verhaal (27 maart 2020) – een diepe buiging

verhaal (27 maart 2020) – een diepe buiging

Een man maakt een buiging, een diepe buiging. Hij maakt die ootmoedige buiging voor de kunst, en voor de kunstenaars. Hij bewondert hun creativiteit in de bizarre tijd, waarin de wereld zich nu bevindt na het uitbreken van de pandemie, veroorzaakt door een klein klotevirus. Hij doet dat in tekst, geschreven in een sympathieke e-mail. Maar (misschien?) heeft de man, die niet piepjong meer is, de eerste tekenen van een zwakke rug en bij het overeind komen voelt hij beginnende stijfte in zijn rug. In ieder geval heeft de schrijver van deze woorden een zwakke rug, en een diepe buiging terug zou hem in grote lichamelijke problemen brengen. Vermoedelijk zou hij, omdat hij zich niet goed meer kan strekken, de rest van in leven met zijn neus gericht naar de grond moeten doorbrengen. En daar past hij voor. Maar het compliment van de man met de diepe buiging wordt in dank aanvaard.

Je kunt je gemakkelijk een voorstelling maken van een oudere kunstenaar, die permanent diep gebogen door het leven scharrelt. Op zijn tekeningen vindt je vaak lijnen terug, gebogen lijnen. En steeds vaker, diep gebogen lijnen. Tekent de kunstenaar daarmee zelfportretten? De gebogen lijn als symbool voor een bepaalde manier van naar de wereld kijken. Een verslag van een blik op de wereld met de ogen gericht op de grond. Een zin uit het lied van Ramses Shaffy; ‘Sammy, kijk omhoog Sammy, want dan word je lekker nat’, gaat voor hem niet meer op.

Maar de jonge kunstenaar, met het hoofd in de wolken, richt zijn blik niet op de grond. In z’n sas met zijn eerste museumpresentatie, kijkt hij tevreden om zich heen. Hij heeft op de opening horen fluisteren (hij weet het zeker): wat een goed werk, wat een briljante jongen!’ Hij kan tevreden gaan slapen, de Goden staan aan zijn zijde, hoewel de onzekerheid hierover steeds weer om de hoek loert.

Gelukkig nemen de meeste kunstenaars een bescheiden tussenpositie in. Zij doen wat ze moeten doen. En daarmee basta.

Door de doodstille stad zijn ze op weg naar hun atelier, en als ze post-studio artists zijn, maken ze hun schildering, sculptuur, of performance op de hoek van de straat. En hun publiek staat voor het raam, klapt, en maakt wellicht een diepe buiging.

Op het internet verschijnen, aangedragen door ijverige muzen, al die andere kunstwerken in lange rijen op het scherm.

En ergens, in een zonnige kamer, gelegen aan een mooie voorjaarstuin, waar de kersenboom zojuist zijn eerste witte bloemenpracht tevoorschijn heeft getoverd, pakt iemand een kunstboek uit de boekenkast. En gaat op reis…..