verhaal (8 januari 2018) – Thun
In 1989 wordt ik in Thun, Zwitserland uitgenodigd om mee te doen aan een tentoonstelling op de oevers van de Thunersee. De tentoonstelling is getiteld ‘ufer los’, en vindt plaats langs de wandelpromenade die parallel aan het meer loopt. Ik scharrel langs dat meer, dat prachtige meer, met op de achtergrond majestueuze bergen en, op een eiland, een kasteelachtig landhuis. Een cliché dat beeld, een ansichtkaart.
Ik besluit deze romantische idylle te verstoren, met een sculptuur. Er staan steeds twee zitbankjes, in een bepaald ritme, langs de wandelpromenade. Voor een van de twee bankjes, zo ongeveer in het midden van de boulevard, laat ik een stalen plaat aanbrengen. Twee meter lang, zo lang is het bankje, en twee meter hoog, want dan kan je er niet overheen kijken. Nou ja, een reus misschien, maar een normaal mensenkind niet. Op ooghoogte wordt, in het midden van de stalen plaat, een deurspion gemonteerd, zodat je ‘naar buiten’ kunt kijken, als het ware. Als je op het rechter bankje zit, heb je een ‘plaat voor je kop’ die je het uitzicht verhindert. Op het linker bankje heb je ‘vrij’ uitzicht. Verstoorde illusie, het meer, het landhuis en de bergen als vreemdeling die je niet kent, maar die wel voor ‘je deur (plaat)’ staat.
Doen we open, of laten we hem buitenstaan?