De kunstboekenkast: Het wonder werkt
Coronavirus. Het nergens heen kunnen en niets open zijn geeft de kans om je eigen boekenkast te plunderen. Al die boeken die nog op hún dag aan het wachten waren. Een nieuwe rubriek is geboren: De Kunstboekenkast.
Deel 4: Het wonder werkt (verhalen over kunst) van Pam Emmerik. Querido, 2004.
Context van het boek
Dit is een essaybundel, bestaande uit 22 artikelen over kunst en cultuur. Een essaybundel bestaat meestal uit stukken die eerder in kranten en tijdschriften hebben gestaan. Ook deze artikelen zijn eerder verschenen, in NRC en De Groene.
Wat is een goed essay? Dat is weer materiaal voor een ander essay. Je hoopt in elk geval als lezer op een scherp betoog, waar je nog wat van leert. Ik hou ook van een eigenwijze, persoonlijke visie.
Toen ik nog in een boekwinkel werkte, raakte ik een keer met een klant aan de praat over dit boek en de boeken van kunstgoeroe Henk van Os – die overigens prima leesbaar is. De klant zei opeens: Dát is mooi voor anderen, ik lees liever dít. Wat ze eigenlijk bedoelde is dat Pam Emmerik – zeer globaal gezegd – verdergaat in haar essays dan de meeste schrijvers over kunst. Ze haalt er van alles en nog wat bij en spaart zichzelf niet. Eerlijker, opener, scherper. Dat is een specifieke smaak waarvan je moet houden.
Het wonder werkt is bekroond met de J. Greshoffprijs, en ze was voor dit boek genomineerd voor de AKO-literatuurprijs.
Pam Emmerik is in 2015 overleden en werd 51 jaar.
Pluspunten
Het wonder werkt is een van mijn favoriete kunstessaybundels. Drie dingen in het bijzonder bevallen mij: de energie, de taal en de vrijheid die de auteur neemt.
Het belangrijkste, vind ik, is dat de stukken niet saai zijn. Ze gooit in dit boek de standaard essaytechnieken overboord en schrijft vrijuit, losjes, improviserend, associatief, met een blik van iemand die zelf kunstenaar is (ze is onder andere bekend van een muurschildering in het Boijmans van Beuningen).
Dat gaat niet ten koste van de kwaliteit. Ze redeneert scherp en beschikt over veel kunsthistorische kennis.
Schrijven met je hele hebben en houden: dat maakt de schrijver menselijk en toegankelijk. Ze brengt daarmee zichzelf naar voren als hoofdpersoon. Dat begint meestal met een prikkelende openingszin.
“Thuis heb ik een Mexicaans kijkkastje van triplex.”
“Ik haat leugens… en eierwekkers haat ik ook.”
“‘Wat is liefde?’ had ik gevraagd.”
Maar ook minder onschuldig:
“Ik droomde dat ik anaal verkracht werd door mijn vader.”
Met die persoonlijke aanpak haalt het essay de kunst een beetje weg uit het intellectuele. Daardoor wordt kunst weer ‘normaal’, menselijk, gepassioneerd, meer zoals de kunstenaars zelf ook aan de slag waren. Dit boek heeft ook toepasselijk een getekend essay: Goudkoorts. Daarin beschrijft Pam Emmerik waarom ze kunstenaar wilde worden. Uit dat stuk komt dit mooie zinnetje:
“Mij heeft het 30 jaar gekost om mijn angst uit te spugen en elke dag van die 30 jaar bestudeerde ik mijn zojuist uitgespuugde angst met een precisie waarmee anderen hun uitwerpselen bestuderen voordat ze doortrekken. Angst zelf lijkt trouwens maar weinig op drollen.”
En intellectueel is het stiekem toch ook wel. Want het zijn juist de subtiele, losse associaties die je verrassen. Van Federico Garcia Lorca naar René Daniëls. Van Frans Hals naar Egon Schiele (en een ansjovispizza). Van outsiderkunst naar Kurt Schwitters. Van een Boeddha-expositie in Keulen naar graffiti op straat. Haar associërende gedachtegangen zijn zowel grappig als serieus en dat bijt elkaar nergens.
Je leest ook niet alleen over de grote kunstenaars – maar ook stukken over Nederlandse artiesten (Celine van Balen, Eric Hamelink, Merijn Bolink).
Leerzaam vond ik bijvoorbeeld haar stuk over de vergeten pioniers van Montmartre (Les Hydropathes en De Incoherenten). Sculpturen van brood en kaas, het eerste monochrome schilderij, kunst van niet-kunstenaars. Ik wist niet dat Sapeck al in 1882 dingen deed die Duchamp pas in 1919 zou doen.
De gepassioneerdheid liet Emmerik soms mooie zinnen schrijven, zie onderaan voor voorbeelden.
Minpunten
Af en toe vliegt ze flink uit de bocht met haar meningen. “Wat een reactionaire oude zak was die Cela, net als Buñuel trouwens.” Je kunt veel over Buñuel zeggen (dierenbeul, mensenhater) maar reactionair? Dat lijkt me uitgesloten.
Ook gaat de inhoud veel kanten op. Het associëren staat voorop, niet de informatie. De teksten vragen best wat meegaandheid van de lezers.
Memorabele passages uit het boek
“Portretten zijn een briljante noodoplossing voor het feit dat we geen gedachten kunnen lezen.”
“Want Daniëls schildert met een lef dat zelden geëvenaard wordt. Elke kwaststreek treft doel. De kwast van de schilder verteert zijn verlangens.”
[Degas schildert de familie Bellilli en kon niet met baron Gennaro opschieten] “Gennaro zit aan de rechterkant van het doek in een leunstoel, zo dicht tegen de open haard aan dat het lijkt alsof de kunstenaar ernaar verlangde hem in rook te zien opgaan.”
“En er zijn zoveel verschillende manieren om naar een kunstwerk te kijken… dat maar één ervan de juiste kan zijn, is gewoon een boekhoudersgedachte. Als je koude voeten hebt, kijk je al anders naar een kunstwerk. Of met open zweren (het zijn maar voorbeelden).”
“Tja, als iemand in zijn eentje iets vreemds doet, is hij kunstenaar of wordt hij gek verklaard. Als mensen gezamenlijk iets vreemds doen noemen ze het godsdienst. En wanneer die twee dingen op elkaar botsen ontstaat godslastering.”
“(…) volgens de samenstellers van de tentoonstelling in de Tate zijn de tegenstellingen tussen Picasso en Matisse minder groot dan altijd gedacht wordt en zijn de overeenkomsten in hun werk belangrijker. Blijkbaar zagen Picasso en Matisse dat zelf niet helder genoeg. Gelukkig is er dan altijd wel een kunsthistoricus in de buurt die het beter weet en die niet te beroerd is om nóg een paar gegevens op te diepen, vergeten kruimels op de onderkin van de geschiedenis (…).”
“Zoals vaker bij conceptuele kunst was het niet de kunstenaar, maar de toeschouwer die geniaal moest zijn. (…) Het is een gebrek dat conceptuele kunst vaker heeft: het ziet er letterlijk niet uit.”
“Hij wil naar Vermeer, die zijn favoriete kunstenaar is, ‘kijken vanuit mijn ervaring met de wereld van nu’. Wolfson stelt zichzelf daarmee centraal in de plaats van de kunstenaar, hij meet de wereld aan zijn eigen maat af. Wat mij tegenstaat in die opvatting is het eisende dat eruit spreekt, het jengelende toontje van een verwend kind. Alsof wij, met onze opgeblazen ego’s, de maat van alle dingen zouden kunnen zijn. Enige bescheidenheid tegenover de lawinekracht van de geschiedenis lijkt me gepaster. Deze wereld draait niet om ons, wij zijn slechts bezoekers.”
Dus, kortom?
Ik vind Het wonder werkt een fijne bundel, die ik graag herlees. De stukken waren al gepubliceerd maar lijken toch voor het boek te zijn gemaakt, want dat heeft een opvallende eenheid. Bij het boek krijg ik telkens het idee: zo kan het dus ook. Een gepassioneerd geschreven boek van iemand die zichzelf met haar menselijke zwakheden durft te laten zien, en toch steeds de kunst zelf voorop stelt, en van het boek over kunst ook een soort kunstproject maakt.
Deze bundel past in mijn beeld dat Nederlandse non-fictie over het algemeen heel aardig is. In eerlijke meningen geven zijn we goed. Nuchter redeneren kunnen we ook als geen ander. Anders dan in veel andere landen zijn we volgens mij vrijer om eigenzinnig te schrijven. Ik ben vaak kritisch op de Nederlandse cultuur – met name de fictiekant – maar non-fictie (denk ook aan schrijvers over geschiedenis, biologie en letterkunde), daar zijn we volgens mij beter in dan we beseffen.
Het boek is niet meer verkrijgbaar in de gewone boekhandels, wel online te bestellen via Libris, Bol.com en De Slegte.
- Kunstboekenkast 1, 2 en 3
- De Groene over de essaybundel
- Interview met Pam Emmerik in Vrij Nederland in 2014
- Interview met Pam Emmerik in Trouw in 2015 (deel 1)
- Interview met Pam Emmerik in Trouw in 2015 (deel 2)
- Sjarel Ex over Pam Emmerik
- Pam Emmerik in DBNL
- Meer artikelen over boeken over kunst en cultuur