘flauwe’ bochtenwerk. Een straat inwandelen, een passant, een kleine bocht. Niet netjes, stoep op en af. Maar dat is voor de sjoemelaars, voor degenen die niet goed kunnen wennen aan de ‘nieuwe’ orde. Voor die lui, die eigenlijk zo snel mogelijk terug willen naar het vroegere ‘normaal’. Toen je elkaar bijna aanraakte als je elkaar passeerde. Toen de wereld nog bestond uit gekus en geknuffel. Uit, op korte afstand, in gesprek gaan met elkaar. Zonder het gevaar van verspreiding van dat virus. Dat is waar de sjoemelaars naar terug verlangen.
Onze tekenaar heeft het één keer geprobeerd; het flauwe bochtenwerk. Maar het werkte niet, hij werd er bijna onpasselijk van. Nee, hij moet het hebben van het goed geformuleerde ‘bochten’werk. De bijna perfecte halve cirkel. Natuurlijk weet hij dat er ook vierkante pleinen bestaan, maar die heeft hij als categorie geschrapt. Hij heeft ook nog niemand gezien die ‘rechte’ hoeken liep. Ook niet op vierkante of rechthoekige pleinen. Hoewel hij zo beelden kan oproepen van lui die rechte gedrilde hoeken lopen, gevaarlijke lui. Op de grote lege pleinen van de stad zie je vrijwel niemand meer. Een enkele keer steekt er iemand zo’n plein over. Meestal gehaast, zo niet rennend, en in een diagonaal. Alsof er een grote mythologische roofvogel boven dat plein zou hangen. Alleen kleine kinderen hebben nergens last van, zij scharrelen dat plein op , alsof het niet ‘leeg’ is. Ze zien een vogel, rennen er op af, en kijken het verbaasd na als hij opvliegt. Het plein zijn ze vergeten.
Een kind draait cirkels op een groot leeg plein. Een moeder komt aanlopen om het op te vangen als het misselijk wordt.